Einde inhoudsopgave
Wet basisregistratie personen
Artikel 2.67 [Inschrijving na vaststelling identiteit]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
14-07-2021, Stb. 2021, 396 (uitgifte: 26-08-2021, kamerstukken: 35648)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-10-2021, Stb. 2021, 483 (uitgifte: 20-10-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Privacy / Algemeen
Burgerzaken / Basisregistratie personen
1.
Eenieder kan Onze Minister verzoeken om hem in te schrijven in de basisregistratie. Een dergelijk verzoek kan, waar het gaat om de inschrijving van minderjarigen jonger dan 16 jaar, worden gedaan door ouders, voogden of verzorgers.
2.
Bij zijn verzoek legt de betrokkene ten minste de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen bescheiden ten behoeve van een juiste inschrijving over.
3.
Onze Minister gaat niet over tot inschrijving dan nadat de betrokkene ten behoeve van de vaststelling van zijn identiteit in persoon bij de inschrijfvoorziening is verschenen. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald in welke gevallen van de verschijning in persoon kan worden afgezien.
4.
Onze Minister gaat niet over tot inschrijving dan nadat de identiteit van de betrokkene deugdelijk is vastgesteld.
5.
Onze Minister gaat niet over tot inschrijving als de betrokkene op grond van de eerste afdeling van dit hoofdstuk voor inschrijving in aanmerking komt.