Richtlijn 2004/82/EG betreffende de verplichting voor vervoerders om passagiersgegevens door te geven
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 05-09-2004
- Bronpublicatie:
29-04-2004, PbEU 2004, L 261 (uitgifte: 06-08-2004, regelingnummer: 2004/82/EG)
- Inwerkingtreding
05-09-2004
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-04-2004, PbEU 2004, L 261 (uitgifte: 06-08-2004, regelingnummer: 2004/82/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Vervoersrecht / Bijzondere onderwerpen
Richtlijn van de Raad van 29 april 2004 betreffende de verplichting voor vervoerders om passagiersgegevens door te geven
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 62, punt 2, onder a), en artikel 63, punt 3, onder b),
Gezien het initiatief van het Koninkrijk Spanje (1),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Voor een doeltreffende bestrijding van illegale immigratie en betere grenscontroles is het van essentieel belang dat alle lidstaten een regeling invoeren waarbij de verplichtingen worden vastgesteld die gelden voor luchtvervoerders die passagiers naar het grondgebied van de lidstaten vervoeren. Om die doelstelling effectiever te verwezenlijken, moeten tevens de geldboeten die in de lidstaten zijn gesteld op niet-nakoming van de verplichtingen door vervoerders, zoveel mogelijk worden geharmoniseerd, waarbij rekening moet worden gehouden met de verschillen in de rechtsstelsels en de juridische praktijk van de lidstaten.
- (2)
De Europese Raad heeft op 25 en 26 maart 2004 een verklaring over het terrorisme aangenomen waarin werd aangedrongen op een snel onderzoek naar maatregelen op dit gebied en een versnelde behandeling van het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de verplichting van vervoerders om passagiersgegevens door te geven, om die maatregel op korte termijn te kunnen invoeren.
- (3)
Het is van belang een vacuüm in het Gemeenschapsoptreden tegen illegale immigratie te voorkomen.
- (4)
Vanaf 1 mei 2004 kan de Raad niet meer handelend optreden op initiatief van een lidstaat.
- (5)
De Raad heeft geen mogelijkheden meer om tijdig het advies van het Europees Parlement te krijgen.
- (6)
Onder deze uitzonderlijke omstandigheden moet de richtlijn zonder het advies van het Europees Parlement worden aangenomen.
- (7)
De krachtens deze richtlijn aan vervoerders op te leggen verplichtingen vormen een aanvulling op die welke zijn vastgesteld op grond van artikel 26 van de in 1990 te Schengen gesloten Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985, zoals aangevuld bij Richtlijn 2001/51/EG van de Raad (2); de twee soorten verplichtingen dienen hetzelfde doel, namelijk beheersing van de migratiestromen en bestrijding van de illegale immigratie.
- (8)
Onverminderd het bepaalde in Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (3), mag de vrijheid van de lidstaten om voor luchtvervoerders of voor sommige categorieën andere vervoerders bijkomende verplichtingen te handhaven of in te voeren, ongeacht of deze in de onderhavige richtlijn worden genoemd en met inbegrip van het verstrekken van informatie of gegevens over retourtickets, niet worden aangetast.
- (9)
Voor een doeltreffender bestrijding van illegale immigratie en een effectievere verwezenlijking van die doelstelling is het van essentieel belang dat, zonder afbreuk te doen aan Richtlijn 95/46/EG, in een zo vroeg mogelijk stadium rekening wordt gehouden met elke technologische innovatie, met name wat betreft de opneming en het gebruik van biometrische kenmerken in de door de vervoerders te verstrekken informatie.
- (10)
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat bij vervolging van vervoerders die tot de toepassing van sancties kan leiden, het recht van verdediging en het recht tegen een dergelijke beslissing beroep in te stellen, daadwerkelijk kunnen worden uitgeoefend.
- (11)
De onderhavige maatregelen omvatten de controlemogelijkheden, bedoeld in het besluit van het Uitvoerend Comité van Schengen (SCH/Com-ex(94) 17, 4e herz.), waardoor de grenscontroles opgevoerd kunnen worden en over voldoende tijd kan worden beschikt om alle passagiers zorgvuldig en uitvoerig te controleren, doordat hun gegevens naar de met de uitvoering van deze controles belaste autoriteiten worden gestuurd.
- (12)
Richtlijn 95/46/EG is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door de autoriteiten van de lidstaten. Dit houdt in dat het weliswaar legitiem is om ten behoeve van grenscontroles doorgegeven passagiersgegevens ook te gebruiken als bewijsmateriaal in procedures ter handhaving van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake binnenkomst en immigratie en van de daarin vervatte bepalingen over de bescherming van de openbare orde (‘ordre public’) en nationale veiligheid, maar dat iedere verdere verwerking van die gegevens voor andere dan deze doeleinden, ingaat tegen de beginselen in artikel 6, lid 1, onder b), van Richtlijn 95/46/EG. De lidstaten moeten voorzien in een stelsel van sancties in geval van gebruik dat in strijd is met het doel van onderhavige richtlijn.
- (13)
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze richtlijn en is het niet gebonden door of onderworpen aan de toepassing ervan. Aangezien deze richtlijn voortbouwt op het Schengenacquis krachtens de bepalingen van titel IV van het derde deel van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, beslist Denemarken op grond van artikel 5 van genoemd protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad deze richtlijn heeft aangenomen, of het deze in zijn nationale wetgeving zal omzetten.
- (14)
Ten aanzien van IJsland en Noorwegen houdt deze richtlijn een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de door de Raad van de Europese Unie met de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (4), die betrekking hebben op het gebied als bedoeld in artikel 1, punt E, van Besluit 1999/437/EG van de Raad inzake bepaalde toepassingsbepalingen van die overeenkomst (5).
- (15)
Het Verenigd Koninkrijk neemt deel aan deze richtlijn overeenkomstig artikel 5 van het Protocol tot opneming van het Schengenacquis in het kader van de Europese Unie, dat gehecht is aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en overeenkomstig artikel 8, lid 2, van Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (6).
- (16)
Ierland neemt deel aan deze richtlijn overeenkomstig artikel 5 van het Protocol tot opneming van het Schengenacquis in het kader van de Europese Unie, dat gehecht is aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (7).
- (17)
Deze richtlijn vormt een rechtshandeling die voortbouwt op het Schengenacquis of daaraan is verbonden als bedoeld in artikel 3, lid 1, van de Toetredingsakte van 2003,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD: