Einde inhoudsopgave
Wet financiële markten BES
Artikel 4:23 (vvgb-plichtige handelingen van kredietinstellingen)
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2016
- Bronpublicatie:
29-10-2015, Stb. 2015, 428 (uitgifte: 24-11-2015, kamerstukken: 34198)
- Inwerkingtreding
01-04-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-12-2015, Stb. 2015, 504 (uitgifte: 16-12-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Financiële dienstverlening / Financieel toezicht
1.
Het is een kredietinstelling met zetel in de openbare lichamen, anders dan na verkregen verklaring van geen bezwaar van de Nederlandsche Bank, verboden:
- a.
haar eigen vermogen door terugbetaling van kapitaal of uitkering van reserves te verminderen;
- b.
een deelneming in een andere onderneming te houden, te verwerven of te vergroten die meer bedraagt dan een procent van het balanstotaal van de kredietinstelling;
- c.
de activa en passiva van een andere onderneming of instelling geheel of voor een belangrijk deel al dan niet middellijk over te nemen;
- d.
een fusie aan te gaan met een andere onderneming of instelling;
- e.
over te gaan tot financiële of vennootschappelijke reorganisatie;
- f.
filialen, bijkantoren en kassen onder welke naam dan ook te vestigen; of
- g.
haar statuten te wijzigen.
2.
De aanvrager van een verklaring van geen bezwaar dient de aanvraag in bij de Nederlandsche Bank onder opgave van door de Nederlandsche Bank te bepalen gegevens. De artikelen 2:7 tot en met 2:9 zijn van overeenkomstige toepassing.
3.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het eerste lid.
4.
Indien een verklaring van geen bezwaar wordt verleend voor een handeling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan de aanvrager tevens toestemming worden verleend tot het vergroten van zijn gekwalificeerde deelneming, waarbij als bovengrens 20, 33, 50 of 100 procent kan gelden.
5.
Indien een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt verleend, kan deze betrekking hebben op door de aanvrager:
- a.
via een dochtermaatschappij verworven en nog te verwerven middellijke deelnemingen; of
- b.
verworven dan wel nog te verwerven middellijke deelnemingen, niet zijnde deelnemingen als bedoeld in onderdeel a, voor zover deze deelnemingen buiten de invloedssfeer van de aanvrager zijn verworven dan wel worden verworven.