Einde inhoudsopgave
Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte
Artikel 1 [Begripsbepaling]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2019
- Bronpublicatie:
06-06-2018, Stb. 2018, 172 (uitgifte: 19-06-2018, kamerstukken: 34652)
- Inwerkingtreding
01-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-07-2018, Stb. 2018, 251 (uitgifte: 31-07-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Huurrecht / Huur van woonruimte
Huurrecht / Huurprijzen
1.
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- ao.
bestuur: bestuur als bedoeld in artikel 3a, tweede lid;
- a.
gebrek: gebrek als bedoeld in artikel 7:241 van het Burgerlijk Wetboek;
- b.
huurcommissie: huurcommissie als bedoeld in artikel 3a;
- c.
inflatiepercentage: het onmiddellijk voorafgaand aan de datum van 1 juli, ieder jaar in januari door het Centraal Bureau voor de Statistiek bekendgemaakte percentage, waarmee de consumentenprijzen (alle huishoudens) ten opzichte van het aan die bekendmaking voorafgaande jaar zijn verhoogd;
- d.
Onze Minister: Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst;
- e.
zittingscommissie: zittingscommissie als bedoeld in artikel 21, eerste lid.
2.
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder woonruimte, zelfstandige woning, woonwagen, standplaats, prijs, huurprijs, huishoudinkomen, inkomenstoetsjaar, peiljaar, kosten voor nutsvoorzieningen met een individuele meter, servicekosten en energieprestatievergoeding verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in afdeling 5 van titel 7.4 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.