Einde inhoudsopgave
Regeling financiële bepalingen bodemsanering 2005
Bijlage 8a Modelverklaring de-minimissteun
Geldend
Geldend van 01-07-2017 tot 01-01-2025
- Bronpublicatie:
06-04-2017, Stcrt. 2017, 20898 (uitgifte: 02-05-2017, regelingnummer: IENM/BSK-2016/186143)
- Inwerkingtreding
01-07-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-04-2017, Stcrt. 2017, 20898 (uitgifte: 02-05-2017, regelingnummer: IENM/BSK-2016/186143)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Bodem
Overheidsfinanciën / Algemeen
behorende bij artikel 13a, Regeling financiële bepalingen bodemsanering 2005
Inleiding
Verordening nr. 994/98 kent de Europese Commissie de bevoegdheid toe bij verordening een drempel vast te stellen waaronder steunmaatregelen worden geacht niet aan de criteria van artikel 87, lid 1 van het EG-verdrag te voldoen, en derhalve niet hoeven te worden aangemeld conform het bepaalde in artikel 88, lid 1, van het EG-Verdrag. Deze verordening betreft de de-minimisverordening nr. 1998/2006 van 15 december 2006.1.
Er moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan. De Europese Commissie ziet erop toe dat deze staatssteunregels worden nageleefd en de voorwaarden in acht worden genomen.
Eén van de voorwaarden is dat het totale bedrag van de-minimissteun die is verleend aan één onderneming niet hoger mag zijn dan € 200.000 over een periode van drie belastingjaren. Dit plafond is van toepassing ongeacht de vorm van de steun en ongeacht het daarmee beoogde doel. Voor de sector wegvervoer bedraagt het plafond € 100.000.
Verklaring
Hierbij verklaart ondergetekende, dat aan de hierna genoemde onderneming alsmede aan het eventuele gehele moederconcern waartoe de onderneming behoort2.
- □
over de periode van 1 januari 20.. (jaartal 2 belastingjaren gelegen vóór de datum van ondertekening van deze verklaring) tot .. .. 20.. (datum van ondertekening van deze verklaring) eerder de-minimissteun (in welke vorm of voor welk doel dan ook) is verleend (of het al daadwerkelijk is uitbetaald doet niet terzake) tot een totaal bedrag van € …
Een kopie van gegevens waaruit het verlenen van de-minimissteun blijkt wordt bijgaand verstrekt.
- □
over de periode van 1 januari .. (jaartal 2 belastingjaren gelegen vóór de datum van ondertekening van deze verklaring) tot .. .. 20.. (datum van ondertekening van deze verklaring) niet eerder de-minimissteun is verleend.
- □
niet reeds voor dezelfde in aanmerking komende kosten staatssteun is verleend op grond van een groepsvrijstellingsverordening of een besluit van de Europese Commissie, indien door de de-minimissteun het maximum van de uit dien hoofde toegestane steun zou worden overschreden.
Tevens verklaart ondergetekende dat de hierna genoemde onderneming niet werkzaam is in één van de in art. 1, lid 1, de-minimisverordening uitgezonderde sectoren (zie toelichting).
Aldus volledig en naar waarheid ingevuld door:
…(bedrijfsnaam)
…(naam functionaris en functie)
…(adres)
…(postcode en plaatsnaam)
…(datum)…(handtekening)
Toelichting modelverklaring de-minimissteun
Deze toelichting dient als hulpmiddel bij het invullen van de de-minimisverklaring. Aan de toelichting kunnen geen rechten worden ontleend. De de-minimisverordening nr. 1998/2006 is bepalend.
De-minimisverordening
Niet aanmeldingsplichtig voor staatssteun is de overheidsbijdrage die voldoet aan de Verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 15 december 2006 betreffende de toepassing van artikel 87 en 88 van het EG-verdrag op de-minimissteun (Pb EU 2006, L 379/5) (hierna: de-minimisverordening). Steun, waarvan het bedrag over een periode van drie jaar voor een onderneming niet uitgaat boven € 200.000 valt krachtens die verordening niet onder artikel 87EG[lees: EG-Verdrag]. Voor wegvervoer geldt een plafond van € 100.000. Voor de toepassing van de verordening gelden strenge regels over cumulering en controle.
Het begrip onderneming
Het begrip ‘onderneming’ is in jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen omschreven als ‘elke eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd’ (Höfner arrest 23 april 1991 in zaak C-41/90, Jur. 1991, I-1797). Niet alleen privaatrechtelijke rechtspersonen kunnen derhalve een onderneming vormen, ook een publiekrechtelijke instelling kan als zodanig worden aangemerkt, terwijl daarbij ook niet de eis van de eigen rechtspersoonlijkheid gesteld mag worden. Onder ‘economische activiteit’ moet worden verstaan ‘het aanbieden van goederen en diensten op de markt’ (arrest van 16 juni 1987 in zaak C-118/85, Jur. 1987, I-2619).
Voor de bepaling of er sprake is van een onderneming in Europeesrechtelijke zin is samengevat van belang:
- 1.
de aard van de activiteiten/taken en de wijze waarop deze mogelijk in regelgeving zijn ingebed (‘algemeen belang’; overheidstaak);
- 2.
het al dan niet aanwezig zijn van een concurrentiële situatie (d.w.z. de marktsituatie die wordt aangetroffen dan wel er zou moeten zijn).
Ad 1. Om bepaalde activiteiten als ondernemingsactiviteiten te bestempelen zijn van belang de aard van de activiteiten, hun doel en de regels waaraan zij zijn onderworpen. Er is een onderscheid tussen het uitoefenen van overheidsgezag en het verrichten van economische activiteiten van industriële of commerciële aard (Diego Cali arrest 18 maart 1997 in zaak C-243/95, Jur. 1997, I-1547). Bij het uitoefenen van overheidsgezag is niet van belang of de Staat rechtstreeks via een tot het openbaar bestuur behorend orgaan handelt dan wel via een lichaam waaraan hij bijzondere of exclusieve rechten heeft verleend. Centraal staat de onderneming die uiteindelijk feitelijk profiteert van de steunverlening, dat wil zeggen de onderneming die een voordeel geniet dat onder normale marktcondities niet zou zijn genoten.
Ad 2. Tevens is van belang of er sprake is van een activiteit in concurrentie met andere ondernemingen. Zo is een orgaan zonder winstoogmerk dat een economische activiteit in concurrentie met andere ondernemingen uitoefent als ‘onderneming’ aan te merken (FFSA-arrest 16 november 1995 in zaak C-244/94, Jur. 1995, I-4013).
Van de-minimis uitgezonderde sectoren
De de-minimisverordening is van toepassing op steun die aan ondernemingen wordt verleend in alle sectoren. Er gelden uitzonderingen voor de volgende vormen van steun:
- −
steun aan ondernemingen die actief zijn in de visserij en aquacultuur;
- −
steun aan ondernemingen die actief zijn in de primaire productie van landbouwproducten;
- −
steun aan ondernemingen die actief zijn op het gebied van de verwerking en afzet van de onder het vorige streepje genoemde landbouwproducten indien
- o.
het steunbedrag wordt vastgesteld op basis van de prijs of hoeveelheid van dergelijke van primaire producenten afgenomen producten die door de betrokken ondernemingen op de markt worden gebracht, of
- o.
wanneer de steun afhankelijk wordt gesteld van de verplichting deze steun geheel of gedeeltelijk aan primaire producenten door te geven;
- −
steun voor de export naar derde landen of lidstaten;
- −
steun die van het gebruik van binnenlandse in plaats van ingevoerde goederen afhangt;
- −
steun verleend aan ondernemingen die actief zijn in de kolenindustrie;
- −
steun verleend aan ondernemingen in moeilijkheden;
- −
steun ten behoeve van de aanschaf van wegvervoermiddelen voor vracht door ondernemingen die vrachtvervoer voor rekening van derden uitvoeren (voor het overige valt steun aan de sector wegvervoer wel onder de verordening, en geldt het plafond van € 100.000).
Periode van de-minimissteun
Ten aanzien van de periode van de-minimissteun is een aantal aspecten van belang:
- 1.
de relevante periode van drie belastingjaren is van verschuivende aard, zodat bij elke verlening van de-minimissteun, het totale bedrag van de de-minimissteun die gedurende het lopende en de twee voorafgaande belastingjaren is verleend, in aanmerking dient te worden genomen;
- 2.
de de-minimissteun wordt geacht te zijn verleend op het tijdstip waarop de begunstigde een wettelijke aanspraak op de steun verwerft. Dit betekent concreet de datum waarop het besluit tot subsidieverlening (of verlening van een voordeel) aan de betreffende onderneming is genomen;
- 3.
de de-minimisverordening staat niet toe dat ondernemingen voor dezelfde in aanmerking komende kosten ook staatssteun ontvangen die door de Commissie van de Europese Gemeenschappen is goedgekeurd of binnen het toepassingsgebied van een groepsvrijstellingsverordening valt indien daardoor het maximum van de op grond daarvan toegestane steun zou worden overschreden. In het geval bijvoorbeeld voor investeringskosten ten behoeve van het milieu een goedkeuringsbeschikking is gegeven om 30% van de subsidiabele kosten te vergoeden, dan mag bovenop deze steun voor deze zelfde kosten geen de-minimissteun worden verleend.
De toetsing of de onderneming voldoet aan de voorwaarde aangaande de periode van reeds verleende de-minimissteun vindt mede plaats aan de hand van de verklaring die de onderneming daarover voorafgaand moet invullen.
Bedrag van de-minimissteun
Het steunplafond van € 200.000 (respectievelijk € 100.000) wordt als subsidiebedrag uitgedrukt. Alle bedragen die worden gebruikt, zijn brutobedragen vóór aftrek van belastingen of andere heffingen. Indien steun in een andere vorm dan subsidie wordt verleend, is het steunbedrag het bruto-subsidie-equivalent van de steun (zie art. 2, leden 3 en 4, de-minimisverordening).
Gevolgen kwalificatie van de subsidie als de-minimissteun
Het is voor de kenbaarheid van belang dat in de beschikking tot subsidieverlening wordt opgenomen dat het de-minimissteun betreft. Bij een eventueel volgend verzoek om de-minimissteun voor een ander doel (voor hetzelfde doel is niet toegestaan) zal het bedrijf aan de daarvoor bevoegde overheid informatie over deze de-minimissteun moeten verstrekken. Bij iedere verlening van de-minimissteun zal opnieuw een toets op de voorwaarden van de de-minimisverordening moeten worden uitvoerd.
Mocht door een opeenstapeling van de-minimissteun de gestelde grens mogelijk worden overschreden, dan mag het laatst verstrekkende orgaan geen de-minimissteun verlenen of zal het laatst verstrekkende orgaan (indien na het verlenen van een bijdrage blijkt dat de onderneming onjuiste informatie heeft gegeven) het voordeel geheel moeten terugvorderen.
Verzamelen en bewaren van alle informatie
De lidstaten verzamelen en bewaren alle informatie die betrekking heeft op de toepassing van de de-minimisverordening. Deze dossiers moeten alle informatie bevatten die nodig is om na te gaan of aan de voorwaarden van de de-minimisverordening is voldaan. Deze dossiers moeten tien jaar worden bewaard. Op verzoek van de Commissie moet de lidstaat alle informatie over verleende de-minimissteun verstrekken.