Einde inhoudsopgave
Leidraad Invordering 2008
14.2.8 Beslag roerende zaken bij derden
Geldend
Geldend vanaf 10-11-2020
- Bronpublicatie:
04-11-2020, Stcrt. 2020, 58903 (uitgifte: 09-11-2020, regelingnummer: 2020-206102)
- Inwerkingtreding
10-11-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-11-2020, Stcrt. 2020, 58903 (uitgifte: 09-11-2020, regelingnummer: 2020-206102)
- Vakgebied(en)
Invordering (V)
Op zaken van de belastingschuldige die zich bij een derde bevinden, verhaalt de belastingdeurwaarder de belastingschuld zoveel mogelijk door het leggen van een beslag op roerende zaken.
De deurwaarder zal in de volgende gevallen echter beslag onder derden leggen als:
- —
de derde geen medewerking verleent aan het leggen van een beslag roerende zaken;
- —
het voor de belastingdeurwaarder feitelijk onmogelijk is om de zaken zelf te zien, dan wel te inventariseren;
- —
de derde een beroep doet als bedoeld in artikel 461d Rv, voordat het exploot van beslag op roerende zaken is afgesloten.
Als de derde een dergelijk beroep doet nadat het exploot van beslag op roerende zaken is afgesloten, legt de belastingdeurwaarder geen afzonderlijk derdenbeslag maar geldt het beslag roerende zaken als derdenbeslag. De belastingdeurwaarder betekent in dat geval een formulier als bedoeld in artikel 475, tweede lid, Rv, binnen drie dagen nadat de derde zich erop heeft beroepen dat hij het beslag niet behoeft te dulden.
Dit laatste geldt ook als de verwachting is gerechtvaardigd dat de derde voor de executoriale verkoop een beroep zal doen als bedoeld in artikel 461d Rv.