Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2022/2554 betreffende digitale operationele weerbaarheid voor de financiële sector en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1060/2009, (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 600/2014, (EU) nr. 909/2014 en (EU) 2016/1011
Artikel 51 Uitoefening van de bevoegdheid tot het nemen van administratieve strafmaatregelen en corrigerende maatregelen
Geldend
Geldend vanaf 16-01-2023
- Bronpublicatie:
14-12-2022, PbEU 2022, L 333 (uitgifte: 27-12-2022, regelingnummer: 2022/2554)
- Inwerkingtreding
16-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-12-2022, PbEU 2022, L 333 (uitgifte: 27-12-2022, regelingnummer: 2022/2554)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Europees financieel recht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
De bevoegde autoriteiten oefenen de bevoegdheid tot het nemen van administratieve strafmaatregelen en corrigerende maatregelen als bedoeld in artikel 50 uit conform het nationaal recht, en wel naargelang van het geval:
- a)
rechtstreeks;
- b)
in samenwerking met andere autoriteiten;
- c)
door middel van delegatie aan andere autoriteiten maar onder eigen verantwoordelijkheid, of
- d)
door middel van een verzoek tot de bevoegde rechterlijke instanties.
2.
De bevoegde autoriteiten houden bij het bepalen van het type en de omvang van een op grond van artikel 50 te nemen administratieve strafmaatregel of corrigerende maatregel rekening met de vraag, in hoeverre de inbreuk opzettelijk is, dan wel het resultaat is van nalatigheid, en met andere relevante omstandigheden, waaronder, in voorkomend geval:
- a)
het relatieve belang, de ernst en de duur van de inbreuk;
- b)
de mate van verantwoordelijkheid van de natuurlijke of rechtspersoon die de inbreuk heeft gepleegd;
- c)
de financiële draagkracht van de verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon;
- d)
de omvang van winsten die de verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon heeft gemaakt of de verliezen die deze heeft vermeden, voor zover deze winsten of verliezen kunnen worden bepaald;
- e)
de verliezen voor derde partijen ten gevolge van de inbreuk, voor zover deze kunnen worden bepaald;
- f)
de mate van medewerking van de verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon met de bevoegde autoriteit, onverminderd de noodzaak om de terugbetaling van de door deze natuurlijke of rechtspersoon behaalde winsten of vermeden verliezen zeker te stellen;
- g)
eventuele eerdere inbreuken van de verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon.