Einde inhoudsopgave
Waterschapswet
Artikel 97c [Bevoegdheden rekenkamer]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
28-09-2022, Stb. 2022, 430 (uitgifte: 04-11-2022, kamerstukken: 35298)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-11-2022, Stb. 2022, 482 (uitgifte: 01-12-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Decentralisatie
1.
De rekenkamer heeft de volgende bevoegdheden ten aanzien van de volgende instellingen en over de volgende periode:
- a.
openbare lichamen, bedrijfsvoeringsorganisaties en gemeenschappelijke organen ingesteld krachtens de Wet gemeenschappelijke regelingen, waaraan het waterschap deelneemt, over de jaren dat het waterschap deelneemt in de regeling;
- b.
naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid waarvan het waterschap meer dan 50% van het geplaatste aandelenkapitaal houdt en naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, waarin de eerstgenoemde naamloze en besloten vennootschappen middellijk of onmiddellijk meer dan 50% van het geplaatste aandelenkapitaal houden, over de jaren dat het waterschap het geplaatste aandelenkapitaal houdt;
- c.
naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid waarvan het waterschap samen met een of meer andere waterschappen, gemeenten, een of meer provincies of de Staat meer dan 50% van het geplaatste aandelenkapitaal houdt en naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, waarin de eerstgenoemde naamloze en besloten vennootschappen middellijk of onmiddellijk meer dan 50% van het geplaatste aandelenkapitaal houden, over de jaren dat de gemeente het geplaatste aandelenkapitaal houdt;
- d.
rechtspersonen, commanditaire vennootschappen, vennootschappen onder firma en natuurlijke personen die een beroep of bedrijf uitoefenen waaraan het waterschap of een of meer derden voor rekening en risico van het waterschap rechtstreeks of middellijk een subsidie, lening of garantie heeft verstrekt ten laste van de waterschapsbegroting, over de jaren waarop deze subsidie, lening of garantie betrekking heeft;
- e.
rechtspersonen, commanditaire vennootschappen, vennootschappen onder firma en natuurlijke personen die een beroep of bedrijf uitoefenen die goederen en diensten leveren die betrekking hebben op de uitvoering van een publieke taak waarvan de betaling ten laste van de waterschapsbegroting komt en waarbij het waterschap zich het recht heeft voorbehouden bij de betreffende rechtspersoon, vennootschap of natuurlijke persoon controles uit te voeren ten aanzien van de geleverde goederen of diensten, over de jaren waarin de betaling ten laste komt van de gemeentebegroting.
2.
De rekenkamer maakt bij het onderzoek ten aanzien van de in het eerste lid genoemde instellingen zoveel mogelijk gebruik van door anderen verrichte controles.
3.
De rekenkamer is bevoegd bij de betrokken instelling nadere inlichtingen in te winnen over de jaarrekeningen, daarop betrekking hebbende rapporten van hen die deze jaarrekeningen hebben gecontroleerd en overige documenten met betrekking tot die instelling die bij het waterschapsbestuur berusten. Indien een of meer documenten ontbreken, kan de rekenkamer van de betrokken instelling de overlegging daarvan vorderen.
4.
De rekenkamer kan, indien de documenten, bedoeld in het derde lid, daartoe aanleiding geven, bij de betrokken instelling dan wel bij de derde die de administratie in opdracht van de instelling voert, een onderzoek instellen. De rekenkamer stelt het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur van haar voornemen een dergelijk onderzoek in te stellen in kennis.
5.
Indien de rekenkamer voornemens is onderzoek in te stellen bij een in het eerste lid, onderdeel c genoemde instelling, stelt zij, onverminderd het vierde lid, de colleges van de andere deelnemende gemeenten, de gedeputeerde staten van de deelnemende provincies, de dagelijks besturen van de deelnemende waterschappen of Onze Minister die het aangaat in het geval van deelneming van de Staat van haar voornemen een dergelijk onderzoek in te stellen in kennis.
6.
Dit artikel is niet van toepassing op financiële ondernemingen en elektronischgeldinstellingen als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.