Einde inhoudsopgave
Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming
Artikel 48 Overgangsrecht
Geldend
Geldend vanaf 25-05-2018
- Bronpublicatie:
16-05-2018, Stb. 2018, 144 (uitgifte: 22-05-2018, kamerstukken: 34851)
- Inwerkingtreding
25-05-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-05-2018, Stb. 2018, 145 (uitgifte: 22-05-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Vakgebied(en)
Privacy / Algemeen
Privacy / Bescherming persoonsgegevens
Privacy / Verwerking persoonsgegevens
1.
Degene die voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet is benoemd als lid van het College bescherming persoonsgegevens, is van rechtswege benoemd als lid van de Autoriteit persoonsgegevens.
2.
Degene die voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet is benoemd als voorzitter van het College bescherming persoonsgegevens, is van rechtswege is benoemd als voorzitter van de Autoriteit persoonsgegevens.
3.
Voor het bepalen van het tijdvak van de benoeming, bedoeld in artikel 7, vijfde lid, geldt het tijdvak, vervuld als voorzitter van het College bescherming persoonsgegevens, voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet als een tijdvak, vervuld als voorzitter van de Autoriteit persoonsgegevens.
4.
Op de leden van het College bescherming persoonsgegevens die zijn benoemd of herbenoemd voor 1 januari 2014, blijft artikel 53, derde lid, eerste, tweede en derde volzin, van de Wet bescherming persoonsgegevens van toepassing, zoals dat luidde voor dat tijdstip.
5.
De ambtenaar die voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet is benoemd in het secretariaat van het College bescherming persoonsgegevens, is van rechtswege benoemd als ambtenaar in het secretariaat van de Autoriteit persoonsgegevens.
6.
Besluiten die voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet zijn genomen door het College bescherming persoonsgegevens gelden van rechtswege als besluiten, genomen door de Autoriteit persoonsgegevens.
7.
In wettelijke procedures en rechtsgedingen waarbij het College bescherming persoonsgegevens voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet is betrokken, treedt de Autoriteit persoonsgegevens van rechtswege in de plaats van het College bescherming persoonsgegevens.
8.
Op wettelijke procedures en rechtsgedingen waarbij het College bescherming persoonsgegevens voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet is betrokken, is het recht van toepassing zoals dit gold voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet.
9.
In samenwerkingsprotocollen treedt op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet de Autoriteit persoonsgegevens van rechtswege in de plaats van het College bescherming persoonsgegevens.
10.
Op schriftelijke verzoeken als bedoeld in artikel 46 van de Wet bescherming persoonsgegevens, rechtsgedingen op basis van artikel 49 van de Wet bescherming persoonsgegevens en vorderingen op basis van artikel 50 van de Wet bescherming persoonsgegevens, die op het moment van inwerkingtreding van deze wet reeds aanhangig zijn bij de rechtbank is het recht van toepassing zoals dit gold voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet.
11.
Een verklaring van rechtmatigheid van de gegevensverwerking die voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet is afgegeven op grond van artikel 32, vijfde lid, in samenhang met artikel 22, vierde lid, onder c, van de Wet bescherming persoonsgegevens, geldt van rechtswege als een vergunning in de zin van artikel 33, vierde lid, onder c, van deze wet.
12.
Voor zover deze wet daarin niet voorziet, kunnen bij algemene maatregel van bestuur regels of nadere regels worden gesteld omtrent de invoering van de verordening of deze wet.