Einde inhoudsopgave
Wet vervoer gevaarlijke stoffen
Artikel 14
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
12-02-2020, Stb. 2020, 172 (uitgifte: 17-06-2020, kamerstukken: 34986)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Milieugevaarlijke stoffen
Vervoersrecht / Algemeen
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
1.
Bij regeling van Onze Minister worden voor het gehele basisnet de plaatsen aangewezen waar het plaatsgebonden risico niet hoger is dan 10-6.
2.
Bij ministeriële regeling kan Onze Minister, indien dit in aanvulling op de krachtens het eerste lid vastgestelde risicoplafonds naar zijn oordeel noodzakelijk is ter beheersing van het aandeel van het vervoer van gevaarlijke stoffen in het groepsrisico:
- a.
op of langs wegen en hoofdspoorwegen de plaats of plaatsen aanwijzen, waar het plaatsgebonden risico niet hoger is dan 10-7; of,
- b.
op of langs een hoofdspoorweg de plaats of plaatsen aanwijzen waar het plaatsgebonden risico niet hoger is dan 10-8.
3.
Bij ministeriële regeling kan Onze Minister één of meer krachtens het eerste of tweede lid vastgestelde risicoplafonds verlagen, indien dit naar zijn oordeel noodzakelijk is om structurele aanvullende maatregelen die ter reductie van het risico vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen worden genomen ten goede te laten komen aan de belangen, bedoeld in artikel 12, onder b en c. Een deel van de veiligheidswinst voortvloeiend uit de maatregelen genoemd in de vorige volzin dient daarbij ook ten goede te komen aan het belang, bedoeld in artikel 12, onder a. Tot een verlaging van een risicoplafond als bedoeld in de eerste volzin, wordt niet overgegaan indien blijkens het onderzoek, bedoeld in artikel 15, eerste of tweede lid, het betrokken risicoplafond wordt of dreigt te worden overschreden.
4.
Bij de vaststelling van de plaatsen, bedoeld in het eerste en tweede lid, worden de bij ministeriële regeling vast te stellen referentiepunten als uitgangspunt gehanteerd. Deze referentiepunten zijn op de middenberm van de weg, het hart van de spoorbundel of het midden van het binnenwater gelegen, tenzij een andere locatie op het basisnet ten behoeve van de risicobeheersing meer aangewezen is.
5.
De krachtens het eerste en tweede lid voor hoofdspoorwegen vastgestelde risicoplafonds hebben geen betrekking op het risico vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen dat op een spoorwegemplacement plaatsvindt, voor zover artikel 5.1 van de Omgevingswet op dat risico van toepassing is.
6.
De vaststelling van een ministeriële regeling krachtens het eerste lid, vindt niet eerder plaats dan nadat het ontwerp in de Staatscourant bekend is gemaakt en aan een ieder de gelegenheid is geboden om binnen vier weken na de dag waarop de bekendmaking is geschied, wensen en bedenkingen ter kennis van Onze Minister te brengen.