Einde inhoudsopgave
Wet op het hoger beroepsonderwijs
Artikel 24 Vooropleidingseisen studierichting
Geldend
Geldend vanaf 01-08-1993
- Bronpublicatie:
27-05-1992, Stb. 1992, 337 (uitgifte: 09-07-1992, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 21122 Overheid.nl: 21122)
- Inwerkingtreding
01-08-1993
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-05-1992, Stb. 1992, 337 (uitgifte: 09-07-1992, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 21122Overheid.nl: 21122)
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
1.
Voor de inschrijving in een studierichting geldt als vooropleidingseis het bezit van:
- a.
een diploma hoger algemeen voortgezet onderwijs,
- b.
een diploma van een opleiding middelbaar beroepsonderwijs of van een opleiding deeltijds middelbaar beroepsonderwijs voor zover deze opleidingen uitsluitend of mede zijn gericht op doorstroming naar het hoger beroepsonderwijs,
- c.
enig getuigschrift van hoger niveau dan die, bedoeld in dit lid onder a en b, dan wel
- d.
een ander bij het HBO-statuut voor die studierichting aangewezen getuigschrift, gelijkwaardig aan die, bedoeld in dit lid onder a en b.
2.
In bijzondere gevallen kan het HBO-statuut ten aanzien van daarbij aangewezen studierichtingen afwijken van het bepaalde in het eerste lid.
3.
Het HBO-statuut kan nadere voorschriften geven omtrent de vakken die deel moeten hebben uitgemaakt van het examen ter verkrijging van een van de getuigschriften, bedoeld in het eerste en tweede lid.
4.
Het HBO-statuut kan met betrekking tot deeltijdse studierichtingen nadere voorschriften omtrent de vooropleidingseisen geven voortvloeiend uit het eigen karakter en de omvang van het deeltijds onderwijs.
5.
Het HBO-statuut kan met betrekking tot daarbij aangewezen studierichtingen aanvullende voorschriften geven met betrekking tot de geschiktheid en de vaardigheden die van belang zijn voor het met vrucht kunnen volgen van het onderwijs in die studierichting alsmede met betrekking tot de eisen die de uitoefening van het beroep, waarvoor de studierichting opleidt, stelt.
6.
Het bevoegd gezag kan bepalen dat aan de voor een studierichting gestelde vooropleidingseisen is voldaan door het bezit van door hem aan te wijzen Nederlands-Antilliaanse, Arubaanse of buitenlandse getuigschriften. Voor de bezitter van een in de vorige volzin bedoeld buitenlands getuigschrift geldt als nadere vooropleidingseis dat ten genoegen van de desbetreffende examencommissie het bewijs is geleverd van voldoende kennis van de Nederlandse taal om het onderwijs met vrucht te kunnen volgen. De daarbij te stellen eisen worden door het bevoegd gezag vastgesteld.