Einde inhoudsopgave
Besluit prudentiële regels Wft
Artikel 63 [Toetsingsvermogen icbe-beheerder]
Geldend
Geldend vanaf 26-11-2021
- Bronpublicatie:
19-11-2021, Stb. 2021, 571 (uitgifte: 25-11-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
26-11-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-11-2021, Stb. 2021, 571 (uitgifte: 25-11-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Verzekeringsrecht / Algemeen
1.
De minimumomvang van het toetsingsvermogen van een beheerder van een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 3:57, eerste lid, van de wet, of van een beheerder van een icbe als bedoeld in artikel 3:57, eerste lid, van de wet bedraagt € 125.000 vermeerderd met twee honderdste procent van het bedrag waarmee de waarde van het beheerde vermogen het bedrag van € 250 miljoen te boven gaat. De minimumomvang van het toetsingsvermogen bedraagt niet meer dan € 10 miljoen.
2.
Tot het beheerde vermogen wordt gerekend het vermogen van de beleggingsinstellingen of van de icbe's waarover de beheerder het beheer voert met inbegrip van de delen van het vermogen waarvan hij het beheer heeft uitbesteed, uitgezonderd de delen van het vermogen waarvan het beheer door derden aan hem is uitbesteed.
3.
De minimumomvang van het toetsingsvermogen van een beheerder van een beleggingsinstelling of een beheerder van een icbe als bedoeld in het eerste lid bedraagt ten minste 25 procent van de vaste kosten in het afgelopen boekjaar. Artikel 13 van de verordening prudentiële vereisten voor beleggingsondernemingen is van overeenkomstige toepassing.