Einde inhoudsopgave
Wet op de Kamer van Koophandel
Artikel 44 [Instemming Minister]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2014
- Bronpublicatie:
25-11-2013, Stb. 2013, 507 (uitgifte: 10-12-2013, kamerstukken: 33553)
- Inwerkingtreding
01-01-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-11-2013, Stb. 2013, 508 (uitgifte: 10-12-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Economische ordening
1.
De Kamer behoeft de voorafgaande instemming van Onze Minister voor:
- a.
handelingen als bedoeld in artikel 32, onder a tot en met g, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen;
- b.
investeringen in infrastructurele voorzieningen ten behoeve van of mede ten behoeve van anderen dan de Kamer zelf.
2.
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van handelingen van rechtspersonen van wie de meerderheid van de aandelen of de stemrechten in de algemene vergadering direct of indirect in handen is van de Kamer, of van wie de meerderheid van de bestuurders of van de commissarissen direct of indirect door de Kamer wordt benoemd.
3.
Onze Minister kan aan de instemming voorschriften en beperkingen verbinden.
4.
Onze Minister kan handelingen als bedoeld in artikel 32, onder c, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen vrijstellen van de eis van voorafgaande instemming voor zover het bij de handeling betrokken bedrag een bij de vrijstelling bepaald bedrag niet overschrijdt.