Uitvoeringswet Verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie
Einde inhoudsopgave
Uitvoeringswet Verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie:artikel 5
Uitvoeringswet Verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie
Artikel 5 [Beginseltoestemming Minister]
Geldend
Documentgegevens:
Geldend vanaf 01-10-1998
- Bronpublicatie:
14-05-1998, Stb. 1998, 302 (uitgifte: 02-06-1998, kamerstukken: 24811)
- Inwerkingtreding
01-10-1998
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-07-1998, Stb. 1998, 475 (uitgifte: 01-01-1998, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Algemeen
Internationaal privaatrecht / Bijzondere onderwerpen
Personen die hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben en die een kind wensen te adopteren dat zijn gewone verblijfplaats heeft in een andere staat die partij is bij het verdrag, behoeven daartoe een beginseltoestemming van Onze Minister van Justitie als bedoeld in de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.