Einde inhoudsopgave
Regeling op het specifiek cultuurbeleid
Artikel 3.33 Presentatie-instellingen
Geldend
Geldend vanaf 29-11-2023
- Redactionele toelichting
Hoofdstuk 3, zoals dat luidde op 28-11-2023, blijft van toepassing op de subsidies verstrekt op grond van artikel 4a van de Wet op het specifiek cultuurbeleid voor de jaren 2021 tot en met 2024.
- Bronpublicatie:
20-11-2023, Stcrt. 2023, 32605 (uitgifte: 28-11-2023, regelingnummer: WJZ/42300229)
- Inwerkingtreding
29-11-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-11-2023, Stcrt. 2023, 32605 (uitgifte: 28-11-2023, regelingnummer: WJZ/42300229)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
1.
De minister kan subsidie verstrekken aan een instelling die haar standplaats in een grote gemeente of een regio heeft en als kernactiviteit heeft de presentatie van een vernieuwend aanbod van hedendaagse beeldende kunst in een internationale context, indien de instelling:
- a.
beschikt over een ruimte die geschikt is voor het tonen van de presentaties;
- b.
haar activiteiten verspreid over het jaar realiseert;
- c.
een toonaangevende programmering verzorgt;
- d.
voor haar artistieke continuïteit niet afhankelijk is van één of enkele artistiek leiders; en
- e.
niet overwegend gericht is op het beheer van een collectie van cultureel erfgoed.
2.
De minister verstrekt op grond van het eerste lid aan ten hoogste zes instellingen subsidie.
3.
Op grond van dit artikel wordt aan ten hoogste één instelling per grote gemeente subsidie verstrekt.