Einde inhoudsopgave
Besluit prudentiële regels Wft
Artikel 26.0 [Vereisten voor premiepensioeninstelling]
Geldend
Geldend vanaf 13-01-2019
- Bronpublicatie:
19-12-2018, Stb. 2018, 516 (uitgifte: 28-12-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
13-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-12-2018, Stb. 2018, 517 (uitgifte: 28-12-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Verzekeringsrecht / Algemeen
1.
De procedures en maatregelen van een premiepensioeninstelling ter beheersing van de relevante risico’s, bedoeld in artikel 23, derde lid, zijn gericht op de relevante risico’s waaraan de premiepensioeninstelling wordt of kan worden blootgesteld, alsmede op de risico’s voor de door de premiepensioeninstelling uitgevoerde pensioenregelingen, waarbij de onderlinge afhankelijkheden en relaties in acht worden genomen.
2.
Tot de relevante risico’s voor een premiepensioeninstelling worden, in aanvulling op de risico’s, bedoeld in artikel 23, tweede lid, tevens gerekend:
- a.
risico’s in verband met afgestemd beheer van activa en passiva;
- b.
risico’s in verband met beleggingen, met name derivatencontracten, securitisaties en vergelijkbare overeenkomsten;
- c.
risico’s in verband met verzekering en andere risicobeperkingstechnieken;
- d.
bestaande of opkomende risico’s met betrekking tot het milieu, maatschappelijk verantwoord ondernemen of behoorlijk bestuur, waaronder risico’s op het gebied van klimaatverandering, het gebruik van hulpbronnen, maatschappelijke risico’s of risico’s in verband met waardevermindering van activa als gevolg van gewijzigde regelgeving; en
- e.
de risico’s die de pensioendeelnemers, gewezen pensioendeelnemers of pensioengerechtigden dragen overeenkomstig de voorwaarden van de pensioenregeling, vanuit het oogpunt van de pensioendeelnemer of pensioengerechtigde.
3.
Een premiepensioeninstelling draagt er zorg voor dat de procedures en maatregelen, bedoeld in artikel 23, derde lid, tevens procedures omvatten voor het rapporteren van relevante risico’s door de risicobeheerfunctie aan het bestuur en, indien aanwezig, het toezichthoudend orgaan van de premiepensioeninstelling.
4.
De premiepensioeninstelling evalueert het beleid, bedoeld in artikel 23, eerste lid, ten minste eenmaal per drie jaar en past het beleid in geval van een belangrijke wijziging op het gebied van het risicobeheer of met betrekking tot de overige onderdelen van de bedrijfsvoering zo spoedig mogelijk aan.
5.
De premiepensioeninstelling draagt er zorg voor dat in de procedures en maatregelen, bedoeld in artikel 23, derde lid, voor de beoordeling van de kredietwaardigheid van de activa niet uitsluitend of mechanisch wordt uitgegaan van ratings, uitgegeven door een ratingbureau.