Einde inhoudsopgave
Zetelverdrag tussen het Internationaal Strafhof en het Gastland
Artikel 31 Afstand van de in de artikelen 21, 22 en 23 bedoelde voorrechten, immuniteiten en faciliteiten van vertegenwoordigers van Staten en leden van het Bureau
Geldend
Geldend vanaf 01-03-2008
- Bronpublicatie:
07-06-2007, Trb. 2007, 125 (uitgifte: 17-07-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-03-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-03-2008, Trb. 2008, 31 (uitgifte: 01-01-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Rechtshandhaving
Internationaal strafrecht / Internationale tribunalen
De in de artikelen 21, 22 en 23 van dit Verdrag bedoelde voorrechten, immuniteiten en faciliteiten worden niet aan de vertegenwoordigers van Staten en leden van het Bureau en intergouvernementele organisaties toegekend voor het persoonlijk gewin van de betrokkenen zelf, maar teneinde de onafhankelijke uitoefening van hun functies in verband met de werkzaamheden van de Vergadering, met inbegrip van haar Bureau en hulporganen, en het Hof te waarborgen. Dientengevolge hebben de Staten die Partij zijn bij het Verdrag betreffende de privileges en immuniteiten van het Internationaal Strafhof niet alleen het recht afstand te doen van de voorrechten, immuniteiten en faciliteiten van hun vertegenwoordigers, maar zijn zij hiertoe verplicht in de gevallen waarin deze voorrechten, immuniteiten en faciliteiten, naar het oordeel van die Staten, de rechtsgang zouden belemmeren en waarin hiervan afstand kan worden gedaan zonder afbreuk te doen aan het doel waarvoor zij zijn toegekend. Aan Staten die geen partij zijn bij het Verdrag betreffende de privileges en immuniteiten van het Internationaal Strafhof en aan intergouvernementele organisaties worden de in de artikelen 21, 22 en 23 van dit Verdrag bedoelde voorrechten, immuniteiten en faciliteiten toegekend, mits zij dezelfde verplichting met betrekking tot de afstand hiervan op zich nemen.