Einde inhoudsopgave
Kostenwet invordering rijksbelastingen
Artikel 4 [Kosten van beslaglegging]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
20-12-2023, Stcrt. 2023, 32714 (uitgifte: 29-12-2023, regelingnummer: 2023-0000270123)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2023, Stcrt. 2023, 32714 (uitgifte: 29-12-2023, regelingnummer: 2023-0000270123)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
- Vakgebied(en)
Invordering / Algemeen
Invordering / Dwanginvordering
Invordering (V)
1.
Voor het in beslag nemen van een goed en het deswege opmaken van proces-verbaal is verschuldigd € 69. Voor de verkoop van een goed en het deswege opmaken van proces-verbaal is verschuldigd € 88. Duren de verrichtingen ter plaatse langer dan vier uren, dan worden de genoemde bedragen verhoogd met € 19 voor elk volgend uur of gedeelte daarvan.
Voor het bekendmaken van de verkoop door het aanslaan van de verkoopbiljetten, al dan niet gevolgd door het doen aankondigen van de verkoop in een dagblad is verschuldigd € 34.
2.
Voor het ingevolge een wettelijk voorschrift opmaken van een ander proces-verbaal is verschuldigd € 19.
3.
Voor iedere getuige is verschuldigd € 6 per uur of gedeelte daarvan.