Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 1946/2003 betreffende de grensoverschrijdende verplaatsing van genetisch gemodificeerde organismen
Artikel 3 Definities
Geldend
Geldend vanaf 25-11-2003
- Bronpublicatie:
15-07-2003, PbEU 2003, L 287 (uitgifte: 05-11-2003, regelingnummer: 1946/2003)
- Inwerkingtreding
25-11-2003
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-07-2003, PbEU 2003, L 287 (uitgifte: 05-11-2003, regelingnummer: 1946/2003)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
In deze verordening wordt verstaan onder:
- 1.
‘organisme’: een organisme zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 1, van Richtlijn 2001/18/EG;
- 2.
‘genetisch gemodificeerd organisme’ of ‘GGO’: een genetisch gemodificeerd organisme zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 2, van Richtlijn 2001/18/EG, met uitzondering van organismen die zijn verkregen door middel van genetische modificatietechnieken zoals genoemd in bijlage I B van Richtlijn 2001/18/EG;
- 3.
‘doelbewuste introductie’: een doelbewuste introductie zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 3, van Richtlijn 2001/18/EG;
- 4.
‘in de handel brengen’: het in de handel brengen zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 4, van Richtlijn 2001/18/ EG;
- 5.
ingeperkt gebruik:
- a)
activiteiten zoals gedefinieerd in artikel 2, onder c), van Richtlijn 90/219/EEG (1);
- b)
activiteiten waarbij andere organismen dan micro-organismen genetisch gemodificeerd worden of waarbij dergelijke GGO's worden gekweekt, opgeslagen, vervoerd, vernietigd, afgevoerd of anderszins worden gebruikt en waarvoor specifieke inperkingsmaatregelen, die op dezelfde inperkingsbeginselen zijn gebaseerd als in Richtlijn 90/219/EEG, op een passende manier worden toegepast ter beperking van hun contact met de bevolking en het milieu;
- 6.
‘levensmiddel’: een levensmiddel in de zin van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 178/2002 (2);
- 7.
‘diervoeder’: diervoeder in de zin van artikel 3, punt 4, van Verordening (EG) nr. 178/2002;
- 8.
‘kennisgeving’: het indienen van de krachtens deze verordening van de uitvoerder vereiste informatie bij de bevoegde instantie van een partij bij het protocol of bij de bevoegde instantie van een niet-partij;
- 9.
‘het uitwisselingcentrum voor bioveiligheid’ of ‘het BCH — Biosafety Clearing House’: het bij artikel 20 van het protocol opgerichte uitwisselingcentrum voor bioveiligheid;
- 10.
‘uitvoer’:
- a)
het permanent of tijdelijk verlaten van het tolgebied van de Gemeenschap van GGO's die aan de voorwaarden van artikel 23, lid 2, van het Verdrag voldoen;
- b)
de wederuitvoer van GGO's die niet aan de onder a) bedoelde voorwaarden voldoen en die onder een andere douaneprocedure dan de doorvoerprocedure vallen;
- 11.
‘invoer’: het onder een andere douaneprocedure dan de doorvoerprocedure plaatsen van GGO's die in het tolgebied van een partij of een niet-partij buiten de Gemeenschap zijn gebracht vanuit een partij binnen de Gemeenschap;
- 12.
‘uitvoerder’: elke natuurlijke of rechtspersoon door of namens wie een kennisgeving is gedaan, dat wil zeggen de persoon die op het ogenblik van de kennisgeving houder is van de overeenkomst met de geconsigneerde in het derde land en de bevoegdheid heeft om te beslissen over verzending van het GGO uit het tolgebied van de Gemeenschap.
Indien er geen uitvoerovereenkomst is gesloten of indien de houder van de overeenkomst niet uit eigen naam handelt, is de bevoegdheid om te beslissen over verzending van het GGO uit het tolgebied van de Gemeenschap doorslaggevend;
- 13.
‘invoerder’: elke natuurlijke of rechtspersoon, onder de rechtsmacht van de partij of niet-partij van invoer, die de invoer van een GGO regelt;
- 14.
‘grensoverschrijdende verplaatsing’: doelbewuste of onbedoelde verplaatsing van een GGO tussen een partij of niet-partij en een andere partij of niet-partij, met uitsluiting van doelbewuste verplaatsingen tussen partijen binnen de Gemeenschap;
- 15.
‘partij’: elk land dat of elke regionale organisatie voor economische integratie die partij is bij het protocol;
- 16.
‘niet-partij’: elk land dat of elke regionale organisatie voor economische integratie die geen partij is bij het protocol;
- 17.
‘het protocol’: het Protocol van Cartagena inzake bioveiligheid bij het Verdrag inzake biologische diversiteit (‘het verdrag’);
- 18.
‘biologische diversiteit’: de verscheidenheid van levende organismen van allerlei herkomst, met inbegrip van, onder andere, terrestrische, mariene en andere aquatische ecosystemen en de ecologische complexen waarvan zij deel uitmaken; ook de verscheidenheid binnen soorten, tussen soorten en van ecosystemen;
- 19.
‘bevoegde instantie’: een door een partij bij het protocol aangewezen bevoegde instantie of de betrokken gelijkwaardige instantie van een niet-partij die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de door het protocol opgelegde administratieve taken of de gelijkwaardige taken in geval van een niet-partij, en die is gemachtigd voor deze taken te handelen;
- 20.
‘nationaal contactpunt’: de door een partij aangewezen instantie die belast is met de contacten met het secretariaat namens die partij;
- 21.
‘secretariaat’: het secretariaat voor het protocol.
Voetnoten
Richtlijn 90/219/EEG van de Raad van 23 april 1990 inzake het ingeperkte gebruik van genetisch gemodificeerde micro-organismen (PB L 117 van 8.5.1990, blz. 1). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2001/204/EG (PB L 73 van 15.3.2001, blz. 32).
Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot instelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden. (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).