Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsregeling verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken
Artikel 14
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2021
- Bronpublicatie:
31-12-2020, Stcrt. 2020, 64029 (uitgifte: 31-12-2020, regelingnummer: 2020-0000246185)
- Inwerkingtreding
01-01-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-12-2020, Stcrt. 2020, 64029 (uitgifte: 31-12-2020, regelingnummer: 2020-0000246185)
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Accijns en verbruiksbelastingen (V)
1.
Voor de belasting die de vergunninghouder van een inrichting verschuldigd is of kan worden, stelt hij zekerheid. De zekerheid wordt bepaald op basis van het belastingbelang.
2.
Het belastingbelang is de som van het bedrag dat wordt vertegenwoordigd door de hoeveelheid alcoholvrije dranken die:
- —
gemiddeld in de inrichting voorhanden is;
- —
gemiddeld in een aangiftetijdvak wordt uitgeslagen;
- —
gemiddeld in een aangiftetijdvak met een vervoersopdracht of een ander daartoe aangewezen bescheid wordt overgebracht naar een andere inrichting, een ondernemer dan wel een publiekrechtelijk lichaam, anders dan als ondernemer, in een andere lidstaat of een derde land;
- —
gemiddeld in een aangiftetijdvak met toepassing van artikel 2, zesde lid, van het besluit wordt overgebracht naar een andere inrichting;
- —
gemiddeld in een aangiftetijdvak met een vervoersopdracht vanuit een derde land, vanuit een plaats voor tijdelijke opslag of na beëindiging van een EU-douaneregeling wordt overgebracht naar de inrichting.
3.
Indien op grond van artikel 13 toestemming is verleend voor het doen van één aangifte voor twee of meer inrichtingen worden de afzonderlijke zekerheidstellingen voor de desbetreffende inrichtingen vervangen door één zekerheid die voor die inrichtingen tezamen van toepassing is. Het hierbij in acht te nemen belastingbelang wordt gevormd door het totale belastingbelang dat op basis van het tweede lid voor de desbetreffende inrichtingen is vastgesteld.
4.
De zekerheid bedraagt ten minste 5 percent en ten hoogste 100 percent van het belastingbelang met een maximum van € 2.250.000.
5.
Geen zekerheidstelling is vereist wanneer een overheidslichaam de belasting verschuldigd is of kan worden.