Einde inhoudsopgave
Vissersvaartuigenbesluit 2002
Artikel 4.16 Elektrische hoofdkrachtbron
Geldend
Geldend vanaf 14-05-2011
- Bronpublicatie:
27-04-2011, Stb. 2011, 209 (uitgifte: 13-05-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
14-05-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-04-2011, Stb. 2011, 209 (uitgifte: 13-05-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Zeevervoer
1
a.
Indien elektrische energie het enige middel vormt tot het onderhouden van de voor de voortstuwing en de veiligheid van het vaartuig onontbeerlijke hulpdiensten, is het vaartuig voorzien van een elektrische hoofdkrachtbron. Deze hoofdkrachtbron bestaat ten minste uit twee generatoraggregaten, waarbij één van de generatoren door de hoofdmotor mag worden aangedreven. Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie kan andere middelen aanvaarden mits deze gelijkwaardige elektrische voorzieningen inhouden.
b.
Het vermogen van de generatoren, bedoeld in het voorgaande lid, is zodanig dat, met uitzondering van het vermogen dat benodigd is voor het vissen, de verwerking en het conserveren van de vangst, de goede werking van de diensten, bedoeld in artikel 4.3, zesde lid, onder a, wordt verzekerd, indien één van de generatoraggregaten buiten bedrijf is gekomen. Indien echter op vaartuigen met een lengte van minder dan 45 m één generator buiten bedrijf is gekomen, is het slechts vereist dat de goede werking van de voor de voortstuwing en veiligheid van het vaartuig noodzakelijke diensten wordt verzekerd.
c.
De elektrische hoofdkrachtbron van het vaartuig is zodanig ingericht dat de diensten, bedoeld in artikel 4.3, zesde lid, onder a, kunnen worden gehandhaafd, ongeacht het toerental en de draairichting van het voortstuwingswerktuig of de schroefas.
d.
Indien transformatoren een essentieel onderdeel vormen van de stroomvoorziening, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, zijn deze zodanig ingericht dat dezelfde continuïteit van de stroomvoorziening verzekerd is.
2
a.
De hoofdverlichtingsinstallatie is zodanig ingericht dat een brand of ander ongeval in de ruimte of ruimten waarin de elektrische hoofdkrachtbron inclusief eventuele transformatoren is opgesteld, niet de noodverlichtingsinstallatie buiten werking zal stellen.
b.
De noodverlichtingsinstallatie is zodanig ingericht dat een brand of ander ongeval in de ruimte of ruimten waarin de elektrische noodkracht-bron inclusief eventuele transformatoren is opgesteld, niet de hoofdverlichtingsinstallatie buiten werking zal stellen.
3.
Ten aanzien van Nederlandse vissersvaartuigen geldt dat de navigatielichten, indien zij alleen op elektrische stroom werken, worden gevoed via een apart schakelbord en er adequate controlevoorzieningen voor die lichten worden geïnstalleerd.