Einde inhoudsopgave
Wet op het financieel toezicht
Artikel 3A:56 Ingrijpen in handel in financiële instrumenten
Geldend
Geldend vanaf 21-12-2021
- Bronpublicatie:
15-12-2021, Stb. 2021, 632 (uitgifte: 20-12-2021, kamerstukken: 35908)
- Inwerkingtreding
21-12-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-12-2021, Stb. 2021, 633 (uitgifte: 20-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
De Nederlandsche Bank kan degene die een handelsplatform exploiteert of een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling door middel van het geven van een aanwijzing verplichten om de handel in een financieel instrument op te schorten of te onderbreken indien dit naar het oordeel van de Nederlandsche Bank passend is om ervoor te helpen zorgen dat een afwikkelingsmaatregel doeltreffend is of om een of meer afwikkelingsdoelstellingen te verwezenlijken.
2.
Indien de Nederlandsche Bank een aanwijzing geeft als bedoeld in het eerste lid tot het opschorten of onderbreken van de handel in een financieel instrument doet zij hetzelfde voor afgeleide financiële instrumenten als bedoeld in de onderdelen d tot en met j van de definitie van financieel instrument in artikel 1:1 die verband houden met dat financiële instrument of daarnaar verwijzen, indien dit naar het oordeel van de Nederlandsche Bank passend is ter ondersteuning van het bereiken van de doelstelling van de opschorting of onderbreking van de handel in het onderliggende financieel instrument.
3.
De Autoriteit Financiële Markten verricht op instructie van de Nederlandsche Bank de noodzakelijke feitelijke handelingen om uitvoering te geven aan een besluit als bedoeld in het eerste en tweede lid.
4.
In afwijking van artikel 1:97 maakt de Autoriteit Financiële Markten een besluit ten aanzien waarvan zij een instructie als bedoeld in het derde lid heeft gekregen onverwijld openbaar en stelt zij de toezichthoudende instanties van de overige lidstaten van dat besluit in kennis.