Einde inhoudsopgave
Besluit winst; landbouwproblematiek
6 Fiscale behandeling overdracht quota
Geldend
Geldend vanaf 07-12-2018. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 23-11-2018
- Bronpublicatie:
23-11-2018, Stcrt. 2018, 68647 (uitgifte: 06-12-2018, regelingnummer: 2018-115091)
- Inwerkingtreding
07-12-2018, terugwerkend tot: 23-11-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-11-2018, Stcrt. 2018, 68647 (uitgifte: 06-12-2018, regelingnummer: 2018-115091)
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Winst
In dit besluit wordt onder ‘quota’ verstaan: visquotum, varkensrecht, pluimveerecht, fosfaatrecht en daarmee vergelijkbare productierechten.
In de arresten van 11 juni 1997, nr. 31 891, ECLI:NL:HR:1997: BI5843 en van 15 juli 1998, nr. 33 468, ECLI:NL:HR:1998:AA2342, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat voor de toepassing van artikel 8, eerste lid, onderdeel d, Wet IB 1964 in de voorgelegde situaties de vervreemding van het melkquotum staking van een zelfstandig onderdeel van de onderneming betekent. Deze uitleg van de Hoge Raad is relevant voor de toepassing van de artikelen 3.59, 3.62, 3.63 en 3.129 Wet IB 2001.
Uit het feitencomplex van beide bovenvermelde procedures volgt dat de melkveeactiviteiten werden beëindigd door eerst de vervreemding van de gehele melkveestapel en vervolgens het melkquotum. De arresten geven daarom geen aanleiding te veronderstellen dat alleen de verkoop van een geheel quotum per definitie de staking van een (zelfstandig deel van een) onderneming vormt. Steeds zal daarvoor het geheel van feiten en omstandigheden in beschouwing moeten worden genomen.
Daarnaast stond de letterlijke tekst van het vervallen landbouwbesluit van 13 oktober 2010 nr. DGB2010/1981M, een zogenoemde ‘à la carte’ doorschuiving toe. Daarmee wordt bedoeld dat de overdrager per bestanddeel zelf kon kiezen om per overgedragen vermogensbestanddeel door te schuiven dan wel om over de daarin begrepen stille reserves (geheel of gedeeltelijk) af te rekenen. Een doorschuiving à la carte is tijdens de parlementaire behandeling van artikel 3.63 Wet IB 2001, uitdrukkelijk afgewezen. Om die reden staat de nieuwe tekst een ‘à la carte’ doorschuiving niet meer toe. Als activiteiten worden beëindigd die een zekere zelfstandigheid hebben of die voor een overnemer een zelfstandige onderneming zouden kunnen vormen, kan die beëindiging als een (gedeeltelijke) staking van een onderneming worden beschouwd. Voor zover daarbij vermogensbestanddelen worden overgedragen aan een overnemer die voldoet aan de voorwaarden van artikel 3.63 Wet IB 2001 voor een geruisloze doorschuiving en daarvan gebruik wenst te maken, zal voor het geheel voor toepassing van die faciliteit moeten worden gekozen. In het geval geen gebruik wordt gemaakt van artikel 3.63 Wet IB 2001 geldt dit voor alle over te dragen vermogensbestanddelen.