Einde inhoudsopgave
Burgerlijk Wetboek Boek 5
Artikel 136 [Uitoefening rechten]
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2005
- Bronpublicatie:
19-02-2005, Stb. 2005, 89 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken: 28614)
- Inwerkingtreding
01-05-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-03-2005, Stb. 2005, 160 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Goederenrecht / Genotsrechten
1.
Hij, die krachtens het reglement verplicht is het gebouw te doen verzekeren, vertegenwoordigt de gezamenlijke appartementseigenaars bij de uitoefening van de rechten die uit de verzekeringsovereenkomst voortvloeien, en voert voor hen het beheer over de ontvangen verzekeringspenningen.
2.
Zodra tot herstel is besloten, worden de verzekeringspenningen tot dit doel aangewend, met dien verstande dat de verhouding van de waarde van de appartementsrechten na het herstel dezelfde moet zijn als tevoren. Bij de berekening van die waarde mag echter geen rekening worden gehouden met veranderingen die een appartementseigenaar in het gedeelte dat bestemd is om als afzonderlijk geheel door hem te worden gebruikt, heeft aangebracht, tenzij hij hiervan tijdig aan de vereniging van eigenaars had kennis gegeven.
3.
Herstel van schade aan gedeelten die bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, geschiedt zoveel mogelijk volgens de aanwijzingen van de appartementseigenaars die het aangaat.
4.
Uitkering aan ieder der appartementseigenaars van het hem toekomende aandeel in de assurantiepenningen geschiedt slechts:
- a.
indien na het herstel van de schade een overschot aanwezig blijkt te zijn;
- b.
indien drie maanden zijn verlopen nadat de vergadering van eigenaars heeft besloten van herstel of verder herstel af te zien;
- c.
in geval van opheffing van de splitsing.
5.
Van het bepaalde in dit artikel kan in het reglement worden afgeweken.