Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) Nr. 1093/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie
Artikel 38 Vrijwaringsmaatregelen
Geldend
Geldend vanaf 16-12-2010
- Bronpublicatie:
24-11-2010, PbEU 2010, L 331 (uitgifte: 15-12-2010, regelingnummer: 1093/2010)
- Inwerkingtreding
16-12-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-11-2010, PbEU 2010, L 331 (uitgifte: 15-12-2010, regelingnummer: 1093/2010)
- Vakgebied(en)
Bankzaken (V)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Financiële dienstverlening / Financieel toezicht
1.
De Autoriteit verzekert dat een op grond van artikel 18 of artikel 19 vastgesteld besluit in geen enkel opzicht afbreuk doet aan de budgettaire verantwoordelijkheden van de lidstaten.
2.
Wanneer een lidstaat meent dat een op grond van artikel 19, lid 3, genomen besluit afbreuk doet aan zijn budgettaire verantwoordelijkheden, kan hij, binnen twee weken na kennisgeving aan de bevoegde autoriteit van het besluit van de Autoriteit, de Autoriteit en de Commissie ervan in kennis stellen dat de bevoegde autoriteit het besluit niet zal uitvoeren.
In zijn kennisgeving legt de lidstaat duidelijk en specifiek uit waarom en hoe het besluit afbreuk doet aan zijn budgettaire verantwoordelijkheden.
In geval van dergelijke kennisgeving wordt het besluit van de Autoriteit opgeschort.
Binnen een termijn van één maand na kennisgeving door de lidstaat brengt de Autoriteit de lidstaat ervan op de hoogte of zij haar besluit handhaaft dan wel wijzigt of herroept. Indien het besluit wordt gehandhaafd of gewijzigd, verklaart de Autoriteit dat de budgettaire verantwoordelijkheden onverlet blijven.
Indien de Autoriteit haar besluit handhaaft, beslist de Raad, bij meerderheid van de uitgebrachte stemmen, uiterlijk twee maanden nadat de Autoriteit de lidstaat op de hoogte heeft gebracht als bepaald in de vierde alinea, of het besluit van de Autoriteit wordt gehandhaafd.
Indien de Raad, na zich op de zaak te hebben beraden, geen besluit neemt tot handhaving van het besluit van de Autoriteit, overeenkomstig de vijfde alinea, komt het besluit van de Autoriteit te vervallen.
3.
Indien een lidstaat van oordeel is dat een op grond van artikel 18, lid 3, genomen besluit afbreuk doet aan zijn budgettaire verantwoordelijkheden, kan hij de Autoriteit, de Commissie en de Raad, binnen drie werkdagen na kennisgeving aan de bevoegde autoriteit van het besluit van de Autoriteit, ervan in kennis stellen dat de bevoegde autoriteit het besluit niet zal uitvoeren.
In zijn kennisgeving legt de lidstaat duidelijk en specifiek uit waarom en hoe het besluit afbreuk doet aan zijn budgettaire verantwoordelijkheden.
In geval van dergelijke kennisgeving wordt het besluit van de Autoriteit opgeschort.
De Raad roept binnen tien werkdagen een vergadering bijeen en neemt, met gewone meerderheid van de leden, een besluit over de vraag of het besluit van de Autoriteit wordt herroepen.
Indien de Raad, na zich op de zaak te hebben beraden, overeenkomstig de vierde alinea geen besluit tot herroeping van het besluit van de Autoriteit neemt, wordt de opschorting van het besluit van de Autoriteit beëindigd.
4.
Indien de Raad overeenkomstig lid 3 heeft besloten een op grond van artikel 18, lid 3, genomen besluit van de Autoriteit niet te herroepen, en de betrokken lidstaat nog steeds van oordeel is dat het besluit van de Autoriteit afbreuk doet aan zijn budgettaire verantwoordelijkheden, kan die lidstaat de Commissie en de Autoriteit daarvan in kennis stellen en de Raad verzoeken de kwestie opnieuw te bestuderen. De betrokken lidstaat zet duidelijk de redenen uiteen waarom hij het niet eens is met het besluit van de Raad.
Binnen vier weken na de in de eerste alinea bedoelde kennisgeving bevestigt de Raad zijn oorspronkelijke besluit of neemt hij een nieuw besluit overeenkomstig lid 3.
De periode van vier weken kan door de Raad met nog eens vier weken worden verlengd, indien de bijzondere omstandigheden van het geval zulks vereisen.
5.
Misbruik van dit artikel, in het bijzonder met betrekking tot een besluit van de Autoriteit dat geen aanzienlijke of wezenlijke budgettaire gevolgen heeft, is verboden als zijnde onverenigbaar met de interne markt.