Einde inhoudsopgave
Procesreglement overige (Boek 1)zaken
Tekst
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Redactionele toelichting
Wijzigingen ten opzichte van eerdere teksten gelden slechts voor nadien aangevangen procedures en wat lopende procedures betreft voor de proceshandelingen die nadien nog worden verricht. De datum van afkondiging is de datum van de Staatscourant.
- Bronpublicatie:
29-12-2023, Stcrt. 2023, 32891 (uitgifte: 29-12-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-12-2023, Stcrt. 2023, 32891 (uitgifte: 29-12-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Personen- en familierecht / Familieprocesrecht
1. Algemeen
- 1.1.
Dit reglement is van toepassing op verzoeken die betrekking hebben op de in bijlage 1 genoemde artikelen.
- 1.2.
Als niet-digitaal wordt geprocedeerd, worden het verzoekschrift, het verweerschrift en overige processtukken en berichten als volgt ingediend:
- −
door toezending per post aan de griffie van de rechtbank, afdeling familie- en jeugdzaken; http://www.rechtspraak.nl/Organisatie/Rechtbanken/Pages/default.aspx.
- −
door afgifte aan de Centrale Balie van de rechtbank http://www.rechtspraak.nl/Organisatie/Rechtbanken/Pages/default.aspx;
- −
door toezending via Veilig Mailen, mits het processtuk of het bericht, met eventuele bijlage(n), direct per post aan de griffie van de rechtbank wordt nagezonden of wordt afgegeven aan de Centrale Balie van de rechtbank, onder de uitdrukkelijke vermelding dat het reeds eerder via Veilig Mailen ingediende stukken betreft.
Voor toezending via Veilig Mailen gelden daarnaast de in bijlage 8 vermelde regels.
Verzendingen via Veilig Mailen die vóór 24.00 uur van de laatste dag van een lopende termijn zijn ontvangen, gelden als binnen de termijn ingediend, tenzij een termijn op een ander tijdstip op die dag eindigt.
- 1.3.
Onder Veilig Mailen wordt verstaan: de voorziening van de Rechtspraak voor het verzenden en ontvangen van beveiligde e-mail naar en door de rechtbank https://www.rechtspraak.nl/veilig-mailen-met-de-rechtspraak.
- 1.4.
Proceshandelingen worden weergegeven in het voor advocaten toegankelijke elektronisch familiejournaal. Een advocaat gebruikt voor het indienen van stukken en voor het berichten van de rechtbank een F-formulier (beschikbaar in het elektronisch familiejournaal).Van alle berichten aan de rechtbank dient tegelijkertijd een afschrift aan belanghebbende(n) en – indien de zaak betrekking heeft op een minderjarige – aan de Raad voor de Kinderbescherming te worden gezonden. Wanneer de zaak betrekking heeft op een onder toezicht gestelde, dient er tevens een exemplaar van de berichten aan de GI belast met de uitvoering van de ondertoezichtstelling te worden gezonden. Uit het F-formulier moet blijken dat hieraan is voldaan.
- 1.5.
Van de verzending van een via Veilig Mailen verzonden processtuk of bericht is een bevestiging van de ontvangst beschikbaar, die de verzender zelf kan inzien of ophalen bij de dienst Veilig Mailen die de verzender gebruikt.
Als tijdstip waarop de rechtbank een processtuk of een bericht via Veilig Mailen heeft ontvangen, geldt het tijdstip waarop het processtuk of het bericht een systeem voor gegevensverwerking heeft bereikt waarvoor de rechtbank verantwoordelijkheid draagt (ZIVVER). Dit tijdstip staat vermeld in de ontvangstbevestiging.
- 1.6.
Op alle berichten dient het zaaknummer en/of rekestnummer te worden vermeld.
- 1.7.
Indien niet aan het voorgaande wordt voldaan, wordt het bericht teruggezonden en wordt op de inhoud geen acht geslagen, tenzij het een verweerschrift betreft.
- 1.8.
Hetgeen hiervoor onder 1.4, 1.6 en 1.7 is gemeld, geldt niet voor brieven van minderjarigen.
- 1.9.
Mededelingen in het elektronisch familiejournaal worden als schriftelijke mededelingen in de zin van dit reglement beschouwd.
- 1.10.
De rechtbank bericht partijen per brief, per telefoon of via Veilig Mailen.
- 1.11.
De Algemene termijnenwet is van toepassing. Een termijn wordt verlengd tot de eerstvolgende werkdag als deze eindigt in het weekend of op een algemeen erkende feestdag.
- 1.12.
Processtukken worden uiterlijk drie werkdagen voorafgaand aan de mondelinge behandeling ingediend, tenzij de wet of het procesreglement voorschrijft dat de stukken eerder moeten worden ingediend.
- 1.13.
Indien meer dan één bijlage wordt overgelegd, dient daarbij een inhoudsopgave gevoegd te worden en dienen die bijlagen genummerd te worden.
Partijen dienen bij het overleggen van gegevens of stukken aan te geven ter toelichting of staving van welke stelling deze gegevens of stukken zijn bedoeld en welk onderdeel daartoe van belang is. Indien hieraan niet voldaan wordt, kan de rechter de overgelegde gegevens of stukken buiten beschouwing laten.
- 1.14.
Verandering of vermeerdering verzoek
Een partij die zijn verzoek verandert of vermeerdert, of de grondslag daarvan verandert of vermeerdert, vermeldt dit in de kop van het processtuk.
- 1.15.
Voorwerpen kunnen ter griffie worden gedeponeerd. Van het depot maakt de griffier een akte op, die aan het dossier wordt toegevoegd en die in kopie aan partijen wordt verstrekt.
Indien vanwege de aard van het in depot te geven stuk of voorwerp depot ter griffie niet in aanmerking komt, kan het voorwerp op een andere plaats worden gedeponeerd. In de akte wordt die plaats vermeld.
Indien een partij een gegevensdrager zoals een usb-stick deponeert, doet die partij gelijktijdig een kopie van deze gegevensdrager aan de andere partij(en) toekomen.
- 1.16.
Indien een partij kennis wenst te nemen van het door de rechtbank aangelegde dossier in zijn zaak, stelt de rechtbank hem hiertoe in de gelegenheid.
- 1.17.
Stukken die in een vreemde taal zijn gesteld, moeten zijn voorzien van een beëdigde vertaling in de Nederlandse taal. Indien het stukken betreft in de Engelse, Duitse of Franse taal behoeft in beginsel geen vertaling te worden overgelegd, tenzij de rechter er om vraagt als hij dat nodig of wenselijk acht voor de behandeling van de zaak, mede gelet op de belangen van de wederpartij.
- 1.18.
Onder partijen wordt verstaan: verzoeker en belanghebbenden (onder wie in voorkomende gevallen de bijzondere curator).
- 1.19.
Waar in dit reglement gesproken wordt over het overleggen van een BRP-uittreksel, kan ook worden volstaan met vermelding van de burgerservicenummers (BSN) van partijen in een aparte brief, die tegelijk met het verzoekschrift aan de rechtbank wordt gestuurd, of door overlegging van kopieën van identiteitsbewijzen waarop het BSN staat vermeld. Deze brief/kopieën maken geen deel uit van de processtukken en worden niet aan de andere partij(en) gestuurd.
Als op een ingediend BRP-uittreksel of een ander processtuk een BSN staat vermeld, en de partij die het betreffende stuk heeft ingediend niet wenst dat het BSN wordt gedeeld, dan is het de verantwoordelijkheid van die partij om het BSN onleesbaar te maken.
- 1.20.
Waar in dit reglement gesproken wordt over het overleggen van een uittreksel uit het gezagsregister, geldt voor een ieder die beschikt over toegang tot het gezagsregister dat kan worden volstaan met overlegging van een geprint uittreksel.
- 1.21.
Indien een partij niet in de BRP voorkomt of als het BRP-uittreksel niet alle nationaliteiten vermeldt, dienen andere bewijsstukken ten aanzien van de nationaliteit(en) te worden overgelegd. De genoegzaamheid daarvan staat ter beoordeling van de rechter. Alle stukken moeten zijn gedateerd en gewaarmerkt. De stukken mogen niet langer dan drie maanden voor indiening van het verzoekschrift zijn afgegeven.
2. Indiening verzoekschrift
(zie ook artikelen 5, 278, 279 en 281 Rv)
- 2.1.
Iedere werkdag kan een verzoekschrift met bijlage(n) ter griffie worden ingediend. Indien sprake is van een of meer belanghebbenden, dienen er evenzovele extra verzoekschriften met bijlagen te worden bijgevoegd.
- 2.2
- a.
Het verzoekschrift vermeldt de voornamen, de (geslachts)naam en de woonplaats, dan wel – bij gebreke van een woonplaats in Nederland – de werkelijke verblijfplaats, met volledige adresgegevens van de verzoeker en van alle belanghebbende(n) en de gewone verblijfplaats van de minderjarige(n) voor zover het verzoek op hen betrekking heeft. In dat geval wordt tevens aan de vermelding van de voornamen en naam van de ouders en van de minderjarige(n) van ieder de vermelding van het BSN (in een aparte brief die tegelijk met het verzoekschrift aan de rechtbank wordt gestuurd of door overlegging van kopieën van identiteitsbewijzen waarop het BSN staat vermeld Deze brief/kopieën maken geen deel uit van de processtukken en worden niet aan de andere partij(en) gestuurd).
- b.
Bij de indiening van het verzoekschrift moeten de stukken zoals vermeld in bijlagen 1 en 2 worden overgelegd.
- c.
Als belanghebbenden gelden in elk geval de in bijlagen 1 en 3 vermelde belanghebbenden.
- d.
Indien verzoeker van mening is dat een in bijlagen 1 en 3 vermelde belanghebbende in casu geen belanghebbende is, dient hij dat gemotiveerd en met stukken onderbouwd te vermelden. Indien verzoeker van mening is dat er meer belanghebbenden zijn dan in bijlagen 1 en 3 vermeld, dient hij dat ook gemotiveerd en met stukken onderbouwd te vermelden.
- e.
Wanneer er sprake is van anderen wier verklaring naar de mening van verzoeker in verband met de beoordeling van het verzoek van betekenis kan zijn, dient van hen ook naam en woonplaats, dan wel – bij gebreke van een woonplaats in Nederland – de werkelijke verblijfplaats, met volledige adresgegevens te worden vermeld. Indien de zaak betrekking heeft op een onder toezicht gestelde minderjarige, dient naam en adres van de GI, belast met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, te worden vermeld.
- 2.3.
Wanneer het verzoekschrift is ontvangen, wordt het ingeschreven. Tevens wordt een ontvangstbevestiging met vermelding van het zaaknummer aan verzoeker of diens procesvertegenwoordiger gestuurd.
Wanneer bij indiening van het verzoekschrift niet alle ingevolge artikel 2.2 sub b over te leggen stukken ter griffie zijn binnengekomen of niet aan artikel 2.2 sub c is voldaan, wordt dit bij voormelde ontvangstbevestiging tevens aangegeven. Dit laat onverlet dat de rechtbank in alle stadia van de procedure nog stukken kan opvragen. De ontbrekende gegevens moeten zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken in één keer worden overgelegd. Wanneer op de in de ontvangstbevestiging of rolmededeling aangegeven datum de verzoeker aan de verplichtingen van artikel 2.2 niet volledig heeft voldaan, zonder dat daarvoor schriftelijk klemmende redenen zijn aangevoerd, kan hij in zijn verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard. Indien niet tijdig schriftelijk klemmende redenen zijn aangevoerd, wordt ervan uitgegaan dat verzoeker geen prijs stelt op een mondelinge behandeling.
Niet-ontvankelijkverklaring zonder mondelinge behandeling blijft in beginsel achterwege, indien vóór het verstrijken van de hierboven vermelde termijn een verweerschrift is ingediend.
- 2.4.
Indien er, analoog aan artikel 223 Rv, een voorlopige voorziening verzocht wordt, dient dit bij voorkeur bij afzonderlijk verzoekschrift te gebeuren. Indien sprake is van een of meer belanghebbenden, dienen evenzovele extra verzoekschriften te worden ingediend. Op het verzoekschrift tot het treffen van een voorlopige voorziening moet – indien bekend – het zaaknummer van de bodemprocedure worden vermeld.
- 2.5.
Indien verzoeker griffierecht is verschuldigd, dient dit binnen vier weken na indiening van het verzoekschrift te zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank waar de behandeling plaatsvindt of ter griffie te zijn gestort.
Wanneer in een verzoekschrift verzoeken die onderling samenhang vertonen, worden gecombineerd, wordt slechts éénmaal griffierecht berekend. Indien onderlinge samenhang ontbreekt, wordt het verzoek, na overleg met de advocaat, gesplitst en wordt evenzovele malen griffierecht geheven als er na splitsing zaken zijn ontstaan.
Heeft verzoeker het verschuldigde griffierecht niet tijdig voldaan, dan verklaart de rechter verzoeker in beginsel niet-ontvankelijk in het verzoek.
- 2.6.
Tenzij de rechtbank zich aanstonds onbevoegd verklaart of het verzoek toewijst, verzendt zij gelijktijdig met de ontvangstbevestiging als bedoeld in 2.3 een afschrift van het verzoekschrift aan de belanghebbende(n) en, indien de zaak betrekking heeft op een minderjarige respectievelijk een onder toezicht gestelde minderjarige, aan de Raad voor de Kinderbescherming respectievelijk GI belast met de uitvoering van de ondertoezichtstelling.
Wanneer de in dit artikel genoemde toezending gepaard gaat met een oproeping voor een mondelinge behandeling, vindt verzending plaats overeenkomstig artikel 5.5; in de overige gevallen per gewone brief.
Bij toezending van het verzoekschrift aan de Raad voor de Kinderbescherming of de GI, belast met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, wordt, indien dat het geval is, meegedeeld dat nog niet bepaald is of een mondelinge behandeling zal plaatsvinden, dat de Raad voor de Kinderbescherming of de GI, belast met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, binnen twee weken kan laten weten een mondelinge behandeling nodig te vinden en dat bij gebreke van een dergelijk bericht de rechtbank naar bevind van zaken zal handelen.
- 2.7.
Bij de in 2.6 genoemde toezending kan de rechtbank de belanghebbende(n) in de gelegenheid stellen een instemmingsverklaring (zie als voorbeeld bijlage 4) aan de griffie te sturen, waarbij een duidelijk leesbare kopie van een geldig legitimatiebewijs moet worden gevoegd.
3. Verweerschrift
(zie ook artikelen 279 en 282 Rv)
- 3.1.
Het verweerschrift met eventuele bijlagen wordt in tweevoud ingediend.
Indien sprake is van meer dan één belanghebbende, dienen voor deze belanghebbenden evenzovele verweerschriften met bijlagen te worden bijgevoegd.
- 3.2.
Indien een niet door een advocaat vertegenwoordigde belanghebbende laat weten verweer te willen voeren wordt het eventueel ingediende verweerschrift teruggestuurd. Een verweerschrift kan alleen door tussenkomst van een advocaat worden ingediend. Zonder tussenkomst van een advocaat kan een belanghebbende tijdens de mondelinge behandeling verweer voeren en ter voorbereiding vooraf stukken indienen met inachtneming van de in dit procesreglement genoemde termijnen.
In zaken op grond van de Paspoortwet is tussenkomst van een advocaat niet nodig.
- 3.3.
De hiervoor onder artikel 2.2 en 2.3 opgenomen bepalingen betreffende het verzoekschrift zijn van overeenkomstige toepassing op het zelfstandig verzoek in het verweerschrift, voor zover deze stukken niet reeds zijn overgelegd.
- 3.4.
Referteverklaring
Tot aan de mondelinge behandeling kan een referteverklaring worden overgelegd.
De referteverklaring is een schriftelijke door een belanghebbende ondertekende verklaring, opgesteld conform bijlage 5 bij dit reglement en geautoriseerd door een advocaat, waaruit genoegzaam blijkt dat de belanghebbende kennis heeft genomen van het verzoekschrift, dat geen verweer zal worden gevoerd en dus ook wordt afgezien van een mondelinge behandeling.
Indien de ondertekende verklaring niet is geautoriseerd, wordt er alsnog een mondelinge behandeling gehouden.
Indien de referteverklaring wordt ingediend door de advocaat van de belanghebbende zelf is deze vormvrij en behoeft geen gebruik te worden gemaakt van de bijlage. Wel dient verklaard te worden dat de belanghebbende heeft kennis genomen van de inhoud van het verzoekschrift, dat geen verweer gevoerd zal worden en dat afgezien wordt van een mondelinge behandeling. De verklaring dient door de belanghebbende en de advocaat te zijn ondertekend.
Voor de indiening van een referteverklaring is geen griffierecht verschuldigd.
- 3.5.
Indien verweerder griffierecht is verschuldigd, dient dit binnen vier weken na indiening van het verweerschrift te zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank waar de behandeling plaatsvindt of ter griffie te zijn gestort.
4. Verweerschrift op zelfstandig verzoek
(zie ook artikel 282 lid 4 Rv)
De rechter kan aan de verzoeker en de belanghebbende(n) gelegenheid geven tegen het zelfstandig verzoek een verweerschrift in te dienen.
De hiervoor onder artikel 3 opgenomen bepalingen betreffende het verweerschrift gelden ook voor het verweerschrift op zelfstandig verzoek. Het verweerschrift mag uitsluitend betrekking hebben op het (de) zelfstandig verzoek(en).
5. Behandeling van het verzoek
(zie ook artikelen 20, 27, 42–44, 271 tot en met 277, 279, 803 Rv en 1:212 BW)
- 5.1.
Benoeming bijzondere curator
In afstammingszaken betreffende minderjarigen benoemt de rechtbank zo spoedig mogelijk na ontvangst van het verzoekschrift ambtshalve een bijzondere curator. Deze dient binnen vier weken na zijn benoeming de rechtbank in vijfvoud schriftelijk verslag te doen van zijn bevindingen en daarbij een standpunt over het verzoek in te nemen.
- 5.2.
Inwinnen advies bij het openbaar ministerie
Wanneer de rechtbank daartoe aanleiding ziet, kan zij het openbaar ministerie verzoeken een conclusie te nemen. Wanneer dit wordt verzocht terwijl nog geen mondelinge behandeling is bepaald, wordt het openbaar ministerie verzocht binnen zes weken te concluderen. Indien wel een mondelinge behandeling wordt bepaald, dient het openbaar ministerie uiterlijk één week voor de mondelinge behandeling te concluderen. De conclusie wordt in drievoud ingediend.
- 5.3.
Na ontvangst van het verslag van de bijzondere curator en/of de conclusie van het openbaar ministerie stuurt de rechtbank een afschrift daarvan aan partijen en eventuele overige procesdeelnemers. Wanneer geen mondelinge behandeling zal plaatsvinden, krijgen zij een termijn van twee weken waarbinnen zij op de conclusie van het openbaar ministerie schriftelijk commentaar kunnen geven.
- 5.4.
Mondelinge behandeling
Tenzij de rechtbank zich aanstonds onbevoegd verklaart of het verzoek toewijst, wordt het verzoek tijdens de mondelinge behandeling behandeld. Een mondelinge behandeling blijft achterwege indien aan de navolgende voorwaarden is voldaan:
- a.
de stukken zijn compleet;
- b.
er is (zijn) geen belanghebbende(n) of van de/alle belanghebbende(n) is een referteverklaring of een instemmingsverklaring ontvangen;
- c.
de rechtbank ziet geen aanleiding om een mondelinge behandeling te bepalen.
Als, naar het oordeel van de rechter, de zaak op de stukken kan worden afgedaan zonder dat er een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden, worden partijen – op een daartoe door hen gedaan verzoek – alsnog in de gelegenheid gesteld hun standpunt mondeling uiteen te zetten.
Dit laat onverlet dat de rechtbank, indien de zaak betrekking heeft op een minderjarige van twaalf jaar of ouder, de minderjarige in de gelegenheid zal stellen zijn mening mondeling of schriftelijk kenbaar te maken.
- 5.5.
Oproeping
Bij het bepalen van dag en tijdstip van de mondelinge behandeling wordt uitgegaan van een oproepingstermijn van vier tot acht weken en van ten minste drie maanden indien (één van) partijen in het buitenland (woont) wonen, te rekenen vanaf de binnenkomst van het verzoek, tenzij:
- a.
een extra termijn is gegeven voor het indienen van de ontbrekende stukken en/of;
- b.
de bijzondere curator een termijn is gegeven als bedoeld in artikel 5.1 en/of het openbaar ministerie een termijn is gegeven als bedoeld in artikel 5.2;
- c.
de belanghebbende(n) een termijn is gegeven voor een instemmingsverklaring.
In dat geval n gaat de oproepingstermijn lopen ná de ontvangst van de betreffende stukken, dan wel het verstrijken van de termijn.
Onverminderd de artikelen 271 t/m 277 Rv vindt oproeping voor de mondelinge behandeling aldus plaats:
- •
verzoeker(s) en belanghebbende(n) voor wie zich een advocaat heeft gesteld, worden via hun advocaat opgeroepen per gewone post;
- •
de Raad voor de Kinderbescherming, de GI, belast met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, de ambtenaar van de burgerlijke stand en het openbaar ministerie worden opgeroepen per gewone post;
- •
partijen die alleen een bekende woonplaats buiten Nederland hebben, worden opgeroepen op de wijze zoals voorgeschreven in de EG Betekeningsverordening , het Haags Betekeningsverdrag 1965 , dan wel het Haags Rechtsvorderingsverdrag 1954 , al naar gelang wat van toepassing is;
- •
partijen die alleen een bekende woonplaats buiten Nederland hebben in een staat die in het geheel geen partij is bij genoemde betekeningsverdragen of de betekeningsverordening worden opgeroepen op de wijze als voorzien in artikel 271 t/m 277 Rv.
Wanneer de stukken moeten worden vertaald in een taal die een op te roepen partij begrijpt, dient de verzoekende partij er op eerste verzoek van de griffie op eigen kosten zo spoedig mogelijk voor zorg te dragen dat de vertaalde stukken ter griffie worden ingediend, waarna de griffie voor toezending aan de betreffende partij zorgdraagt.
- 5.6.
Verhinderdata
Indien dag en tijdstip van de mondelinge behandeling worden vastgesteld zonder vooraf aan partijen verhinderdata op te vragen, kunnen partijen binnen één week na verzending van de oproep schriftelijk uitstel van de mondelinge behandeling vragen, zulks onder gelijktijdige opgave van verhinderdagen van alle partijen voor de eerstkomende drie maanden dan wel voor een door de rechtbank te bepalen periode.
Een met inachtneming van vorenstaande regels gevraagd uitstel zal, behoudens toepassing van artikel 5.19 altijd worden verleend, hetgeen wordt vermeld in het elektronisch familiejournaal. Partijen en andere procesdeelnemers die niet door een advocaat worden vertegenwoordigd, worden van deze beslissing schriftelijk op de hoogte gesteld. Bij brief worden een nieuwe dag en tijdstip van de mondelinge behandeling meegedeeld.
- 5.7.
Op verzoeken om uitstel, die na afloop van de in artikel 5.6 genoemde termijn zijn ingediend, of indien de mondelinge behandeling met inachtneming van verhinderdata van partijen is gepland, wordt als volgt beslist:
- •
wanneer een partij bezwaar maakt, wordt het verzoek slechts toegewezen als degene die uitstel vraagt schriftelijk klemmende redenen aanvoert. Bij inwilliging wordt in beginsel een uitstel van maximaal vier weken verleend, voor zover het zittingsrooster dit toelaat;
- •
wanneer de wederpartij schriftelijk instemt, wordt een verzoek om uitstel, indien dat uiterlijk één week voor de mondelinge behandeling is ingediend, slechts ingewilligd indien er naar het oordeel van de rechtbank sprake is van klemmende redenen die voldoende aannemelijk zijn gemaakt. Lopende schikkingsonderhandelingen zijn in beginsel geen klemmende redenen voor uitstel.
De partij die uitstel vraagt, dient de verhinderdata van alle partijen en andere opgeroepen procesdeelnemers op te geven voor de eerstkomende drie maanden dan wel voor een door de rechtbank te bepalen periode.
De beslissing op een uitstelverzoek als hiervoor bedoeld, wordt vermeld in het elektronisch familiejournaal. Partijen en andere procesdeelnemers die niet door een advocaat worden vertegenwoordigd, worden van deze beslissing schriftelijk op de hoogte gesteld. Indien het verzoek tot aanhouding wordt gehonoreerd, worden bij brief dag en tijdstip van de mondelinge behandeling meegedeeld.
- 5.8.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling wordt, voor zover mogelijk, het doel van de mondelinge behandeling aan partijen medegedeeld en kunnen nadere aanwijzingen of bevelen worden gegeven over:
- •
de vraagpunten of onderwerpen die de rechter tijdens de mondelinge behandeling wil bespreken;
- •
door partijen of belanghebbenden nader in te dienen stukken, waaronder eventuele vertalingen van stukken;
- •
de beslissing van de rechter op een eventueel verzoek van (een van) partijen om tijdens de mondelinge behandeling getuigen en partijdeskundigen mee te nemen en te doen horen;
- •
door partijen mee te brengen getuigen of partijdeskundigen.
Indien een partij die op bevel van de rechter een toelichting van zijn stellingen dient te geven of op de zaak betrekking hebbende stukken dient in te dienen, dit met een beroep op gewichtige redenen weigert, dan wel wenst dat uitsluitend de rechter kennis zal mogen nemen van die toelichting of van die in te dienen stukken, vermeldt deze partij dit in een gemotiveerd bericht aan de rechtbank.
Deze partij zendt de te geven toelichting dan wel de in te dienen stukken op papier naar een door de rechtbank op te geven adres, onder vermelding van het zaaknummer en de mededeling dat het gaat om stukken als bedoeld in de artikelen 22 Rv.
Een wederpartij kan binnen één week na de dag van de verzending van het in de eerste zin van dit artikel genoemde bericht, op het beroep op weigering dan wel op beperkte kennisneming bij bericht reageren.
Een andere rechter dan de zaaksrechter beslist zo spoedig mogelijk, maar wel op een regiedag, op het beroep op weigering dan wel beperkte kennisneming van de te geven toelichting dan wel de in te dienen stukken.
- 5.9.
Duur mondelinge behandeling
Indien een partij voorziet dat de voor de mondelinge behandeling gereserveerde tijd onvoldoende is voor een behoorlijke behandeling van de zaak, kan deze partij zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen één week na verzending van de oproep, de rechter gemotiveerd verzoeken hiervoor meer tijd te reserveren onder opgave van de verhinderdata van alle partijen. Indien deze opgave ontbreekt, wordt aan partijen medegedeeld dat de eerdere dagbepaling van kracht blijft en dat de oorspronkelijk voor de mondelinge behandeling gereserveerde tijd blijft gehandhaafd.
- 5.10.
Een gedetineerde partij deelt de rechter tijdig schriftelijk mee of hij nog zal zijn gedetineerd op de dag en tijdstip van de mondelinge behandeling.
Indien een gedetineerde partij de mondelinge behandeling in persoon wil bijwonen, verzoekt hij zo spoedig mogelijk schriftelijk de rechter zijn aanwezigheid te bevorderen. Zijn verzoek bevat in ieder geval de volgende gegevens:
- •
zijn voor- en achternamen (voluit);
- •
zijn geboortedatum- en plaats;
- •
zijn huidige verblijfplaats.
- 5.11.
Een partij die de Nederlandse taal niet (voldoende) beheerst, draagt zorg voor een tolk. De kosten van de tolk komen voor eigen rekening van de partij.
De rechtbank kan eisen stellen aan de kwalificaties en/of competenties van de tolk.
- 5.12.
Indien een partij de aanwezigheid van parketpolitie ter mondelinge behandeling wenselijk acht, verzoekt deze partij dit zo spoedig mogelijk en gemotiveerd bij de griffie van de rechtbank.
Bijzonderheden van praktische aard met betrekking tot de mondelinge behandeling, zoals de grootte van de zittingsruimte of de noodzaak van beschikbaarheid van bijzondere apparatuur, worden zo spoedig mogelijk bij gemotiveerd bericht aan de rechtbank medegedeeld.
- 5.13.
Verzoeken om meegebrachte getuigen en deskundigen te horen
Een gemotiveerd verzoek tot het doen horen van getuigen of partijdeskundigen, wordt schriftelijk ingediend. Het verzoek wordt zo spoedig mogelijk ingediend, maar uiterlijk binnen één week na verzending van de oproep, onder opgave van de gegevens van de te horen getuigen of partijdeskundige, onder verzending van een kopie aan belanghebbende(n)
Op het verzoek kan door belanghebbende(n) tot één week na de ontvangst schriftelijk worden gereageerd.
De rechter beslist zo spoedig mogelijk na ontvangst van de reactie van belanghebbende(n) of het ongebruikt verstrijken van de hierboven genoemde termijn van één week.
- 5.14.
Andere zittingen dan mondelinge behandeling
De artikelen uit dit hoofdstuk (uitgezonderd artikel 5.8), zijn van overeenkomstige toepassing op andere zittingen dan de mondelinge behandeling, waaronder begrepen het (voorlopige) getuigenverhoor, het horen van een (partij)deskundige ter zitting, de (voorlopige) gerechtelijke plaatsopneming of bezichtiging.
- 5.15.
Aanhouding na de mondelinge behandeling
Indien wordt besloten de verdere behandeling aan te houden, wordt van het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling een proces-verbaal opgemaakt of wordt een tussenbeschikking gegeven. De behandeling wordt aangehouden tot een bepaalde (pro-forma)datum.
- 5.16.
Kennisneming andere dossiers
Van een dossier met betrekking tot een bij de rechtbank behandelde of in behandeling zijnde zaak waarvan kennisneming door de rechtbank van belang wordt geacht, wordt slechts kennis genomen indien is gebleken dat de partijen met dat dossier bekend zijn. In dat geval kan de rechter in overleg met de partijen, ambtshalve bedoelde dossier(s) opvragen en gebruiken.
- 5.17.
Verstrekking van informatie na de mondelinge behandeling
Indien tijdens de mondelinge behandeling wordt geconstateerd dat nog nadere informatie nodig is, kan de rechter:
- •
ofwel een nieuwe dag bepalen voor voortzetting van de mondelinge behandeling met daarbij een termijn waarbinnen de informatie moet worden verschaft en zo nodig een termijn voor de andere partij(en) om op de verschafte informatie te reageren,
- •
ofwel een termijn bepalen waarbinnen de informatie moet worden verschaft en zo nodig een termijn voor de andere partij(en) om op de verschafte informatie te reageren.
Deze termijnen zijn fataal in die zin, dat de rechter geen acht zal slaan op informatie of reacties die na afloop van de gestelde termijnen zijn binnengekomen. De te laat ingekomen informatie wordt teruggezonden.
- 5.18.
Afhandeling na pro-formatraject
Uiterlijk twee weken voor de in artikel 5.15 bedoelde pro-formadatum dienen partijen aan te geven of voortgezette behandeling dient plaats te vinden of dat de zaak huns inziens op de stukken kan worden afgedaan. De rechtbank zal vervolgens binnen twee weken een oproep voor een nadere mondelinge behandeling verzenden of partijen de datum van de beschikking meedelen. De datum van de beschikking wordt vermeld in het elektronisch familiejournaal. Partijen en andere procesdeelnemers die niet door een advocaat worden vertegenwoordigd, worden van deze beslissing schriftelijk op de hoogte gesteld.
- 5.19.
Spoedeisende zaken
In zaken die naar het oordeel van de rechtbank of op grond van wet of verdrag spoedeisend zijn, kan worden afgeweken van bovenstaande termijnen en kan in afwijking van het bepaalde in artikel 5.6 uitstel worden geweigerd.
6. Kindgesprek
(zie ook artikel 809 Rv)
- 6.1.
In zaken, waarin minderjarigen van twaalf jaar en ouder zijn betrokken, worden deze door de rechtbank in de gelegenheid gesteld hun mening mondeling of schriftelijk kenbaar te maken.
Dit wordt ook gedaan
- •
indien partijen het eens zijn;
- •
indien reeds een schriftelijke verklaring van de betreffende minderjarigen is overgelegd;
- •
indien er een bijzondere curator voor de minderjarige is benoemd.
- 6.2.
De minderjarigen worden buiten de mondelinge behandeling en in beginsel afzonderlijk gehoord. Van dit gesprek wordt geen proces-verbaal opgemaakt.
- 6.3.
De rechter kan besluiten om minderjarigen jonger dan twaalf jaar te horen.
- 6.4.
Tijdens de mondelinge behandeling geeft de rechter kort en zakelijk weer wat de minderjarigen hebben verklaard.
- 6.5.
Aan de belanghebbenden wordt geen kopie verstrekt van de brieven van de minderjarigen.
7. Uitspraak
(zie ook artikelen 29, 30, 29a, 286 tot en met 289 Rv)
Termijn voor uitspraak is:
- a.
bij zaken waarin geen mondelinge behandeling plaatsvindt:
vier weken na het moment dat is geconstateerd dat de zaak gereed is voor beschikking;
- b.
bij zaken waarbij een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden waar geen mondelinge uitspraak is gedaan:
vier weken na de datum van de mondelinge behandeling of – indien nog een termijn voor overlegging van nadere informatie en een reactie daarop werd gegund – vier weken na afloop van de laatstgenoemde termijn.
Wanneer zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen op grond waarvan te verwachten is dat de termijn van vier weken niet wordt gehaald, kan tijdens de mondelinge behandeling een langere termijn worden bepaald.
Indien de hiervoor vermelde uitspraaktermijnen niet gehaald worden, wordt dit vermeld in het elektronisch familiejournaal, met vermelding van een nieuwe uitspraakdatum. Partijen en andere procesdeelnemers die niet door een advocaat worden vertegenwoordigd, worden van deze beslissing schriftelijk op de hoogte gesteld.
De hiervoor genoemde termijnen zijn bedoeld als maximumtermijnen.
8. Digitaal procederen1.
(zie ook art. 33 Rv)
- 8.1.
Toepasselijkheid overige bepalingen
De bepalingen van de overige hoofdstukken van dit procesreglement zijn ook van toepassing indien digitaal wordt geprocedeerd, behoudens indien en voor zover hierna daarvan wordt afgeweken.
Daarnaast gelden de regels die zijn opgenomen in:
- –
het Besluit elektronisch procederen (Bep), en
- –
- 8.2.
Begripsbepalingen
In dit hoofdstuk worden de begrippen uit de wet gebruikt.
Ter verduidelijking hiervan of in aanvulling hierop is de betekenis van onderstaande begrippen in dit hoofdstuk (in alfabetische volgorde) de volgende:
- a.
Aansluitpunt Rechtspraak – Digitale Toegankelijkheid: het koppelvlak bestemd voor digitaal verkeer tussen systemen van partijen dan wel hun advocaten of gemachtigden en de rechtbank;
- b.
belanghebbende: degene tegen wie een verzoek in eerste aanleg is gericht of wiens rechten en verplichtingen rechtstreeks bij een verzoek zijn betrokken of die anderszins als belanghebbende moet worden aangemerkt;
- c.
bericht: een mededeling, niet zijnde een processtuk, tussen de rechtbank en een of meer partijen via de daartoe aangewezen digitale weg;
- d.
digitaal dossier: alle in een zaak ingediende processtukken, berichten en de beslissingen van de rechtbank daarop;
- e.
indienen: het digitaal aanleveren van processtukken of bewijsstukken, onder bijvoeging van het daartoe bestemde F-formulier;
- f.
processtuk: ieder stuk van een partij waarin het standpunt van die partij naar voren wordt gebracht;
- g.
verzoeker: de partij die een verzoek indient;
- h.
webportaal ‘Mijn Rechtspraak’: de beveiligde digitale omgeving waarin belanghebbenden, advocaten en andere (professionele) gemachtigden toegang hebben tot het digitale systeem van de rechtbank en het digitale dossier.
- 8.3.
Mogelijkheid van digitaal procederen
Digitaal procederen bij de rechtbank is alleen mogelijk, indien en voor zover de wet bepaalt of uit de wet volgt dat partijen in (een) bepaalde categorie(ën) van zaken, hetzij de mogelijkheid hebben geheel of gedeeltelijk digitaal te procederen (vrijwillig digitaal procederen), hetzij de verplichting hebben geheel of gedeeltelijk digitaal te procederen (verplicht digitaal procederen). De categorieën van zaken waarin (vrijwillig of verplicht) digitaal procederen mogelijk is, staan vermeld in de bij dit procesreglement behorendeBijlage 7.
- 8.4.
Toegang tot het webportaal
Een belanghebbende heeft toegang tot het webportaal ‘Mijn Rechtspraak’ als hij beschikt over een inlogmiddel, zoals omschreven in het Reglement inzake de toegang tot en het gebruik van systeem DT Rechtspraak.
Een belanghebbende heeft in het webportaal ‘Mijn Rechtspraak’ toegang tot het digitaal dossier in de aanhangige zaken waarin hij partij is. Een partij die niet zelf digitaal procedeert, kan de rechtbank verzoeken hem mee te delen op welke wijze hij toegang kan krijgen tot het digitaal dossier.
- 8.5.
Gevolgen van digitaal procederen
De partij die digitaal procedeert, gaat ermee akkoord dat:
- •
zij geen papieren afdrukken of kopieën van processtukken of berichten ontvangt;
- •
de verzending van daarvoor in aanmerking komende processtukken of berichten niet aangetekend geschiedt.
- 8.6.
Wissel van niet-digitaal naar digitaal procederen en omgekeerd
Een partij die vrijwillig digitaal procedeert en voortaan niet meer digitaal wil procederen, of omgekeerd, verzoekt dit de rechtbank bij bericht. Een wissel wordt in een procedure in beginsel maar één keer toegelaten.
De wissel is effectief vanaf de datum die in de bevestiging van de rechtbank wordt genoemd. De wissel wordt aan de verzoeker en aan alle belanghebbenden bevestigd.
Een partij die wisselt naar digitaal procederen, krijgt ook digitaal toegang tot eerder gewisselde processtukken en berichten die in het digitaal dossier zijn opgeslagen.
- 8.7.
Wijze van indiening van processtukken en stukken
Voor het indienen van processtukken en stukken gelden de volgende voorschriften:
- •
een partij voorziet ieder processtuk of bewijsstuk dat zij indient van een benaming bestaande uit een verkorte partijnaam, een (doorlopend) volgnummer en een verkorte aanduiding van de inhoud ervan. Een door een partij gekozen partijnaam wordt door die partij en alle andere partijen consequent gehanteerd.
- •
de in te dienen stukken worden als afzonderlijke digitale bestanden geüpload, waarbij de stukken op zodanige wijze worden aangeleverd dat deze in de juiste volgorde kunnen worden geraadpleegd.
- 8.8.
Indiening van berichten en processtukken/ontvangstbevestiging bij digitaal procederen
De indiening van het verzoekschrift, verweerschrift en overige processtukken en berichten vindt plaats door toezending aan de griffie van de rechtbank via het Aansluitpunt Rechtspraak – Digitale Toegankelijkheid of via het webportaal.
De ontvangst van processtukken en berichten wordt automatisch bevestigd.
- 8.9.
Kennisgeving bij digitaal procederen/berichten van de rechtbank aan partijen
Indien de rechtbank een processtuk, een uitspraak of een bericht in het digitale systeem heeft geplaatst, ontvangt iedere partij die digitaal moet procederen of die heeft laten weten digitaal te procederen en daarbij een e-mailadres heeft opgegeven, daarvan een kennisgeving (notificatie). Het tijdstip waarop deze kennisgeving wordt verstuurd, geldt als het tijdstip waarop het desbetreffende processtuk of bericht aan die partij bekend is gemaakt. Voor dit doel wordt bij de eerste keer dat een partij in een zaak inlogt in het webportaal, een e-mailadres gevraagd. Deze partij is te allen tijde verantwoordelijk voor de werking, de toegankelijkheid, de beschikbaarheid en de raadpleging van dit adres. Indien die partij geen e-mailadres verstrekt, geldt dit als een mededeling dat hij geen kennisgevingen wenst te ontvangen. Dit is voor rekening en risico van die partij.
De rechtbank bericht partijen door plaatsing van een bericht in het door partijen te raadplegen digitaal dossier in hun zaak.
- 8.10.
Aantal in te dienen exemplaren
Het verzoekschrift en de bijgevoegde stukken, het verweerschrift en de bijgevoegde stukken, en de eventueel tijdens de mondelinge behandeling in te dienen processtukken of de in het geding te brengen bewijsstukken worden in enkelvoud ingediend, met een kopie aan iedere belanghebbende indien en zolang deze op papier procedeert.
- 8.11.
Meer dan één verzoeker en/of meer dan één belanghebbende
Indien wordt geprocedeerd door meer dan één verzoeker of wordt geprocedeerd tegen meer dan één belanghebbende, maakt elk van partijen duidelijk door welke partij(en) het verzoek is ingediend en wie belanghebbende(n) is/zijn.
Een belanghebbende die digitaal procedeert en niet wenst dat een andere belanghebbende in dezelfde procedure voortaan nog kennis kan nemen van door hem in te dienen processtukken of berichten, verzoekt de rechtbank op duidelijk kenbare wijze om afsplitsing van zijn zaak alvorens zijn volgende processtuk of bericht aan het dossier toe te voegen.
Deze bepaling is van overeenkomstige toepassing op de verzoeker die niet wenst dat andere verzoekers in dezelfde procedure voortaan nog kennis kunnen nemen van door hem in te dienen processtukken of berichten.
- 8.12.
Uitsluiting van digitaal procederen
De rechtbank kan een partij of de gemachtigde van die partij tijdelijk of blijvend uitsluiten van het gebruik van het digitale systeem, indien hij aantoonbaar een gevaar vormt voor de integriteit van het digitale systeem of indien hij het digitale systeem verstoort. De uitsluiting wordt medegedeeld bij bericht en heeft alleen betrekking op de procedure waarin de rechtbank deze beslissing heeft genomen.
Na de uitsluiting van het gebruik van het digitale systeem, wordt de procedure voortgezet volgens de regels die gelden voor niet-digitaal procederen.
- 8.13.
Verstrekking afschrift uitspraak
De uitspraak kan ook digitaal ter beschikking worden gesteld.
Van de uitspraak wordt aan de partij die daarbij belang heeft een voor tenuitvoerlegging bestemd afschrift (grosse) verstrekt. Deze grosse wordt altijd op papier verstrekt.
Voetnoten
Dit hoofdstuk houdt verband met de aankomende mogelijkheid tot digitaal procederen. Zolang er in het kader van dit procesreglement geen sprake is van digitaal procederen, treden deze bepalingen niet in werking en zijn ze in de publicatie in de Staatscourant in cursieve én kleinere letters en in de publicatie op rechtspraak.nl in cursieve én roze letters afgedrukt.