Einde inhoudsopgave
Regeling Wfsv
Artikel 5.21 Toedelingspercentage voor de opbrengsten van de gecombineerde heffing van de loonbelasting, inkomstenbelasting en de premie voor de volksverzekeringen
Geldend
Geldend vanaf 22-11-2022. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
11-11-2022, Stcrt. 2022, 31170 (uitgifte: 21-11-2022, regelingnummer: 2022-0000205605)
- Inwerkingtreding
22-11-2022, terugwerkend tot: 01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-11-2022, Stcrt. 2022, 31170 (uitgifte: 21-11-2022, regelingnummer: 2022-0000205605)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen / Algemeen
Sociale zekerheid algemeen / Bijzondere onderwerpen
1.
De opbrengsten van de gecombineerde heffing van de loonbelasting, inkomstenbelasting en de premie voor de volksverzekeringen worden uitgesplitst volgens een voor de loonheffing en voor de inkomensheffing afzonderlijk vastgesteld toedelingspercentage.
2.
Voorafgaand aan het belasting/premiejaar worden in overleg tussen de beheerders van de fondsen voor de volksverzekeringen en de Minister van Financiën voorlopige toedelingspercentages vastgesteld. De toedelingspercentages worden gebaseerd op de transactieramingen voor het desbetreffende belasting/premiejaar.
3.
In het tweede jaar na afloop van het belasting/premiejaar wordt het toedelingspercentage voor de loonheffing definitief vastgesteld. In het vierde kalenderjaar na afloop van het belasting/premiejaar wordt het toedelingspercentage voor de inkomensheffing definitief vastgesteld. De definitieve vaststelling vindt plaats op basis van de gerealiseerde belastingheffing en leidt tot een correctie van de reeds afgedragen premie-opbrengsten aan de fondsen met de belastingopbrengsten.
4.
De opbrengsten van de loonheffing en de inkomensheffing die door de rijksbelastingdienst worden geïnd nadat het toedelingspercentage definitief is vastgesteld, worden uitgesplitst op basis van het definitief vastgestelde toedelingspercentage.
5.
De correctie, bedoeld in het derde lid, wordt door de Minister van Financiën met de beheerder van dat fonds afgerekend.
6.
In geval van bijzondere omstandigheden kan de Minister van Financiën, op verzoek van de rijksbelastingdienst, besluiten om de termijn, bedoeld in het derde lid, te verlengen.