Einde inhoudsopgave
Wet studiefinanciering 2000
Artikel 3.1 Studiefinanciering
Geldend
Geldend vanaf 09-06-2023
- Bronpublicatie:
06-06-2023, Stb. 2023, 186 (uitgifte: 08-06-2023, kamerstukken: 36229)
- Inwerkingtreding
09-06-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-06-2023, Stb. 2023, 188 (uitgifte: 08-06-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid kinderen en jongeren / Studiefinanciering
Onderwijsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Studiefinanciering bestaat voor een opleiding in het beroepsonderwijs uit een basisbeurs, een basislening en een aanvullende beurs of aanvullende lening, en kan geheel of gedeeltelijk worden toegekend in de vorm van:
- a.
een gift;
- b.
een prestatiebeurs; of
- c.
een lening.
2.
Studiefinanciering bestaat voor een opleiding in het hoger onderwijs uit een basisbeurs, een basislening, een aanvullende beurs of aanvullende lening en collegegeldkrediet, en kan geheel of gedeeltelijk worden toegekend in de vorm van:
- a.
een gift;
- b.
een prestatiebeurs; of
- c.
een lening.
3.
Indien een student geen aanspraak heeft op studiefinanciering als bedoeld in het eerste of tweede lid bestaat studiefinanciering uit levenlanglerenkrediet.
4.
De hoogte van de studiefinanciering wordt vastgesteld op basis van een budget voor een kalendermaand.
5.
In afwijking van het vierde lid kan de hoogte van de studiefinanciering ook worden vastgesteld op een tegemoetkoming in de kosten van de toegang tot het onderwijs.