Besluit bewapening en uitrusting politie
Artikel 24
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2022
- Bronpublicatie:
24-11-2021, Stb. 2021, 46 jo Stb. 2021, 578 (uitgifte: 01-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
26-01-2021, Stb. 2021, 46 jo Stb. 2021, 578 (uitgifte: 05-02-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-05-2022, Stb. 2022, 194 (uitgifte: 25-05-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Politierecht / Bevoegdheden
1.
De surveillancehond en de AOT-hond maken onderdeel uit van de bewapening.
2.
De surveillancehond, de AOT-hond en de politiespeurhond staan onder toezicht van:
- a.
een ambtenaar van politie als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de Politiewet 2012;
- b.
een ambtenaar van politie als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van de Politiewet 2012, die op grond van artikel 7, negende lid, van die wet de bevoegdheid heeft geweld te gebruiken, of
- c.
de ambtenaar van politie als bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van die wet, die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.
3.
De ambtenaar, bedoeld in het tweede lid, beschikt over de hond uitsluitend na toestemming van de korpschef.
4.
De ambtenaar, bedoeld in het tweede lid, beschikt over een certificaat als bedoeld in het vijfde lid, onder a.
5.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent:
- a.
een certificaat waaruit blijkt dat de combinatie van hond en de ambtenaar, bedoeld in het tweede lid, voldoet aan de bij deze regeling gestelde eisen;
- b.
de keuring en de herkeuring binnen twee jaar;
- c.
de instelling van commissies die zijn belast met de keuring, certificering en herkeuring;
- d.
het toezicht op de kwaliteit en de objectiviteit van de keuring en herkeuring.