Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 2157/2001 betreffende het statuut van de Europese vennootschap (SE)
Artikel 32 [Holding-SE]
Geldend
Geldend vanaf 08-10-2004
- Bronpublicatie:
08-10-2001, PbEG 2001, L 294 (uitgifte: 10-11-2001, regelingnummer: 2157/2001)
- Inwerkingtreding
08-10-2004
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-10-2001, PbEG 2001, L 294 (uitgifte: 10-11-2001, regelingnummer: 2157/2001)
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
1.
Een SE kan overeenkomstig artikel 2, lid 2, worden opgericht.
De vennootschappen die het initiatief nemen tot de oprichting van een SE overeenkomstig artikel 2, lid 2, blijven bestaan.
2.
De leidinggevende of de bestuursorganen van de vennootschappen die het initiatief nemen tot de oprichting, stellen in dezelfde bewoordingen een voorstel tot oprichting van de SE op. Dit voorstel behelst een verslag waarin de juridische en economische aspecten van de oprichting worden toegelicht en onderbouwd en waarin de gevolgen van de keuze van de SE als rechtsvorm voor de aandeelhouders en de werknemers worden uiteengezet. In dit voorstel worden tevens de gegevens als bedoeld in artikel 20, lid 1, onder a), b), c), f), g), h) en i), vermeld, en wordt het minimumgedeelte van de aandelen van elke initiatiefnemende vennootschap vastgesteld dat de aandeelhouders moeten inbrengen om de SE op te richten. Dit gedeelte bestaat uit de aandelen waaraan meer dan 50 % van de permanente stemrechten verbonden zijn.
3.
Voor elke initiatiefnemende vennootschap wordt het voorstel tot oprichting van een SE, ten minste een maand vóór de datum van de algemene vergadering die zich over de oprichting moet uitspreken, openbaar gemaakt op de overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 68/151/EEG in de nationale wetgeving van elke lidstaat vastgestelde wijze.
4.
Het onderzoek van het overeenkomstig lid 2 opgestelde oprichtingsvoorstel en de opstelling van een schriftelijk verslag ten behoeve van de aandeelhouders van elke vennootschap worden verricht door een of meer deskundigen die onafhankelijk zijn van de initiatiefnemende vennootschappen en die zijn aangewezen of toegelaten door een rechterlijke of administratieve instantie in de lidstaat waaronder elke vennootschap ressorteert overeenkomstig de ter uitvoering van Richtlijn 78/855/EEG vastgestelde nationale voorschriften. In onderlinge overeenstemming tussen de initiatiefnemende vennootschappen kan ten behoeve van de aandeelhouders van alle vennootschappen één schriftelijk verslag worden opgesteld door een of meer onafhankelijke deskundigen die zijn aangewezen of toegelaten door een rechterlijke of administratieve instantie in de lidstaat waaronder een van de initiatiefnemende vennootschappen of de toekomstige SE ressorteert overeenkomstig de ter uitvoering van Richtlijn 78/855/EEG vastgestelde nationale voorschriften.
5.
In het verslag moet melding worden gemaakt van bijzondere moeilijkheden die zich bij de waardering hebben voorgedaan en worden verklaard of de ruilverhouding van de aandelen al dan niet passend en redelijk is, onder vermelding van de methoden die voor de vaststelling ervan gevolgd zijn, en of deze methoden in dit geval juist zijn.
6.
De algemene vergadering van elke initiatiefnemende vennootschap keurt het voorstel tot oprichting van de SE goed.
Over de rol van de werknemers in de SE wordt besloten overeenkomstig Richtlijn 2001/86/EG. De algemene vergadering van elke initiatiefnemende vennootschap kan zich het recht voorbehouden de inschrijving van de SE afhankelijk te stellen van haar uitdrukkelijke bekrachtiging van de aldus overeengekomen regelingen.
7.
De bepalingen van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing op vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid.