Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 58/2003 tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken voor het beheer van communautaire programma's worden gedelegeerd
Artikel 13 Opstelling van de huishoudelijke begroting
Geldend
Geldend vanaf 26-01-2003
- Bronpublicatie:
19-12-2002, PbEG 2003, L 11 (uitgifte: 16-01-2003, regelingnummer: 58/2003)
- Inwerkingtreding
26-01-2003
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-12-2002, PbEG 2003, L 11 (uitgifte: 16-01-2003, regelingnummer: 58/2003)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Instituties
1.
De directeur stelt elk jaar een ontwerp van huishoudelijke begroting van het uitvoerend agentschap op met de huishoudelijke uitgaven voor het volgende begrotingsjaar. Hij legt dit ontwerp voor aan het directiecomité.
2.
Het directiecomité stelt uiterlijk op 1 maart van elk jaar het ontwerp van huishoudelijke begroting, met inbegrip van de personeelsformatie, voor het volgende begrotingsjaar vast en legt het voor aan de Commissie.
3.
Op basis van dit ontwerp en van de programmering die zij heeft vastgesteld voor de communautaire programma's aan het beheer waarvan het uitvoerend agentschap deelneemt, stelt de Commissie in het kader van de begrotingsprocedure voor om de jaarlijkse toelage voor de huishoudelijke begroting van het uitvoerend agentschap vast te stellen.
4.
Op basis van de aldus door de begrotingsautoriteit bepaalde jaarlijkse toelage stelt het directiecomité aan het begin van elk begrotingsjaar de huishoudelijke begroting en het werkprogramma van het uitvoerend agentschap vast, rekening houdende met de diverse bijdragen die het uitvoerend agentschap ontvangt en met de middelen afkomstig uit andere bronnen.
5.
De huishoudelijke begroting van het uitvoerend agentschap kan eerst definitief worden vastgesteld nadat de algemene begroting van de Europese Unie definitief is goedgekeurd.
6.
Als de Commissie overweegt een uitvoerend agentschap op te richten, stelt zij in het kader van de begrotingsprocedure en met inachtneming van het transparantiebeginsel de begrotingsautoriteit in kennis van:
- a)
de middelen die nodig zijn voor de werking van het agentschap, zowel financieel als personeel;
- b)
de beoogde detacheringen van ambtenaren van de Commissie bij het uitvoerend agentschap;
- c)
de administratieve middelen die door de overdracht van taken van de Commissiediensten aan het uitvoerend agentschap vrijkomen en de nieuwe bestemming van die vrijgekomen administratieve middelen.
7.
Met inachtneming van het in artikel 15 bedoelde financieel reglement wordt voor iedere wijziging van de huishoudelijke begroting, met inbegrip van de personeelsformatie, een gewijzigde begroting vastgesteld overeenkomstig de in dit artikel voorgeschreven procedure.