Einde inhoudsopgave
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Artikel 1.7a Ruimte voor innovatie
Geldend
Geldend van 01-08-2022 tot 01-01-2025
- Bronpublicatie:
23-02-2022, Stb. 2022, 116 (uitgifte: 21-03-2022, kamerstukken: 35946)
27-01-2021, Stb. 2021, 57 (uitgifte: 10-02-2021, kamerstukken: 35611)
- Inwerkingtreding
01-08-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-03-2022, Stb. 2022, 117 (uitgifte: 22-03-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
29-11-2021, Stb. 2021, 599 (uitgifte: 09-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
1.
Met het oog op verbetering van de kwaliteit, toegankelijkheid of doelmatigheid van het hoger onderwijs kan bij wijze van experiment bij algemene maatregel van bestuur worden afgeweken van:
- a.
- b.
- c.
- d.
- e.
- f.
- g.
2.
In geval van toepassing van het eerste lid worden bij algemene maatregel van bestuur in ieder geval bepaald:
- a.
het doel van het experiment,
- b.
op welke wijze van welke artikelen van de in het eerste lid genoemde hoofdstukken, titels of paragrafen wordt afgeweken,
- c.
de duur van het experiment, en
- d.
op welke wijze en aan de hand van welke criteria de met het experiment beoogde effecten worden geëvalueerd.
De voordracht voor die algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
3.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de uitvoering van een experiment.
4.
Een experiment duurt ten hoogste zes jaar, tenzij een langere duur gezien de bijzondere aard van het experiment noodzakelijk is. Alsdan wordt de duur van het experiment op ten hoogste acht jaar bepaald. Indien, voordat een experiment is afgelopen, een voorstel van wet is ingediend bij de Staten-Generaal om het experiment om te zetten in een structurele wettelijke regeling, kan Onze Minister het experiment verlengen tot het tijdstip waarop het wetsvoorstel tot wet is verheven en in werking treedt.
5.
Onze Minister zendt drie maanden voor het einde van de werkingsduur van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het experiment in de praktijk, evenals een standpunt over de voortzetting van die algemene maatregel van bestuur, anders dan een voortzetting als experiment.
6.
Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op een samenwerkingsverband tussen een instelling voor hoger onderwijs en een school als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs 2020 dan wel een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1 of artikel 1.4.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs. In geval van een samenwerkingsverband met een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs kan voor die instelling worden afgeweken van artikel 8.1.1 van die wet, indien hoofdstuk 7, titel 3, paragraaf 1, van deze wet van toepassing wordt verklaard.