Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2013/36/EU betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG
Artikel 161 Evaluatie en verslag
Geldend
Geldend vanaf 09-07-2024
- Bronpublicatie:
31-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1619 (uitgifte: 19-06-2024, regelingnummer: 2024/1619)
- Inwerkingtreding
09-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1619 (uitgifte: 19-06-2024, regelingnummer: 2024/1619)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
De Commissie verricht periodiek evaluaties van de toepassing van deze richtlijn om te waarborgen dat de toepassing niet leidt tot kennelijke discriminatie tussen instellingen op grond van hun rechtsstructuur of eigendomsmodel.
2.
Na een evaluatie, in nauwe samenwerking met de EBA, dient de Commissie uiterlijk op 30 juni 2016 een verslag in bij het Europees Parlement en bij de Raad, in voorkomend geval vergezeld van een wetgevingsvoorstel, inzake de in deze richtlijn en Verordening (EU) nr. 575/2013 vervatte bepalingen inzake beloningsbeleid, rekening houdend met internationale ontwikkelingen en met bijzondere aandacht voor:
- a)
de efficiëntie, de toepassing en de handhaving ervan, met inbegrip van het aanwijzen van alle leemten die voortvloeien uit de toepassing van het evenredigheidsbeginsel op deze bepalingen;
- b)
de gevolgen van de naleving van het in artikel 94, lid 1, onder g), neergelegde beginsel met betrekking tot:
- i)
de concurrentiepositie en de financiële stabiliteit; en
- ii)
de medewerkers die effectief en fysiek werkzaam zijn in buiten de EER gevestigde dochterondernemingen van binnen de EER gevestigde moederinstellingen.
Bij die evaluatie wordt in het bijzonder in aanmerking genomen of het in artikel 94, lid 1, punt g), neergelegde beginsel van toepassing dient te blijven op de in de eerste alinea, onder b), punt ii), vallende medewerkers.
3.
Vervallen.
4.
Uiterlijk op 31 december 2014 evalueert de Commissie de toepassing van de artikelen 108 en 109 en dient zij daarover bij het Europees Parlement en bij de Raad een verslag in, in voorkomend geval vergezeld van een wetgevingsvoorstel.
5.
Uiterlijk op 31 december 2016 evalueert de Commissie, met inachtneming van alle relevante ontwikkelingen in de Unie en internationale ontwikkelingen, de resultaten van artikel 91, lid 9, met inbegrip van de gepastheid van het benchmarken van diversiteitspraktijken, en dient zij hierover een verslag in bij het Europees Parlement en bij de Raad, in voorkomend geval vergezeld van een wetgevingsvoorstel.
6.
Uiterlijk op 31 december 2015 raadpleegt de Commissie, het ESRB, de EBA, de EIOPA, de ESMA en andere relevante partijen over de doeltreffendheid van de regelingen inzake informatie-uitwisseling uit hoofde van deze richtlijn zowel in gewone tijden als in stresssituaties.
7.
Uiterlijk op 31 december 2015 evalueert de EBA de toepassing van deze richtlijn en van Verordening (EU) nr. 575/2013 op de samenwerking van de Unie en de lidstaten met derde landen en brengt zij daarover verslag uit aan de Commissie. In dat verslag wordt nagegaan welke gebieden verder moeten worden ontwikkeld wat samenwerking en informatie-uitwisseling betreft. De EBA maakt het verslag bekend op zijn website.
8.
Na een mandaat van de Commissie te hebben ontvangen, gaat de EBA na of entiteiten uit de financiële sector die verklaren dat zij hun werkzaamheden overeenkomstig de beginselen van islamitisch bankieren verrichten, afdoende onder de bepalingen van deze richtlijn en Verordening (EU) nr. 575/2013 vallen. De Commissie bestudeert het door de EBA opgestelde verslag en dient zo nodig een wetgevingsvoorstel bij het Europees Parlement en de Raad in.
9.
Uiterlijk op 1 juli 2014 brengt de EBA aan de Commissie verslag uit over het gebruik dat kredietinstellingen maken van en de voordelen die zij halen uit de langerlopende herfinancieringstransacties van centrale banken van het ESCB en gelijkaardige ondersteuningsmaatregelen in de vorm van centralebankfinanciering. Uiterlijk op 31 december 2014 dient de Commissie, op basis van dat verslag en na overleg met de Europese Centrale Bank, bij het Europees Parlement en bij de Raad een verslag in over het feitelijke gebruik dat wordt gemaakt van en de voordelen die worden gehaald uit deze herfinancieringstransacties en financieringsondersteuningsmaatregelen voor kredietinstellingen waaraan in de Unie vergunning is verleend, in voorkomend geval vergezeld met een wetgevingsvoorstel betreffende het gebruik dat wordt gemaakt van deze herfinancieringstransacties en financieringsondersteuningsmaatregelen.
10.
Uiterlijk op 31 december 2023 evalueert de Commissie de tenuitvoerlegging en toepassing van de toezichtsbevoegdheden die zijn bedoeld in artikel 104, lid 1, punten j) en l), en brengt zij daarover verslag uit aan het Europees Parlement en aan de Raad.