Einde inhoudsopgave
Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie voorjaar 2016
Artikel 8
Geldend
Geldend vanaf 01-03-2016
- Bronpublicatie:
19-02-2016, Stcrt. 2016, 10006 (uitgifte: 25-02-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-03-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-02-2016, Stcrt. 2016, 10006 (uitgifte: 25-02-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Energierecht / Energieopwekking
1.
De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare elektriciteit geproduceerd door een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit met behulp van windenergie, niet zijnde een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit met behulp van windenergie als bedoeld in de artikelen 10 of 12, die wordt gerealiseerd op een locatie die overeenkomstig de lijst van gemeenten volgens de gemeentelijke indeling per 1 januari 2015, bedoeld in bijlage 2, een windsnelheid heeft van:
- a.
≥ 8,0 m/s;
- b.
≥ 7,5 en < 8,0 m/s;
- c.
≥ 7,0 en < 7,5 m/s, of
- d.
< 7,0 m/s.
2.
De productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit, bedoeld in het eerste lid, is niet opgericht in de territoriale zee of in de Nederlandse exclusieve economische zone.
3.
Indien de productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit, bedoeld in het eerste lid, wordt opgericht op een locatie waar op het moment van aanvragen één of meer windturbines staan of hebben gestaan, verstrekt de minister de subsidie, bedoeld in het eerste lid, uitsluitend indien:
- a.
het nominaal en te realiseren vermogen per windturbine ten opzichte van de te vervangen windturbine ten minste 1 MW toeneemt, of
- b.
de te vervangen windturbine op het moment van vervanging 15 jaar op de desbetreffende locatie in gebruik is geweest en op het moment van aanvragen ten minste 13 jaar voordien in gebruik is genomen.