Einde inhoudsopgave
Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte
Protocol 31
Geldend
Geldend vanaf 06-07-2024
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 01-01-2024. De wijzigingsopdracht komt niet overeen met de te wijzigen tekst.
- Bronpublicatie:
05-07-2024, PbEU L 2024, 2024/2542 (uitgifte: 17-10-2024, regelingnummer: 2024/2542 (178/2024))
- Inwerkingtreding
06-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-07-2024, PbEU L 2024, 2024/2542 (uitgifte: 17-10-2024, regelingnummer: 2024/2542 (178/2024))
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden
Artikel 1. Onderzoek en technologische ontwikkeling
1
Vanaf 1 januari 1994 nemen de EVA-staten deel aan de tenuitvoerlegging van de kaderprogramma's van communautaire werkzaamheden op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling als bedoeld in lid 5 en vanaf 1 januari 2005 en 1 januari 2006 aan de werkzaamheden als bedoeld in respectievelijk lid 9 en lid 10 door middel van deelname aan de specifieke programma's.
2
In overeenstemming met artikel 82, lid 1, onder a), van de Overeenkomst dragen de EVA-staten financieel bij aan de in de leden 5, 9 en 10 bedoelde activiteiten.
3
De EVA-Staten nemen ten volle deel aan alle EG-Comités die de EG-Commissie bijstaan bij het beheer, de ontwikkeling en de uitvoering van de in lid 5 bedoelde activiteiten.
4
Gezien de bijzondere aard van de geplande samenwerking op het gebied van onderzoek, innovatie en technologische ontwikkeling, worden vertegenwoordigers van de EVA-Staten, in de mate waarin zulks noodzakelijk is voor het goed functioneren van die samenwerking, voorts betrokken bij de werkzaamheden van het Comité Europese Onderzoeksruimte en Innovatie (CEOR) en van andere EU-Comités die de Europese Commissie op deze gebieden raadpleegt.
5
Dit artikel is van toepassing op de volgende communautaire besluiten en daaruit voortvloeiende besluiten:
- —
390 D 0221: Besluit 90/221/Euratom, EEG van de Raad van 23 april 1990 betreffende het kaderprogramma van communautaire werkzaamheden op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling (1990–1994) (PB nr. L 117 van 8. 5. 1990, blz. 28).
- —
394 D 1110: Besluit nr. 1110/94/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 april 1994 betreffende het vierde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap van communautaire werkzaamheden op het gebied van onderzoek, technische ontwikkeling en demonstratie (1994–1998) (PB nr. L 126 van 18. 5. 1994, blz. 1) zoals gewijzigd bij:
- —
396 D 0616: Besluit nr. 616/96/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 86 van 4. 4. 1996, blz. 69),
- —
397 D 2535: Besluit nr. 2535/97/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 347 van 18. 12. 1997, blz. 1).
- —
399 D 0182: Besluit nr. 182/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 december 1998 betreffende het vijfde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (1998–2002) (PB L 26 van 1.2.1999, blz. 1).
- —
32002 D 1513: Besluit nr. 1513/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende het zesde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie, ter bevordering van de totstandbrenging van de Europese onderzoeksruimte en van innovatie (2002–2006) (PB L 232 van 29.8.2002, blz. 1), zoals gewijzigd bij:
- —
32004 D 0786: Besluit nr. 786/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 7).
- —
32006 D 1982: Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007–2013), PB L 412 van 30.12.2006, blz. 1.
- —
32013 R 1291: Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van Horizon 2020 — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1982/2006/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 104).
Liechtenstein wordt vrijgesteld van deelname en financiële bijdrage aan dit programma.
- —
32021 R 0695: Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1290/2013 en (EU) nr. 1291/2013 (PB L 170 van 12.5.2021, blz. 1).
De kosten voor activiteiten waarvan de uitvoering is gestart na 1 januari 2021, kunnen in aanmerking komen voor subsidie vanaf de aanvangsdatum van de activiteit die in de betrokken subsidieovereenkomst of het betrokken subsidiebesluit is vastgesteld, onder de daarin vastgestelde voorwaarden, mits Besluit nr. 263/2021 van het Gemengd Comité van de EER van 24 september 2021 in werking treedt vóór het einde van de activiteit.
Liechtenstein wordt vrijgesteld van deelname en financiële bijdrage aan dit programma.
- —
32021 R 0697: Verordening (EU) 2021/697 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2021 tot oprichting van het Europees Defensiefonds en tot intrekking van Verordening (EU) 2018/1092 (PB L 170 van 12.5.2021, blz. 149).
De kosten voor activiteiten waarvan de uitvoering is gestart na 1 januari 2021, kunnen in aanmerking komen voor subsidie vanaf de aanvangsdatum van de activiteit die in de betrokken subsidieovereenkomst of het betrokken subsidiebesluit is vastgesteld, onder de daarin vastgestelde voorwaarden, mits Besluit nr. 228/2021 van het Gemengd Comité van de EER van 28 juli 2021 in werking treedt voor het einde van de actie.
IJsland en Liechtenstein worden vrijgesteld van deelname en financiële bijdrage aan dit programma.
6
Voor evaluaties en ingrijpende herzieningen van de werkzaamheden van de kaderprogramma's van werkzaamheden van de Unie op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling als bedoeld in de leden 5, 8 bis, 8 quater, 9 en 10 wordt de procedure van artikel 79, lid 3, van de Overeenkomst gevolgd.
7
Deze Overeenkomst doet geen afbreuk aan enerzijds de bilaterale samenwerking krachtens het kaderprogramma van communautaire werkzaamheden op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling (1987–1991)(1), en anderzijds de bilaterale kaderovereenkomsten inzake wetenschappelijke en technische samenwerking tussen de Gemeenschap en de EVA-Staten, voor zover deze betrekking hebben op samenwerking die niet door deze Overeenkomst wordt bestreken.
8
- a)
De EVA-staten nemen volledig deel aan het Europees GNSS-Agentschap, hierna het ‘Agentschap’ genoemd, dat is opgericht bij de volgende verordening van de Unie:
- —
32010 R 0912:Verordening (EU) nr. 912/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 tot oprichting van het Europese GNSS-Agentschap, tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1321/2004 van de Raad inzake de beheersstructuren van de Europese programma's voor radionavigatie per satelliet en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 683/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 276 van 20.10.2010, blz. 11), gewijzigd bij:
- —
32014 R 0512: Verordening (EU) nr. 512/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 (PB L 150 van 20.5.2014, blz. 72).
- b)
De EVA-staten dragen financieel bij aan de werkzaamheden van het onder a) bedoelde Agentschap overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), van de Overeenkomst en Protocol nr. 32 daarbij.
- c)
De EVA-staten nemen volwaardig, doch zonder stemrecht, deel aan de werkzaamheden van de raad van bestuur van het Agentschap en aan de Raad voor de veiligheidsaccreditatie voor Europese GNSS-systemen van het Agentschap.
- d)
Het Agentschap bezit rechtspersoonlijkheid. Het geniet in alle lidstaten de ruimste handelingsbevoegdheid die door de nationale wetgevingen aan rechtspersonen wordt toegekend.
- e)
De EVA-staten passen op het Agentschap het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie toe.
- f)
In afwijking van artikel 12, lid 2, onder a), van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie, kunnen onderdanen van de EVA-staten die over hun volledige burgerrechten beschikken, door de directeur van het Agentschap in dienst worden genomen.
- g)
Krachtens artikel 79, lid 3, van de Overeenkomst is deel VII van de Overeenkomst (Bepalingen inzake de instellingen), met uitzondering van de delen 1 en 2 van hoofdstuk 3, van toepassing op dit lid.
- h)
Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie is, voor de toepassing van deze verordening, eveneens van toepassing voor alle documenten van het Agentschap, met inbegrip van die betreffende de EVA-staten.
- i)
Wat IJsland betreft, wordt dit lid opgeschort tot nader besluit van het Gemengd Comité van de EER.
- j)
Dit lid is niet van toepassing op Liechtenstein.
8 bis
- a)
De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2009 deel aan de werkzaamheden die kunnen voortvloeien uit het volgende communautaire besluit:
- —
32008 R 0683: Verordening (EG) nr. 683/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende de voortzetting van de uitvoering van de Europese programma's voor navigatie per satelliet (Egnos en Galileo) (PB L 196 van 24.7.2008, blz. 1), gewijzigd bij:
- —
32010 R 0912:Verordening (EU) nr. 912/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 (PB L 276 van 20.10.2010, blz. 11).
- b)
De EVA-staten dragen financieel bij aan de onder a) bedoelde werkzaamheden overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), van de Overeenkomst en Protocol nr. 32 bij dezelfde Overeenkomst.
Voorts draagt Noorwegen, tevens gebaseerd op artikel 82, lid 1, onder c), van de Overeenkomst, ten bedrage van 20 114 000 EUR voor het jaar 2008 bij, waarvan de helft betaalbaar is tegen 31 augustus 2012 en de andere helft tegen 31 augustus 2013, op te nemen in het verzoek tot storting als bedoeld in artikel 2, lid 2, eerste alinea, van Protocol nr. 32.
- c)
De EVA-staten nemen volwaardig deel aan de werkzaamheden van alle communautaire comités die de Europese Commissie bijstaan bij beheer, ontwikkeling en tenuitvoerlegging van de werkzaamheden als bedoeld onder a), behalve wat betreft stemrecht.
Onverminderd deze bepaling kan de deelname van de EVA-staten aan de communautaire comités die de Commissie specifiek bijstaan bij veiligheidsaspecten van de onder a) genoemde werkzaamheden, voorts in speciale regelingen worden bepaald die zijn overeen te komen tussen de EVA-staten en de Europese Commissie. Dergelijke regelingen beogen een samenhangende bescherming in de Europese Gemeenschap en de EVA-staten van gegevens, informatie en technologieën van de Europese GNSS-programma's, alsook de naleving van de internationale verbintenissen van de partijen bij de Overeenkomst in deze sector.
- d)
Procedures voor de associatie van de EVA-staten, in overeenstemming met artikel 101 van de Overeenkomst:
- —
Iedere EVA-staat kan, in overeenstemming met artikel 4 van Besluit 2009/334/EG van de Commissie (2), iemand aanwijzen om als volwaardig lid deel te nemen aan de vergaderingen van de deskundigengroep inzake de beveiliging van de Europese GNSS-systemen (Raad voor de beveiliging van de Europese GNSS-systemen).
De Commissie brengt de deelnemers tijdig op de hoogte van de data van de vergaderingen van de groep en zendt hun de relevante documentatie toe.
- e)
Dit lid is niet van toepassing op Liechtenstein.
- f)
Wat IJsland betreft, wordt dit lid opgeschort tot het Gemengd Comité van de EER een ander besluit treft.
8 aa
- a)
De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2014 deel aan de werkzaamheden die kunnen voortvloeien uit de volgende handeling van de Unie:
- —
32013 R 1285: Verordening (EU) nr. 1285/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende de uitvoering en exploitatie van de Europese satellietnavigatiesystemen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 876/2002 van de Raad en Verordening (EG) nr. 683/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 1).
- b)
De EVA-staten dragen financieel bij aan de onder a) bedoelde werkzaamheden overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), van en Protocol 32 bij de EER-overeenkomst.
- c)
De kosten voor de uitbreiding van de geografische dekking van het Egnos-systeem naar het grondgebied van de EVA-staten worden gedragen door de EVA-staten als deel van de financiële bijdrage tot de activiteiten als bedoeld onder a). Een dergelijke uitbreiding van de dekking geschiedt voor zover technisch uitvoerbaar en zonder de uitbreiding te vertragen van de geografische dekking van het Egnos-systeem op het grondgebied van de EU-lidstaten dat zich geografisch in Europa bevindt.
- d)
Op project-niveau hebben de instellingen, ondernemingen, organisaties en onderdanen van de EVA-staten de rechten die worden genoemd in artikel 81, onder d), van de EER-overeenkomst.
- e)
De kosten voor activiteiten waarvan de uitvoering is gestart na 1 januari 2014, kunnen in aanmerking komen voor subsidie met ingang van de aanvangsdatum van de activiteit in het kader van de betrokken subsidieovereenkomst of het betrokken subsidiebesluit, mits Besluit nr. 247/2014 van het Gemengd Comité van de EER van 13 november 2014 in werking treedt voor het einde van de activiteit.
- f)
De EVA-staten nemen volwaardig deel aan de werkzaamheden van alle comités van de Unie die de Europese Commissie bijstaan bij beheer, ontwikkeling en tenuitvoerlegging van de werkzaamheden als bedoeld onder a), behalve wat betreft stemrecht.
De deelname van de EVA-staten aan comités en deskundigenwerkgroepen van de Unie die de Europese Commissie bijstaan specifiek voor de veiligheidsaspecten van de onder a) genoemde activiteiten, wordt geregeld in het reglement van orde van die comités en werkgroepen.
- g)
Dit lid is niet van toepassing op Liechtenstein.
- h)
Wat IJsland betreft, wordt dit lid opgeschort tot het Gemengd Comité van de EER een ander besluit treft.
8 ab
- a)
De EVA-staten nemen deel aan de activiteiten die kunnen voortvloeien uit de volgende handeling van de Unie:
- —
32011 D 1104: Besluit nr. 1104/2011/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de voorwaarden voor toegang tot de overheidsdienst (publiek gereguleerde dienst) die wordt aangeboden door het wereldwijde satellietnavigatiesysteem dat is ingevoerd door het Galileo-programma (PB L 287 van 4.11.2011, blz. 1).
- b)
De EVA-staten kunnen PRS-gebruikers worden op voorwaarde dat de in artikel 3, lid 5, onder a) en b), van Besluit 1104/2011/EU bedoelde overeenkomsten zijn gesloten.
- c)
De deelname van de EVA-staten aan de comités en groepen van deskundigen in verband met PRS wordt geregeld in hun respectieve reglement van orde.
- d)
Artikel 10 van Besluit 1104/2011/EU van de Raad is niet van toepassing voor de EVA-staten.
- e)
Dit lid is niet van toepassing op Liechtenstein.
- f)
Wat IJsland betreft, wordt dit lid opgeschort tot het Gemengd Comité van de EER een ander besluit treft.
8 ter
De partijen bij de Overeenkomst bevorderen passende samenwerking tussen de bevoegde organisaties, instellingen en andere organen op hun grondgebied, teneinde de gelijkwaardige deelname van belanghebbenden uit de EVA-staten aan het SESAR-project als van de EU-lidstaten aan te moedigen, met inbegrip van de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming SESAR overeenkomstig de basisverordening(3).
De EVA-staten nemen volwaardig deel aan de werkzaamheden van het comité gemeenschappelijk Europees luchtruim, dat de Commissie bijstaat bij beheer, ontwikkeling en uitvoering van de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming SESAR, behalve wat betreft stemrecht.
8 quater
- a)
De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2012 deel aan de werkzaamheden die kunnen voortvloeien uit het volgende EU-besluit:
- —
32010 R 0911: Verordening (EU) nr. 911/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 inzake het Europees programma voor monitoring van de aarde (GMES) en zijn initiële operationele diensten (2011-2013) (PB L 276 van 20.10.2010, blz. 1).
- b)
De EVA-staten dragen financieel bij aan de onder a) bedoelde werkzaamheden overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), van de EER-overeenkomst en Protocol nr. 32 bij dezelfde Overeenkomst.
- c)
De EVA-staten nemen volwaardig deel aan de werkzaamheden van alle EU-comités die de Europese Commissie bijstaan bij beheer, ontwikkeling en tenuitvoerlegging van de werkzaamheden als bedoeld onder a), met name het GMES-comité, de Beveiligingsraad en het gebruikersforum, behalve wat betreft stemrecht.
- d)
Dit lid is niet van toepassing op Liechtenstein.
8 quinquies
- a)
De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2014 deel aan de werkzaamheden die kunnen voortvloeien uit de volgende handeling van de Unie:
- —
32014 R 0377: Verordening (EU) nr. 377/2014 van het Europees Parlement en de Raad van donderdag 3 april 2014 tot instelling van het Copernicus-programma en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 911/2010 (PB L 122 van 24.4.2014, blz. 44).
- b)
De EVA-staten dragen financieel bij aan de onder a) bedoelde werkzaamheden overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), van en Protocol 32 bij de EER-overeenkomst.
- c)
De kosten voor activiteiten waarvan de uitvoering is gestart na 1 januari 2014, kunnen in aanmerking komen voor subsidie vanaf de aanvangsdatum van de actie in het kader van de betrokken subsidieovereenkomst of het betrokken subsidiebesluit, mits Besluit nr. 249/2014 van het Gemengd Comité van de EER van 13 november 2014 in werking treedt voor het einde van de actie.
- d)
De EVA-staten nemen volwaardig deel aan de werkzaamheden van alle comités van de Unie die de Europese Commissie bijstaan bij beheer, ontwikkeling en tenuitvoerlegging van de werkzaamheden als bedoeld onder a), behalve wat betreft stemrecht.
- e)
Dit lid is niet van toepassing op Liechtenstein.
8e
- a)
De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2021 deel aan de werkzaamheden die kunnen voortvloeien uit de volgende handeling van de Unie en aan het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma, hierna “het Agentschap” genoemd, met uitzondering van de activiteiten in het kader van satellietcommunicatie voor de overheid (GOVSATCOM), omgevingsbewustzijn in de ruimte (SSA) en ruimtebewaking en -monitoring (SST), zoals vastgesteld bij de volgende handeling van de Unie:
- —
32021 R 0696: Verordening (EU) 2021/696 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van het ruimtevaartprogramma van de Unie, tot oprichting van het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 912/2010, (EU) nr. 1285/2013 en (EU) nr. 377/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU (PB L 170 van 12.5.2021, blz. 69).
- b)
De EVA-staten dragen financieel aan de in punt a) bedoelde werkzaamheden bij overeenkomstig artikel 82, lid 1, punt a), van en Protocol nr. 32 bij de EER-overeenkomst.
- c)
De in punt b) bedoelde financiële bijdrage dekt ook de kosten van de opneming van de EVA-staten in de missie van de European Geostationary Navigation Overlay Service (Egnos) en de uitbreiding van de dekking van de Egnos- diensten tot het grondgebied van de deelnemende EVA-staten. Een dergelijke uitbreiding van de dekking geschiedt voor zover technisch uitvoerbaar en zonder de uitbreiding te vertragen van de geografische dekking van het Egnos-systeem op het grondgebied van de EU-lidstaten dat zich geografisch in Europa bevindt.
- d)
De kosten voor activiteiten waarvan de uitvoering is gestart na 1 januari 2021, kunnen in aanmerking komen voor subsidie vanaf de aanvangsdatum van de activiteit die in de betrokken subsidieovereenkomst of het betrokken subsidiebesluit is vastgesteld, onder de daarin vastgestelde voorwaarden, mits Besluit nr. 319/2021 van het Gemengd Comité van de EER van 29 oktober 2021 in werking treedt vóór het einde van de actie.
- e)
De in aanmerking komende EVA-staten nemen volwaardig, doch zonder stemrecht, deel aan de werkzaamheden van de raad van bestuur van het Agentschap.
- f)
De deelname zonder stemrecht van de in aanmerking komende EVA-staten aan de raad voor beveiligingshomologatie van het Agentschap voor relevante delen van het programma wordt beperkt overeenkomstig het door het programma vastgestelde beleid inzake de noodzaak tot kennisname.
- g)
Het Agentschap heeft rechtspersoonlijkheid. Het geniet in alle lidstaten de ruimste handelingsbevoegdheid die door de nationale wetgevingen aan rechtspersonen wordt toegekend.
- h)
De EVA-staten kennen het Agentschap en zijn personeelsleden gelijkwaardige voorrechten en immuniteiten toe als zijn vervat in het Protocol inzake voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie.
- i)
In afwijking van artikel 12, lid 2, punt a), en artikel 82, lid 3, punt a), van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie, kunnen onderdanen van de EVA-staten die over hun volledige burgerrechten beschikken, door de uitvoerend directeur van het Agentschap in dienst worden genomen.
- j)
In afwijking van artikel 12, lid 2, punt e), artikel 82, lid 3, punt e), en artikel 85, lid 3, van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie, worden de in artikel 129, lid 1, van de EER-overeenkomst bedoelde talen door het Agentschap ten aanzien van zijn personeel beschouwd als in artikel 55, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie bedoelde talen van de Unie.
- k)
Krachtens artikel 79, lid 3, van de EER-overeenkomst is deel VII van de EER-overeenkomst (Bepalingen inzake de instellingen), met uitzondering van de delen 1 en 2 van hoofdstuk 3, van toepassing op dit lid.
- l)
Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie is, voor de toepassing van Verordening (EU) 2021/696, eveneens van toepassing voor alle documenten van het Agentschap betreffende de EVA-staten.
- m)
De in aanmerking komende EVA-staten nemen volwaardig, doch zonder stemrecht, deel aan de comités van de Unie die de Europese Commissie bijstaan bij het beheer, de ontwikkeling en de uitvoering van de onderdelen Galileo, Egnos, Copernicus en de subonderdelen SSA ruimteweersverschijnsel (SWE) en SSA aardscheerders (NEO) van de in punt a) bedoelde activiteiten.
De deelname aan de beveiligingsconfiguratie van deze comités wordt beperkt overeenkomstig het door het programma vastgestelde beleid inzake de noodzaak tot kennisname.
- n)
Liechtenstein wordt vrijgesteld van deelname en financiële bijdrage aan dit programma.
- o)
IJsland zal alleen deelnemen en financieel bijdragen aan de volgende activiteiten van het programma: Egnos, Copernicus en de subonderdelen SSA SWE en SSA NEO.
9
De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2005 deel aan de communautaire werkzaamheden in het kader van onderstaande begrotingslijn die in de algemene begroting van de Europese Unie voor het boekjaar 2005 is opgenomen:
- —
Begrotingslijn 08 14 01: ‘Voorbereidende activiteiten voor de versterking van het Europese veiligheidsonderzoek (2005)’.
10
De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2006 deel aan de communautaire werkzaamheden in het kader van onderstaande begrotingslijn die in de algemene begroting van de Europese Unie voor het boekjaar 2006 is opgenomen:
- —
Begrotingslijn 02.04.02: ‘Voorbereidende activiteiten ter versterking van het Europese veiligheidsonderzoek’.
11
- a)
De EVA-staten nemen volwaardig deel aan de werkzaamheden van het Europees Instituut voor innovatie en technologie, (‘het Instituut’) dat is opgericht bij de volgende communautaire besluiten:
- —
32008 R 0294:Verordening (EG) nr. 294/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 tot oprichting van een Europees Instituut voor innovatie en technologie (PB L 97 van 9.4.2008, blz. 1), gewijzigd bij:
- —
32013 R 1292: Verordening (EU) nr. 1292/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 294/2008 tot oprichting van het Europees Instituut voor innovatie en technologie (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 174).
- —
32021 R 0819:Verordening (EU) 2021/819 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 betreffende het Europees Instituut voor innovatie en technologie (herschikking) (PB L 189 van 28.5.2021, blz. 61).
De kosten voor activiteiten waarvan de uitvoering is gestart na 1 januari 2021, kunnen in aanmerking komen voor subsidie vanaf de aanvangsdatum van de activiteit die in de betrokken subsidieovereenkomst of het betrokken subsidiebesluit is vastgesteld, onder de daarin vastgestelde voorwaarden, mits Besluit nr. 263/2021 van het Gemengd Comité van de EER van 24 september 2021 in werking treedt vóór het einde van de activiteit.
- b)
Vervallen.
- c)
Voor het Instituut en zijn personeel zullen de EVA-staten het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen toepassen.
- d)
In afwijking van artikel 12, lid 2, onder a), van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Gemeenschappen, kunnen onderdanen van de EVA-staten die over hun volledige burgerrechten beschikken, op basis van een contract door de directeur van het Instituut in dienst worden genomen.
- e)
Op grond van artikel 79, lid 3, van de Overeenkomst is deel VII van de Overeenkomst (Bepalingen inzake de instellingen) van toepassing op dit lid.
- f)
Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie is, voor de toepassing van deze Overeenkomst, eveneens van toepassing voor alle documenten van het Instituut betreffende de EVA-staten.
12
- a)
De overeenkomstsluitende partijen streven naar een uitbreiding van de samenwerking in het kader van de werkzaamheden die kunnen voortvloeien uit het volgende communautaire besluit:
- —
32009 R 0723: Verordening (EG) nr. 723/2009 van de Raad van 25 juni 2009 betreffende een communautair rechtskader voor een Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC) (PB L 206 van 8.8.2009, blz. 1), zoals gewijzigd bij:
- —
32013 R 1261: Verordening (EU) nr. 1261/2013 van de Raad van 2 december 2013 (PB L 326 van 6.12.2013, blz. 1).
- b)
Artikel 5, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 723/2009 verwijst naar Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde en Richtlijn 92/12/EEG van de Raad van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop, die niet in de EER-overeenkomst zijn opgenomen. Deze verwijzingen zijn dus enkel relevant bij de toepassing van artikel 5, lid 1, onder d), en doen geen afbreuk aan het toepassingsgebied van de EER-overeenkomst.
- c)
De EVA-staten nemen volwaardig deel aan de werkzaamheden van alle communautaire comités die de Europese Commissie bijstaan bij beheer, ontwikkeling en tenuitvoerlegging van de werkzaamheden als bedoeld onder a), behalve wat betreft stemrecht.
13
- a)
De EVA-staten nemen met ingang van 11 april 2017 deel aan de activiteiten van de Unie in het kader van het onderstaande begrotingsonderdeel dat in de algemene begroting van de Europese Unie voor het[lees: de] boekjaren 2017, 2018, 2019 en 2020 is opgenomen:
Begrotingsonderdeel 02 04 77 03: “Voorbereidende actie inzake defensieonderzoek”.
- b)
Overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), van de overeenkomst dragen de EVA-staten financieel bij aan de in onder a) bedoelde activiteiten.
- c)
De kosten die worden gemaakt door instellingen, ondernemingen, organisaties en onderdanen van de EVA- staten voor hun deelname aan de onder a) bedoelde activiteiten waarvan de uitvoering is gestart na 11 april 2017, komen in aanmerking voor subsidie onder dezelfde voorwaarden als de kosten die worden gemaakt door instellingen, ondernemingen, organisaties en onderdanen van de EU-lidstaten en overeenkomstig de desbetreffende subsidieovereenkomst of het desbetreffende subsidiebesluit, op voorwaarde dat het Besluit nr. 208/2017 van het Gemengd Comité van de EER van 27 oktober 2017 in werking treedt vóór het einde van de desbetreffende voorbereidende actie.
- d)
IJsland en Liechtenstein nemen niet deel aan en leveren geen financiële bijdrage aan de onder a) bedoelde activiteiten.
14
- a)
De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2021 deel aan de activiteiten van de Unie in het kader van het onderstaande begrotingsonderdeel dat in de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2021 is opgenomen:
- —
Begrotingsonderdeel 13 17 01: ‘Voorbereidende actie inzake defensieonderzoek’.
- b)
Overeenkomstig artikel 82, lid 1, punt a), van de overeenkomst dragen de EVA-staten financieel bij aan de in punt a) bedoelde activiteiten.
- c)
IJsland en Liechtenstein nemen niet deel en dragen ook niet financieel bij aan de in punt a) bedoelde activiteiten.
Artikel 2. Informatiediensten en beveiliging van informatiesystemen
1
DE EVA-Staten nemen met ingang van 1 januari 1994 deel aan de in de leden 5 en 6 bedoelde communautaire programma's en acties.
2
De EVA-Staten dragen overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), van de Overeenkomst financieel bij in de kosten voor de in de leden 5 en 6 bedoelde programma's en acties.
Overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), van de Overeenkomst leveren de EVA-Staten in verband met de in lid 7 bedoelde activiteiten een financiële bijdrage aan de begrotingslijnen 09 03 04 en 09 01 04 03 (trans-Europese telecommunicatie-netwerken) en aan latere overeenkomstige begrotingslijnen.
3
De EVA-staten nemen vanaf de start van de samenwerking in het kader van de in de leden 5, 6 en 7 bedoelde programma's en activiteiten, volledig deel aan de comités die de Commissie van de Europese Gemeenschap in het beheer, de ontwikkeling en de uitvoering van het programma bijstaan.
4
Voor de evaluatie en ingrijpende herzieningen van activiteiten van de programma's op het gebied van informatiediensten geldt de in artikel 79, lid 3, van de Overeenkomst bedoelde procedure.
5
Dit artikel heeft betrekking op de volgende communautaire besluiten en de daarvan afgeleide besluiten:
- —
389 D 0286: Beschikking 89/286/EEG van de Raad van 17 april 1989 betreffende de tenuitvoerlegging op communautair niveau van de hoofdfase van het strategische programma voor innovatie en overdracht van technologie (1989–1994) (programma Sprint) (PB nr. L 112 van 25. 4. 1989, blz. 12), zoals gewijzigd bij:
- —
394 D 0005: Beschikking 94/5/EG van de Raad van 20 december 1993 (PB nr. L 6 van 8. 1. 1994, blz. 25);
- —
391 D 0691: Besluit 91/691/EEG van de Raad van 12 december 1991 tot vaststelling van een programma voor een interne markt voor informatiediensten (PB nr. L 377 van 31. 12. 1991, blz. 41);
- —
392 D 0242: Besluit 92/242/EEG van de Raad van 31 maart 1992 betreffende de beveiliging van informatiesystemen (PB nr. L 123 van 8. 5. 1992, blz. 19).
- —
396 D 0339: Beschikking 96/339/EG van de Raad van 20 mei 1996 tot vaststelling van een meerjarenprogramma van de Gemeenschap ter bevordering van de ontwikkeling van een Europese multimedia-inhoudindustrie en ter aanmoediging van het gebruik van multimedia-inhoud in de opkomende informatiemaatschappij (INFO 2000) (PB nr. L 129 van 30. 5. 1996, blz. 24).
- —
396 D 0664: Beschikking 96/664/EG van de Raad van 21 november 1996 tot vaststelling van een meerjarenprogramma ter bevordering van de taalverscheidenheid in de Gemeenschap in de informatiemaatschappij (PB L 306 van 28. 11. 1996, blz. 40).
- —
398 D 0253: Beschikking 98/253/EG van de Raad van 30 maart 1998 tot aanneming van een communautair meerjarenprogramma om de totstandbrenging van de informatiemaatschappij in Europa te stimuleren (Informatiemaatschappij) (PB L 107 van 7.4.1998, blz. 10).
- —
399 D 0276: Beschikking nr. 276/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 januari 1999 tot vaststelling van een communautair meerjarenactieplan ter bevordering van een veiliger gebruik van Internet door het bestrijden van illegale en schadelijke inhoud op mondiale netwerken (PB L 33 van 6.2.1999, blz. 1), zoals gewijzigd bij:
- —
32003 D 1151: Beschikking nr. 1151/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2003 (PB L 162 van 1.7.2003, blz. 1).
- —
32004 D 0787: Beschikking nr. 787/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 12).
- —
32001 D 0048: Beschikking 2001/48/EG van de Raad van 22 december 2000 tot vaststelling van een communautair meerjarenprogramma ter stimulering van de ontwikkeling en het gebruik van Europese digitale inhoud op de mondiale netwerken en ter bevordering van de taalkundige verscheidenheid in de informatiemaatschappij (PB L 14 van 18.1.2001, blz. 32).
- —
32003 D 2256: Beschikking nr. 2256/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 (PB L 336 van 23.12.2003, blz. 1), zoals gewijzigd bij:
- —
32004 D 0787: Beschikking nr. 787/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 12);
- —
32005 D 2113: Beschikking nr. 2113/2005/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2005 (PB L 344 van 27.12.2005, blz. 34).
- —
32005 D 0456: Besluit nr. 456/2005/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2005 tot vaststelling van een meerjarenprogramma van de Gemeenschap ter verbetering van de toegankelijkheid, het nut en de exploiteerbaarheid van digitale inhoud in Europa (PB L 79 van 24.3.2005, blz. 1).
- —
32005 D 0854: Besluit nr. 854/2005/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 tot vaststelling van een communautair meerjarenprogramma ter bevordering van een veiliger gebruik van het internet en nieuwe on line-technologieën (PB L 149 van 11.6.2005, blz. 1).
- —
32008 D 1351: Besluit nr. 1351/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 tot vaststelling van een meerjarenprogramma van de Gemeenschap betreffende de bescherming van kinderen die het internet en andere communicatietechnologieën gebruiken (PB L 348 van 24.12.2008, blz. 118).
- —
32013 R 1316: Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 913/2010 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 680/2007 en (EG) nr. 67/2010 (PB L 348 van 20.12.2013, blz. 129)
, gewijzigd bij
- —
32017 R 1953: Verordening (EU) 2017/1953 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2017 (PB L 286 van 1.11.2017, blz. 1).
De deelname van de EVA-staten beperkt zich tot de telecommunicatiesector van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen.
Liechtenstein wordt vrijgesteld van deelname en financiële bijdrage aan dit programma.
- —
32014 R 0283: Verordening (EU) nr. 283/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 betreffende richtsnoeren voor trans-Europese netwerken op het gebied van telecommunicatie-infrastructuur en tot intrekking van Beschikking nr. 1336/97/EG (PB L 86 van 21.3.2014, blz. 14)
, gewijzigd bij
- —
32017 R 1953: Verordening (EU) 2017/1953 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2017 (PB L 286 van 1.11.2017, blz. 1).
- —
32021 R 0694: Verordening (EU) 2021/694 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2021 tot oprichting van het programma Digitaal Europa en tot intrekking van Besluit (EU) 2015/2240 (PB L 166 van 11.5.2021, blz. 1).
De kosten voor activiteiten waarvan de uitvoering is gestart na 1 januari 2021, kunnen in aanmerking komen voor subsidie vanaf de aanvangsdatum van de activiteit die in de betrokken subsidieovereenkomst of het betrokken subsidiebesluit is vastgesteld, onder de daarin vastgestelde voorwaarden, mits Besluit nr. 264/2021 van het Gemengd Comité van de EER van 24 september 2021 in werking treedt vóór het einde van de activiteit.
6
De EVA-staten nemen vanaf 1 januari 2000 deel aan de communautaire acties welke verband houden met de volgende in de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2000 opgenomen begrotingslijn:
- —
B5-3 3 4: Promotie van de Europese digitale inhoud op mondiale netwerken.
7
De EVA-staten nemen vanaf 1 januari 2006 deel aan de activiteiten die voortvloeien uit de volgende besluiten, voor zoverre deze betrekking hebben op projecten van gemeenschappelijk belang op het gebied van trans-Europese telecommunicatienetwerken:
- —
395 R 2236: Verordening (EG) nr. 2236/95 van de Raad van 18 september 1995 tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese netwerken (PB L 228 van 23.9.1995, blz. 1), gewijzigd bij:
- —
399 R 1655: Verordening (EG) nr. 1655/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 1999 (PB L 197 van 29.7.1999, blz. 1),
- —
32004 R 0788: Verordening (EG) nr. 788/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 17),
- —
32004 R 0807: Verordening (EG) nr. 807/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 (PB L 143 van 30.4.2004, blz. 46),
- —
32005 R 1159: Verordening (EG) nr. 1159/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2005 (PB L 191 van 22.7.2005, blz. 16);
- —
397 D 1336: Beschikking nr. 1336/97/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 1997 betreffende een geheel van richtsnoeren voor trans-Europese telecommunicatienetwerken (PB L 183 van 11.7.1997, blz. 12), gewijzigd bij:
- —
32002 D 1376: Besluit nr. 1376/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 (PB L 200 van 30.7.2002, blz. 1).
a
- a)
De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2023 deel aan de werkzaamheden die kunnen voortvloeien uit de volgende handeling:
- —
32021 R 0887: Verordening (EU) 2021/887 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 tot oprichting van het Europees kenniscentrum voor industrie, technologie en onderzoek op het gebied van cyberbeveiliging en het netwerk van nationale coördinatiecentra (PB L 202 van 8.6.2021, blz. 1).
- b)
De EVA-staten nemen volwaardig deel aan de raad van bestuur en hebben daarin dezelfde rechten en plichten als de lidstaten van de EU, met uitzondering van stemrecht.
- c)
Onderdanen van de EVA-staten komen in aanmerking als lid van de strategische adviesgroep.
- d)
In afwijking van artikel 12, lid 2, punt a), en artikel 82, lid 3, punt a), van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie, kunnen onderdanen van de EVA-staten die over hun volledige burgerrechten beschikken, door de uitvoerend directeur van het kenniscentrum in dienst worden genomen.
- e)
In afwijking van artikel 12, lid 2, punt e), artikel 82, lid 3, punt e), en artikel 85, lid 3, van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie, worden de in artikel 129, lid 1, van de EER- overeenkomst bedoelde talen door het kenniscentrum ten aanzien van zijn personeel beschouwd als in artikel 55, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie bedoelde talen van de Unie.
- f)
De EVA-staten kennen het kenniscentrum en zijn personeelsleden gelijkwaardige voorrechten en immuniteiten toe als zijn vervat in het Protocol betreffende voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie.
- g)
Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie is, voor de toepassing van Verordening (EU) 2021/887, eveneens van toepassing voor alle documenten van het kenniscentrum betreffende de EVA-staten.
- h)
Op grond van artikel 79, lid 3, van de EER-overeenkomst is deel VII van de EER-overeenkomst (Bepalingen inzake de instellingen) van toepassing op dit lid.
Artikel 3. Milieu
1
In het kader van de activiteiten van de Gemeenschap wordt de samenwerking op milieugebied versterkt, met name op de volgende gebieden:
- —
milieubeleid en -actieprogramma's, vooral in het kader van de uit de volgende communautaire besluiten voortvloeiende activiteiten:
- —
493 Y 0517: Resolutie van de Raad en van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 1 februari 1993 betreffende een beleidsplan en actieprogramma van de Gemeenschap inzake het milieu en duurzame ontwikkeling (PB C 138 van 17.5.1993, blz. 1);
- —
397 D 0150: Besluit 97/150/EG van de Commissie van 24 februari 1997 houdende de instelling van een Europees raadgevend forum voor milieu en duurzame ontwikkeling (PB L 58 van 27.2.1997, blz. 48);
- —
32001 D 0704: Besluit 2001/704/EG van de Commissie van 26 september 2001 tot intrekking van Besluit 97/150/EG houdende instelling van het Europees raadgevend forum voor milieu en duurzame ontwikkeling (PB L 258 van 27.9.2001, blz. 20).
- —
398 D 2179: Besluit nr. 2179/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 1998 betreffende de herziening van het beleidsplan en actieprogramma van de Europese Gemeenschap inzake het milieu en duurzame ontwikkeling ‘Op weg naar duurzame ontwikkeling’ (PB L 275 van 10.10.1998, blz. 1).
- —
integratie van milieubeschermingseisen bij ander beleid;
- —
economische en fiscale instrumenten;
- —
milieukwesties met grensoverschrijdende consequenties;
- —
belangrijke kwesties van regionaal en wereldbelang die door internationale organisaties worden besproken.
De samenwerking omvat onder meer regelmatige bijeenkomsten.
2
a)
De EVA-staten nemen volledig deel aan de werkzaamheden van het Europees Milieuagentschap, hierna het ‘Agentschap’ genoemd, en van het Europees milieuobservatie- en -informatienetwerk, die bij Verordening (EG) nr. 401/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake het Europees Milieuagentschap en het Europees milieuobservatie- en -informatienetwerk (4)zijn opgericht.
b)
De EVA-staten dragen financieel aan de onder a) bedoelde werkzaamheden bij, overeenkomstig artikel 82, lid 1, van de Overeenkomst en Protocol nr. 32 bij dezelfde Overeenkomst.
c)
De EVA-staten nemen als gevolg van b) volledig deel, zonder stemrecht, aan de werkzaamheden van de raad van bestuur van het Agentschap en worden geassocieerd met de werkzaamheden van het wetenschappelijk comité van het Agentschap.
d)
De term ‘lidsta(a)t(en)’ en andere termen die verwijzen naar hun overheidsorganen in de artikelen 4 en 5 van de verordening omvatten, naast hun betekenis in de verordening, ook de EVA-staten en hun overheidsorganen.
e)
De milieugegevens die het Agentschap ontvangt of meedeelt, kunnen openbaar worden gemaakt en zijn toegankelijk voor het publiek, op voorwaarde dat vertrouwelijke informatie binnen de EVA-staten dezelfde graad van bescherming krijgt als binnen de Gemeenschap.
f)
Het Agentschap bezit rechtspersoonlijkheid. Het geniet in alle lidstaten de ruimste handelingsbevoegdheid die door de nationale wetgevingen aan rechtspersonen wordt toegekend.
g)
De EVA-staten passen op het Agentschap het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen toe.
h)
In afwijking van artikel 12, lid 2, onder a), van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, kunnen onderdanen van de EVA-staten die over hun volledige burgerrechten beschikken, op basis van een contract door de directeur van het Agentschap in dienst worden genomen.
i)
Op grond van artikel 79, lid 3, van de Overeenkomst is deel VII van de Overeenkomst (Bepalingen inzake de instellingen) van toepassing op dit lid.
j)
Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie is, voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 401/2009, eveneens van toepassing voor alle documenten van het Agentschap betreffende de EVA-staten.
3
In gevallen waarin het Gemengd Comité van de EER heeft besloten dat de samenwerking de vorm krijgt van parallelle wetgeving van de overeenkomstsluitende partijen met een identieke of soortgelijke inhoud, zijn de in artikel 79, lid 3, van de Overeenkomst bedoelde procedures vervolgens van toepassing op de voorbereiding van dergelijke wetgeving op het gebied in kwestie.
4
De EVA-staten nemen deel aan de in lid 7 bedoelde communautaire acties.
5
Overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), van de overeenkomst dragen de EVA-staten financieel bij aan het in lid 7 vermelde communautaire acties.
6
De EVA-staten worden volledig betrokken bij de werkzaamheden van de organen welke de Commissie van de Europese Gemeenschappen bij het beheer, de nadere uitwerking en de tenuitvoerlegging van het in lid 7 vermelde communautair acties bijstaan.
7
Dit artikel heeft betrekking op de volgende communautaire besluiten evenals de daarvan afgeleide besluiten:
- a)
Communautaire besluiten welke in werking treden per 1 januari 2001:
- —
32000 D 2850: Beschikking nr. 2850/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2000 houdende instelling van een communautair kader voor samenwerking op het gebied van door ongevallen veroorzaakte of opzettelijke verontreiniging van de zee (PB L 332 van 28.12.2000, blz. 1), zoals gewijzigd bij:
- —
32004 D 0787: Beschikking nr. 787/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 12).
- b)
Communautaire besluiten welke in werking treden per 1 januari 2002:
- —
32001 D 1411: Besluit nr. 1411/2001/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2001 betreffende een communautair samenwerkingskader ter bevordering van duurzame stadsontwikkeling (PB L 191 van 13.7.2001, blz. 1), zoals gewijzigd bij:
- —
32004 D 0786: Besluit nr. 786/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 7).
.
- c)
Vervallen.
- d)
Communautaire besluiten die van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2005:
- —
32002 D 1600:Besluit nr. 1600/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2002 tot vaststelling van het Zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap (PB L 242 van 10.9.2002, blz. 1).
- e)
32013 D 1386:Besluit nr. 1386/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 inzake een nieuw algemeen milieuactieprogramma voor de Europese Unie voor de periode tot en met 2020 ‘Goed leven, binnen de grenzen van onze planeet’ (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 171).
- f)
Communautaire besluiten die van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2021:
- —
32021 R 0783:Verordening (EU) 2021/783 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2021 tot vaststelling van een programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE) en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1293/2013 (PB L 172 van 17.5.2021, blz. 53).
De kosten voor activiteiten waarvan de uitvoering is gestart na 1 januari 2021, kunnen in aanmerking komen voor subsidie vanaf de aanvangsdatum van de activiteit die in de betrokken subsidieovereenkomst of het betrokken subsidiebesluit is vastgesteld, onder de daarin vastgestelde voorwaarden, mits Besluit nr. 265/2021 van het Gemengd Comité van de EER van 24 september 2021 in werking treedt vóór het einde van de activiteit.
Liechtenstein en Noorwegen worden vrijgesteld van deelname en financiële bijdrage aan dit programma.
8
- a)
IJsland en Noorwegen zullen voldoen aan hun respectieve broeikasgasemissiereductiedoelstellingen voor de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2030 overeenkomstig de volgende handelingen:
- —
32018 R 0841: Verordening (EU) 2018/841 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de opname van broeikasgasemissies en -verwijderingen door landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw in het klimaat- en energiekader 2030, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 en Besluit nr. 529/2013/EU (PB L 156 van 19.6.2018, blz. 1), gewijzigd bij:
- —
32021 R 0268: Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/268 van de Commissie van 28 oktober 2020 (PB L 60 van 22.2.2021, blz. 21).
De verordening wordt voor de toepassing van de EER-overeenkomst met de volgende aanpassingen gelezen:
- i)
in lid 2 van artikel 6 worden de woorden “dertig jaar” voor IJsland gelezen als “vijftig jaar”;
- ii)
in lid 7 van artikel 8 wordt het volgende toegevoegd:
“De EVA-staten delen uiterlijk negen maanden na de inwerkingtreding van Besluit nr. 270/2019 van het Gemengd Comité van de EER van 25 oktober 2019 hun herziene voorstel voor een referentieniveau voor bossen voor de periode 2021-2025 mede aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA. De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA maakt de haar door de EVA-staten medegedeelde voorgestelde referentieniveaus voor bossen openbaar.”;
- iii)
De EVA-staat heeft als hieronder uiteengezet een strategie ingediend voor landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw met een perspectief van ten minste dertig jaar, tevens met inbegrip van lopende of specifieke geplande maatregelen voor de instandhouding of de uitbreiding, naargelang het geval, van putten en reservoirs uit bossen.
- 1.
Per 1 januari 2020 stelt elke EVA-staat zijn strategie op voor landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw met een perspectief van ten minste dertig jaar, en dient deze in bij de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA. De EVA-staten moeten deze strategieën indien noodzakelijk actualiseren per 1 januari 2025.
- 2.
De strategieën van de EVA-staten dragen bij tot:
- a)
de naleving van de verbintenissen van de EVA-staten in het kader van het UNFCCC en de Overeenkomst van Parijs om de antropogene broeikasgasemissies te beperken, de verwijderingen per put te verbeteren en voor een verbeterde koolstofvastlegging te zorgen;
- b)
de verwezenlijking van de doelstelling uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs om de mondiale temperatuurstijging te beperken tot beduidend minder dan 2 °C in vergelijking met het pre- industriële tijdperk en om te streven naar een maximale stijging van 1,5 °C boven het pre-ndustriële niveau;
- c)
de verwezenlijking van de broeikasgasemissiebeperkingen op lange termijn en de verbetering van verwijderingen per put voor zover dit relevant is voor de LULUCF-sector, overeenkomstig de doelstelling om, in het kader van de volgens de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (Intergovernmental Panel on Climate Change — IPCC) noodzakelijk geachte reducties, de broeikasgasemissies van de EVA-staten op kosteneffectieve wijze te verminderen en de verwijderingen per put te verbeteren met het oog op de temperatuurdoelstellingen van de Overeenkomst van Parijs, teneinde in de tweede helft van deze eeuw een evenwicht te verwezenlijken tussen antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen, op basis van billijkheid en in de context van duurzame ontwikkeling en de inspanningen om de armoede uit te bannen.
- 3.
De strategieën van de EVA-staten bestrijken:
- a)
emissiebeperkingen en de verbetering van verwijderingen in landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw (LULUCF); rekening houdend met bio-energie en biomaterialen uit deze sector;
- b)
voor zover relevant voor landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw, koppelingen met andere nationale doelstellingen op lange termijn, planning en andere beleidsmaatregelen.
- 4.
De EVA-staten informeren het publiek en maken hun respectieve strategieën en de actualiseringen ervan onverwijld openbaar.
- 5.
De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA evalueert of de strategieën van de EVA-staten voldoen om de naleving te documenteren volgens dit artikel.
- 6.
De strategieën van de EVA-staten voor landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw dienen de hiernavolgende elementen te omvatten:
- A.
OVERZICHT EN PROCEDURE VOOR DE ONTWIKKELING VAN DE STRATEGIEËN
- A.1.
Samenvatting
- A.2.
Juridische en beleidscontext, met inbegrip van, waar passend, indicatieve mijlpalen voor 2040 en 2050
- B.
INHOUD
- B.1.
B.1. Landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw (LULUCF)
- B.1.1.
Verwachte emissiereducties en verbeteringen van verwijderingen tegen 2050
- B.1.2.
Voor zover mogelijk, verwachte emissies per bron en per afzonderlijk broeikasgas
- B.1.3.
Overwogen emissiebeperkingsopties en opties voor uitbreiding van putten
- B.1.4.
Voor zover relevant voor instandhouding of uitbreiding, naargelang het geval, van putten en reservoirs uit bossen; aanpassingsbeleidslijnen en -maatregelen
- B.1.5.
Marktvraaggerelateerde aspecten voor bosbiomassa en gevolgen voor de productiviteit
- B.1.6.
Indien noodzakelijk, gegevens van modelleringen (m.i.v. aannamen) en/of analysen, indicatoren enz.”;
- iv)
in lid 2 van artikel 15 wordt het volgende toegevoegd: “De centrale administrateur is bevoegd om de taken als bedoeld in dit artikel uit te voeren wanneer het EVA-staten betreft. De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA wordt ervan in kennis gesteld indien de centrale administrateur een transactie blokkeert indien deze een EVA-staat betreft of door een EVA-staat wordt verricht.”;
- v)
in bijlage II wordt in de tabel het volgende toegevoegd:
“IJsland
0,5
10
2
Noorwegen
0,1
10
5”;
- vi)
in bijlage III wordt in de tabel het volgende toegevoegd:
“IJsland
1990
Noorwegen
1990”;
- vii)
het volgende wordt toegevoegd in punt g) van deel A van bijlage IV:
“Voor de EVA-staten is het referentieniveau voor de periode 2021-2025 consistent met de prognoses die overeenkomstig Verordening (EU) nr. 525/2013 op vrijwillige basis aan het Europees Milieuagentschap zijn gerapporteerd, en, wat betreft IJsland, eveneens in overeenstemming met de bilaterale overeenkomst tussen IJsland en de Europese Unie en haar lidstaten betreffende de deelname van IJsland aan de gezamenlijke nakoming van de verbintenissen van de Europese Unie, haar lidstaten en IJsland voor de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering(5).”;
- viii)
In afdeling C van bijlage IV wordt in de tabel het volgende toegevoegd:
“IJsland
– 30 405
Noorwegen
– 26 085 000”;
- ix)
in bijlage VII wordt in de tabel het volgende toegevoegd:
“IJsland
- 0,0224
- 0,0045
Noorwegen
- 29,6
- 35,5”.
- —
32018 R 0842: Verordening (EU) 2018/842 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten van 2021 tot en met 2030 teneinde bij te dragen aan klimaatmaatregelen om aan de toezeggingen uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs te voldoen, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 (PB L 156 van 19.6.2018, blz. 26).
De verordening wordt voor de toepassing van de EER-overeenkomst met de volgende aanpassingen gelezen:
- i)
in lid 3 van artikel 4 wordt voor de EVA-staten het volgende toegevoegd:
“Wat de EVA-staten betreft, wordt voor de vaststelling van de jaarlijkse emissieruimten voor de jaren 2021 tot en met 2030, uitgedrukt in ton CO2-equivalent, zoals gespecificeerd in de leden 1 en 2 van dit artikel, het referentiejaar 2005 voor de emissieruimte voor 2030 gebaseerd op het verschil tussen de totale broeikasgasemissies in 2005, zoals die blijken uit de uitgebreide beoordeling, waarbij de CO2-emissies van luchtvaartactiviteiten als gelijk aan nul worden beschouwd, en de stationaire emissiebronnen voor het jaar 2005 binnen het kader van het emissiehandelssysteem van de Europese Unie voor de ETS scope 2013, als gerapporteerd in deel B van het aanhangsel bij Besluit nr. 152/2012 van het Gemengd Comité van de EER van 26 juli 2012(6), aangepast met de waarden voor het aardopwarmingsvermogen die zijn vastgesteld bij een gedelegeerde handeling waarnaar wordt verwezen in artikel 26, lid 6, punt b), van Verordening (EU) 2018/1999, of, in afwachting van de inwerkingtreding van de gedelegeerde handeling, met de waarden die zijn vastgesteld in het vierde evaluatieverslag van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (AR4). De cijfers voor de stationaire emissiebronnen voor het jaar 2005 binnen het kader van het emissiehandelssysteem van de Europese Unie als gerapporteerd in Besluit nr. 152/2012 van het Gemengd Comité van de EER (AR2) en dezelfde cijfers met geactualiseerde waarden voor het aardopwarmingsvermogen (AR4), waarmee rekening moet worden gehouden bij de vaststelling van de jaarlijkse emissieruimten voor de jaren 2021 tot en met 2030 uit hoofde van dit artikel, zijn vermeld in het aanhangsel.”;
- ii)
na bijlage IV wordt het volgende toegevoegd:
“Aanhangsel
De cijfers van de EVA-staten voor de stationaire emissiebronnen voor het jaar 2005 binnen het kader van het emissiehandelssysteem van de Europese Unie als gerapporteerd in Besluit nr. 152/2012 van het Gemengd Comité van de EER (AR2) en dezelfde cijfers met geactualiseerde waarden voor het aardopwarmingsvermogen (AR4), waarmee rekening moet worden gehouden bij de vaststelling van de jaarlijkse emissieruimten voor de jaren 2021 tot en met 2030 uit hoofde van artikel 4, lid 3.
Tabel 1 ETS-emissies 2005 voor Noorwegen: Broeikasgas (in ton)
CO2-eq (AR2)
CO2-eq (AR4)
N2O/PFK
CO2
23 090 000
23 090 000
N2O
1 955 000
1 880 000
6 308
PFK
829 000
955 000
CF4
116,698
C2F6
7,616
Totaal
25 874 000
25 925 000
Tabel 2 ETS-emissies 2005 voor IJsland: Broeikasgas (in ton)
CO2-eq (AR2)
CO2-eq (AR4)
N2O/PFK
CO2
909 132
909 132
PFK
26 709
31 105
CF4
3,508
C2F6
0,424”
Totaal
935 841
940 237
- iii)
in lid 1 van artikel 6 worden de woorden “100 miljoen EU-ETS-emissierechten” gelezen als “107 miljoen EU-ETS-emissierechten”;
- iv)
in lid 2 van artikel 12 wordt het volgende toegevoegd:
“De centrale administrateur is bevoegd om de taken als bedoeld in dit artikel uit te voeren wanneer het EVA-staten betreft. De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA wordt ervan in kennis gesteld indien de centrale administrateur een transactie blokkeert indien deze een EVA-staat betreft of door een EVA-staat wordt verricht.”;
- v)
in bijlage I wordt in de tabel het volgende toegevoegd:
“IJsland
29 %
Noorwegen
40 %”;
- vi)
in bijlage II wordt in de tabel het volgende toegevoegd:
“IJsland
4 %
Noorwegen
2 %”;
- vii)
de tabel in bijlage III wordt als volgt gewijzigd:
- a)
aan de tabel wordt het volgende toegevoegd:
“IJsland
0,2
Noorwegen
1,6”;
- b)
het cijfer “280” voor het maximumtotaal wordt gelezen als “281,8”.
- —
32020 D 2126: Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/2126 van de Commissie van 16 december 2020 tot vaststelling van de jaarlijkse emissieruimten voor de lidstaten voor de periode 2021 tot en met 2030 overeenkomstig Verordening (EU) 2018/842 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 426 van 17.12.2020, blz. 58).
Het besluit wordt voor de toepassing van deze Overeenkomst als volgt aangepast:
- i)
In bijlage I wordt in de tabel het volgende toegevoegd:
“IJsland
3 109 329
Noorwegen
28 925 334”
- ii)
In bijlage II wordt in de tabel het volgende toegevoegd:
“IJsland
2 876 150
2 802 993
2 729 836
2 656 679
2 583 522
2 510 365
2 437 208
2 364 050
2 290 893
2 217 736
Noorwegen
25 164 459
24 296 764
23 429 068
22 561 373
21 693 677
20 825 982
19 958 287
19 090 591
18 222 896
17 355 200”
- iii)
In bijlage III wordt in de tabel het volgende toegevoegd:
“IJsland
1 243 732
Noorwegen
5 785 067”
- —
32020 R 1044: Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1044 van de Commissie van 8 mei 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft waarden voor het aardopwarmingsvermogen en de richtsnoeren voor inventarisering en wat betreft het inventarisatiesysteem van de Unie, en tot intrekking van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 666/2014 van de Commissie (PB L 230 van 17.7.2020, blz. 1).
De verordening wordt voor de toepassing van deze overeenkomst met de volgende aanpassing gelezen:
De bepalingen van deze verordening zijn alleen van toepassing op de EVA-staten in de mate dat zij betrekking hebben op de uitvoering van dit lid.
- —
32018 R 1999: Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Richtlijn 94/22/EG, Richtlijn 98/70/EG, Richtlijn 2009/31/EG, Verordening (EG) nr. 663/2009, Verordening (EG) nr. 715/2009, Richtlijn 2009/73/EG, Richtlijn 2009/119/EG van de Raad, Richtlijn 2010/31/EU, Richtlijn 2012/27/EU, Richtlijn 2013/30/EU en Richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1).
De toepasselijke bepalingen van deze verordening worden hieronder opgesomd en zij worden voor de toepassing van de EER-overeenkomst met de volgende aanpassingen gelezen:
- i)
alleen de volgende bepalingen van de verordening zijn van toepassing:
artikel 2, leden 1 tot en met 10, 12, 13, 15, 16 en 17, artikel 18, artikel 26, leden 2 tot en met 7, artikel 29, lid 5, punt b), de artikelen 37 tot en met 42, artikel 44, lid 1, punt a), artikel 44, leden 2, 3 en 6, de artikelen 57 en 58 en de bijlagen V, VI, VII, XII en XIII;
- ii)
artikel 2, leden 1 tot en met 10, 12, 13, 15, 16 en 17, is voor de toepassing van dit lid alleen van toepassing op de EVA-staten in de mate dat het betrekking heeft op de tenuitvoerlegging van de Verordeningen (EU) 2018/841 en (EU) 2018/842;
- iii)
lid 4 van artikel 26 wordt voor de EVA-staten als volgt gelezen:
“IJsland en Noorwegen dienen jaarlijks uiterlijk op 15 april bij de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA een exemplaar in van de aan het UNFCCC overeenkomstig lid 3 gerapporteerde definitieve gegevens voor de opmaak van de broeikasgasinventaris.”;
- iv)
artikel 41 is voor de EVA-staten alleen van toepassing in de mate dat de bepalingen of de gedeelten daarvan die in het artikel worden genoemd, betrekking hebben op of zijn opgesomd in dit lid;
- v)
na de eerste zin van artikel 42 wordt voor de EVA-staten de volgende zin toegevoegd:
“Het Europees Milieuagentschap staat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA in haar werkzaamheden alleen bij met betrekking tot artikel 18, artikel 26, leden 2 tot en met 7, artikel 29, lid 5, punt b), en de artikelen 37, 38, 39 en 41.”.
- —
32013 R 0525: Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en een rapportagemechanisme voor overige informatie op nationaal niveau en op het niveau van de unie met betrekking tot klimaatverandering, en tot intrekking van Beschikking nr. 280/2004/EG (PB L 165 van 18.6.2013, blz. 13).
De toepasselijke bepalingen van deze verordening worden hieronder opgesomd en zij worden voor de toepassing van de EER-overeenkomst met de volgende aanpassingen gelezen:
- i)
alleen de volgende bepalingen van de verordening zijn van toepassing:
artikel 7 en artikel 19, leden 1 en 3;
- ii)
artikel 7 en artikel 19, leden 1 en 3, zijn voor de toepassing van dit lid alleen van toepassing op de EVA- staten in de mate dat zij betrekking hebben op de tenuitvoerlegging van Verordening (EU) 2018/842.
- —
32020 R 1208: Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1208 van de Commissie van 7 augustus 2020 betreffende de structuur, de indeling, de indieningsprocedure en de beoordeling van de informatie die door de lidstaten is verstrekt op grond van Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 749/2014 van de Commissie (PB L 278 van 26.8.2020, blz. 1).
De toepasselijke bepalingen van deze verordening worden hieronder opgesomd en zij worden voor de toepassing van deze overeenkomst met de volgende aanpassingen gelezen:
- i)
Alleen de volgende bepalingen van de verordening zijn van toepassing: de artikelen 1 tot en met 3, 7 tot en met 10, 12 tot en met 15, 17 tot en met 24 en 26 tot en met 40 en de bijlagen VI tot en met VIII, X tot en met XX en XXII tot en met XXV.
- ii)
De in punt i) genoemde bepalingen zijn alleen van toepassing op de EVA-staten in de mate dat zij betrekking hebben op de uitvoering van dit lid.
- b)
Op grond van artikel 79, lid 3, van de EER-overeenkomst is deel VII van de EER-overeenkomst (Institutionele bepalingen) van toepassing op dit lid.
- c)
Protocol 1 bij de EER-overeenkomst (Horizontale aanpassingen) is van overeenkomstige toepassing op dit lid.
- d)
Verwijzingen naar wetgeving, handelingen, regelgeving, beleidsmaatregelen van de Unie in de handelingen en bepalingen waarnaar in dit lid wordt verwezen, of die in dit lid zijn opgenomen, zijn alleen van toepassing in de mate dat en in de vorm waarin bedoelde wetgeving, handelingen, regelgeving en beleidsmaatregelen in de EER- Overeenkomst zijn opgenomen.
- e)
IJsland en Noorwegen nemen ten volle deel aan de werkzaamheden van het Comité klimaatverandering uit hoofde van de handelingen en bepalingen waarnaar in dit lid wordt verwezen, of die in dit lid zijn opgenomen, maar zij hebben er geen stemrecht.
- f)
Indien de Commissie deskundigen raadpleegt die zijn aangewezen door de lidstaten, uit hoofde van de handelingen en bepalingen waarnaar in dit lid wordt verwezen, of die in dit lid zijn opgenomen, dan raadpleegt zij op dezelfde basis deskundigen die zijn aangewezen door de EVA-staten.
- g)
Het Europees Milieuagentschap staat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA in haar werkzaamheden bij uit hoofde van de Verordeningen (EU) 2018/841 en (EU) 2018/842.
- h)
Dit lid is niet van toepassing op Liechtenstein.”.
Artikel 4. Onderwijs, opleiding, jeugdzaken en sport
1
Vanaf de inwerkingtreding van de Overeenkomst nemen de EVA-Staten deel aan het communautair programma ‘Jeugd voor Europa’, zulks overeenkomstig Deel VI.
2
In overeenstemming met Deel VI nemen de EVA-Staten vanaf 1 januari 1995 deel aan alle programma's van de Europese Gemeenschap op het gebied van onderwijs, opleiding en jeugdzaken die op dat moment lopen of zijn goedgekeurd. De planning en ontwikkeling van programma's van de Europese Gemeenschap op dit gebied is vanaf de inwerkingtreding van deze Overeenkomst onderworpen aan de procedures van Deel VI, en met name van artikel 79, lid 3.
2bis
De EVA-staten nemen vanaf 1 januari 1997 deel aan de communautaire acties waarop post B3-1011 (‘Europese vrijwilligersdienst’) van de begroting van de Gemeenschap voor het jaar 1997 betrekking heeft.
2 ter
De EVA-staten nemen vanaf 1 augustus 1998 deel aan het volgende communautaire programma:
398 D 1686: Besluit nr. 1686/98/EG van het Europese Parlement en de Raad van 20 juli 1998 tot vaststelling van een communautair actieprogramma betreffende een Europese vrijwilligersdienst voor jongeren (PB L 214 van 31.7.1998, blz. 1).
2c
De EVA-staten nemen vanaf 1 januari 2000 deel aan de volgende communautaire programma's:
- —
399 D 0382:Besluit 1999/382/EG van de Raad van 26 april 1999 tot vaststelling van de tweede fase van het communautaire actieprogramma inzake beroepsopleiding ‘Leonardo da Vinci’ (PB L 146 van 11.6.1999, blz. 33), zoals gewijzigd bij:
- —
32004 R 0885:Verordening (EG) nr. 885/2004 van de Raad van 26 april 2004 (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 1).
- —
399 D 0051: Beschikking 1999/51/EG van de Raad van 21 december 1998 inzake de bevordering van Europese trajecten in alternerende beroepsopleidingen, waaronder begrepen het leerlingwezen (PB L 17 van 22.1.1999, blz. 45).
- —
32000 D 0253:Besluit nr. 253/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 januari 2000 tot vaststelling van de tweede fase van het communautaire actieprogramma op onderwijsgebied ‘Socrates’ (PB L 28 van 3.2.2000, blz. 1), zoals gewijzigd bij:
- —
32003 D 0451: Besluit nr. 451/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2003 (PB L 69 van 13.3.2003, blz. 6).
- —
32004 D 0786: Besluit nr. 786/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 7).
- —
32004 R 0885:Verordening (EG) nr. 885/2004 van de Raad van 26 april 2004 (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 1).
- —
32000 D 1031: Besluit nr. 1031/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 april 2000 tot vaststelling van het communautaire actieprogramma ‘Jeugd’ (PB L 117 van 18.5.2000, blz. 1), zoals gewijzigd bij:
- —
32004 D 0786: Besluit nr. 786/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 7).
- —
32004 R 0885:Verordening (EG) nr. 885/2004 van de Raad van 26 april 2004 (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 1).
.
2d
De EVA-staten nemen vanaf 1 jannuari[lees: januari] 2000 deel aan de communautaire acties in verband met de volgende in de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2000 opgenomen begrotingslijn:
- —
B3-1 0 0 3: ‘Voorbereidende maatregelen voor het Europees jaar van de talen 2001’.
2e
De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2001 deel aan het volgende programma:
- —
32000 D 1934: Besluit nr. 1934/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 tot instelling van het Europees Jaar van de talen 2001 (PB L 232 van 14.9.2000, blz. 1).
2f
De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2001 deel aan de communautaire acties welke betrekking hebben op volgende in de algemene begroting van de Europese Unie voor de begrotingsjaren 2001, 2002 en 2003 opgenomen begrotingslijnen:
- —
B3-1 0 0 0 A: Voorbereidende acties inzake samenwerking op het gebied van onderwijs en jeugdbeleid — Uitgaven voor administratief beheer;
- —
B3-1 0 0 0: Voorbereidende acties inzake samenwerking op het gebied van onderwijs en jeugdbeleid.
2g
De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2003 deel aan de actie in het kader van:
- —
32003 D 0291: Besluit nr. 291/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 februari 2003 tot instelling van het Europees Jaar van opvoeding door sport 2004 (PB L 43 van 18.2.2003, blz. 1), zoals gewijzigd bij:
- —
32004 D 0786: Besluit nr. 786/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 7).
- —
32004 R 0885:Verordening (EG) nr. 885/2004 van de Raad van 26 april 2004 (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 1).
2h
De EVA-staten nemen vanaf 1 januari 2004 deel aan het volgende programma:
- —
32003 D 2317: Besluit nr. 2317/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 december 2003 tot invoering van een programma voor de verhoging van de kwaliteit van het hoger onderwijs en de bevordering van het intercultureel begrip door middel van samenwerking met derde landen (Erasmus Mundus) (2004–2008) (PB L 345 van 31.12.2003, blz. 1).
2i
De EVA-staten nemen vanaf 1 januari 2004 deel aan het volgende programma:
- —
32003 D 2318: Beschikking nr. 2318/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 december 2003 tot goedkeuring van een meerjarenprogramma (2004–2006) voor de doeltreffende integratie van informatie- en communicatietechnologie (ICT) in de onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels in Europa (eLearning-programma) (PB L 345 van 31.12.2003, blz. 9).
2j
De EVA-staten nemen, met ingang van 1 januari 2004, deel aan de communautaire acties met betrekking tot de volgende begrotingslijn van de algemene begroting van de Europese Unie voor begrotingsjaar 2004:
- —
Begrotingsartikel 15.07.03: ‘Proefprojecten voor de participatie van jongeren’.
2k
De EVA-staten zullen met ingang van 1 januari 2005 deelnemen aan het volgende programma's:
- —
32004 D 0790: Besluit nr. 790/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter ondersteuning van organisaties die op Europees niveau actief zijn op het terrein van jeugdzaken (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 24).
- —
32004 D 0791: Besluit nr. 791/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter bevordering van op Europees niveau actieve organisaties en ter ondersteuning van gerichte activiteiten op het gebied van onderwijs en opleiding (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 31).
Het besluit wordt voor de toepassing van deze Overeenkomst als volgt aangepast:
De EVA-staten zullen deelnemen aan de acties 2, 3A, 3B en 3C van het programma.
- —
32004 D 2241: Beschikking nr. 2241/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende een enkel communautair kader voor transparantie op het gebied van kwalificaties en competenties (Europass) (PB L 390 van 31.12.2004, blz. 6).
2l
De EVA-staten nemen, met ingang van 1 januari 2007 deel aan de volgende programma's:
- —
32006 D 1719: Besluit nr. 1719/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 tot vaststelling van het programma Jeugd in actie voor de periode 2007–2013 (PB L 327 van 24.11.2006, blz. 30),
- —
32006 D 1720: Besluit nr. 1720/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 tot vaststelling van een actieprogramma op het gebied van een leven lang leren (PB L 327 van 24.11.2006, blz. 45).
2m
De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2009 deel aan de acties 1 en 3 van het volgende programma:
- —
32008 D 1298: Besluit nr. 1298/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 tot invoering van het actieprogramma Erasmus Mundus 2009-2013 voor de verhoging van de kwaliteit van het hoger onderwijs en de bevordering van het intercultureel begrip door middel van samenwerking met derde landen (PB L 340 van 19.12.2008, blz. 83).
2n
De EVA-staten nemen vanaf 1 januari 2014 deel aan het volgende programma:
- —
32013 R 1288: Verordening (EU) nr. 1288/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van ‘Erasmus+’: het programma van de Unie voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport en tot intrekking van Besluiten nr. 1719/2006/EG, nr. 1720/2006/EG en nr. 1298/2008/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 50), gewijzigd bij:
- —
32018 R 1475: Verordening (EU) 2018/1475 van het Europees Parlement en de Raad van 2 oktober 2018 (PB L 250 van 4.10.2018, blz. 1).
- —
32019 R 0499: Verordening (EU) 2019/499 van het Europees Parlement en de Raad van 25 maart 2019 tot vaststelling van bepalingen voor de voortzetting van de lopende leermobiliteitsactiviteiten uit hoofde van het Erasmus+-programma vastgelegd door Verordening (EU) nr. 1288/2013, in het kader van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie (PB L 85I van 27.3.2019, blz. 32).
2o
De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2019 deel aan het volgende programma:
- —
32018 R 1475: Verordening (EU) 2018/1475 van het Europees Parlement en de Raad van 2 oktober 2018 tot vaststelling van het rechtskader van het Europees Solidariteitskorps en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1288/2013, Verordening (EU) nr. 1293/2013 en Besluit nr. 1313/2013/EU (PB L 250 van 4.10.2018, blz. 1).
Liechtenstein en Noorwegen worden vrijgesteld van deelname en financiële bijdrage aan dit programma.
2p
De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2019 deel aan het volgende Europese kader:
- —
32018 D 0646: Besluit (EU) 2018/646 van het Europees Parlement en de Raad van 18 april 2018betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verstrekken van betere diensten voor vaardigheden en kwalificaties (Europass) en houdende intrekking van Beschikking nr. 2241/2004/EG (PB L 112 van 2.5.2018, blz. 42).
2q
De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2021 deel aan het volgende programma:
- —
32021 R 0817: Verordening (EU) 2021/817 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 tot vaststelling van ‘Erasmus+’: het programma van de Unie voor onderwijs en opleiding, jeugd en sport, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1288/2013 (PB L 189 van 28.5.2021, blz. 1).
- —
De kosten voor activiteiten waarvan de uitvoering is gestart na 1 januari 2021, kunnen in aanmerking komen voor subsidie vanaf de aanvangsdatum van de activiteit die in de betrokken subsidieovereenkomst of het betrokken subsidiebesluit is vastgesteld, onder de daarin vastgestelde voorwaarden, mits Besluit nr. 266/2021 van het Gemengd Comité van de EER van 24 september 2021 in werking treedt vóór het einde van de activiteit.
2r
De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2021 deel aan het volgende Europese programma:
- —
32021 R 0888: Verordening (EU) 2021/888 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 tot vaststelling van het programma ‘Europees Solidariteitskorps’ en tot intrekking van Verordeningen (EU) 2018/1475 en (EU) nr. 375/2014 (PB L 202 van 8.6.2021, blz. 32).
De kosten voor activiteiten waarvan de uitvoering is gestart na 1 januari 2021, kunnen in aanmerking komen voor subsidie vanaf de aanvangsdatum van de activiteit die in de betrokken subsidieovereenkomst of het betrokken subsidiebesluit is vastgesteld, onder de daarin vastgestelde voorwaarden, mits Besluit nr. 267/2021 van het Gemengd Comité van de EER van 24 september 2021 in werking treedt vóór het einde van de activiteit.
Noorwegen wordt vrijgesteld van deelname en financiële bijdrage aan dit programma.
2s
De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2022 deel aan de actie in het kader van:
- —
32021 D 2316: Besluit (EU) 2021/2316 van het Europees Parlement en de Raad van 22 december 2021 over een Europees Jaar van de Jeugd (2022) (PB L 462 van 28.12.2021, blz. 1).
3
Overeenkomstig artikel 82, lid 1, punt a), van de Overeenkomst leveren de EVA-staten een financiële bijdrage aan de in de leden 1, 2, 2 bis, 2 ter, 2c, 2d, 2e, 2f, 2g, 2h, 2i, 2j, 2k, 2l, 2m, 2n, 2o, 2p, 2q en 2r vermelde programma’s en acties.
4
Zodra hun medewerking aan de programma's, waaraan zij overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), financieel bijdragen, een aanvang neemt, nemen de EVA-Staten ten volle deel aan alle EG-Comités die de EG-Commissie bijstaan bij het beheer of de ontwikkeling van deze programma's.
5
De EVA-Staten nemen met ingang van 1 januari 1994 deel aan de verschillende werkzaamheden van de Gemeenschap, waaronder Eurydice en Arion, waarbij informatie wordt uitgewisseld, in voorkomend geval met inbegrip van contacten en vergaderingen van deskundigen, seminars en conferenties. Via het Gemengd Comité van de EER of anderszins nemen de overeenkomstsluitende partijen voorts alle andere initiatieven die in dit opzicht passend lijken.
6
- a)
De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2023 deel aan de werkzaamheden die kunnen voortvloeien uit de volgende handeling van de Unie:
- —
32019 R 0128: Verordening (EU) 2019/128 van het Europees Parlement en de Raad van 16 januari 2019 tot oprichting van een Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (Cedefop) en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 337/75 van de Raad (PB L 30 van 31.1.2019, blz. 90).
- b)
De EVA-staten dragen financieel aan de in punt a) bedoelde werkzaamheden bij overeenkomstig artikel 82, lid 1, punt a), van en Protocol nr. 32 bij de overeenkomst.
- c)
De EVA-staten nemen volwaardig, doch zonder stemrecht, deel aan de raad van bestuur van Cedefop.
- d)
In afwijking van artikel 12, lid 2, punt a), en artikel 82, lid 3, punt a), van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie, kunnen onderdanen van de EVA-staten die over hun volledige burgerrechten beschikken, door de uitvoerend directeur van Cedefop in dienst worden genomen.
- e)
In afwijking van artikel 12, lid 2, punt e), artikel 82, lid 3, punt e), en artikel 85, lid 3, van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie, worden de in artikel 129, lid 1, van de EER- overeenkomst bedoelde talen door Cedefop ten aanzien van zijn personeel beschouwd als in artikel 55, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie bedoelde talen van de Unie.
- f)
Cedefop bezit rechtspersoonlijkheid. Het geniet in alle lidstaten de ruimste handelingsbevoegdheid die door de nationale wetgevingen aan rechtspersonen wordt toegekend.
- g)
De EVA-staten kennen Cedefop en zijn personeelsleden gelijkwaardige voorrechten en immuniteiten toe als zijn vervat in het Protocol betreffende voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie.
- h)
Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie is, voor de toepassing van Verordening (EU) 2019/128, eveneens van toepassing voor alle documenten van Cedefop betreffende de EVA-staten.
7
De overeenkomstsluitende partijen streven naar een uitbreiding van de samenwerking in het kader van de communautaire activiteiten die kunnen voortvloeien uit:
- —
398 H 0561: Aanbeveling 98/561/EG van de Raad van 24 september 1998 betreffende Europese samenwerking ter waarborging van de kwaliteit in het hoger onderwijs (PB L 270 van 7.10.1998, blz. 56).
- —
32001 H 0166: Aanbeveling 2001/166/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2001 betreffende Europese samenwerking inzake kwaliteitsevaluatie in het schoolonderwijs (PB L 60 van 1.3.2001, blz. 51),
- —
32006 H 0961: Aanbeveling 2006/961/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 over transnationale mobiliteit in het onderwijs en de beroepsopleiding in de Europese Gemeenschap: Europees Handvest voor kwaliteit bij mobiliteit (PB L 394 van 30.12.2006, blz. 5),
- —
32006 H 0962: Aanbeveling 2006/962/EC van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren (PB L 394 van 30.12.2006, blz. 10).
8
De partijen bij de Overeenkomst streven naar uitbreiding van de samenwerking in het kader van de volgende communautaire besluiten:
- —
32008 H 0506(01): Aanbeveling 2008/C 111/01 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 tot vaststelling van een Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren (PB C 111 van 6.5.2008, blz. 1),
- —
32008 H 1213: Aanbeveling 2008/C 319/03 van de Raad van 20 november 2008 over mobiliteit van jonge vrijwilligers in de Europese Unie (PB C 319 van 13.12.2008, blz. 8).
- —
32009 H 0708(01): Aanbeveling 2009/C 155/01 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 tot vaststelling van een Europees referentiekader voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding (PB C 155 van 8.7.2009, blz. 1),
- —
32009 H 0708(02): Aanbeveling 2009/C 155/02 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de invoering van het Europees systeem voor studiepuntenoverdracht voor beroepsonderwijs en -opleiding (ECVET) (PB C 155 van 8.7.2009, blz. 11).
- —
32012 H 1222(01): Aanbeveling 2012/C 398/01 van de Raad van 20 december 2012 betreffende de validatie van niet-formeel en informeel leren (PB C 398 van 22.12.2012, blz. 1).
- —
32017 H 0615: Aanbeveling van de Raad van 22 mei 2017 inzake het Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren en tot intrekking van de aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 tot vaststelling van een Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren (PB C 189 van 15.6.2017, blz. 15).
- —
32018 H 0502: Aanbeveling van de Raad van 15 maart 2018 voor een Europees kader voor hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen (PB C 153 van 2.5.2018, blz. 1).
- —
32023 D 0936: Besluit (EU) 2023/936 van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 2023 over een Europees Jaar van de Vaardigheden (PB L 125 van 11.5.2023, blz. 1).
Artikel 5. Sociaal beleid
1
Op het gebied van het sociaal beleid houdt de in artikel 79, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde dialoog onder meer vergaderingen in, met inbegrip van contacten tussen deskundigen, het onderzoek van kwesties van onderling belang op specifieke gebieden, de uitwisseling van informatie over activiteiten van de overeenkomstsluitende partijen, het opmaken van de balans van de samenwerking en gemeenschappelijke activiteiten zoals seminars en conferenties.
2
De overeenkomstsluitende partijen streven met name naar de versteviging van samenwerking in het kader van communautaire activiteiten die kunnen voortvloeien uit de volgende communautaire besluiten:
- —
388 Y 0203: Resolutie van de Raad van 21 december 1987 betreffende de veiligheid, de hygiëne en de gezondheid op de arbeidsplaats (PB nr. C 28 van 3.2.1988, blz. 3).
- —
391 Y 0531: Resolutie van de Raad van 21 mei 1991 betreffende het derde communautaire actieprogramma op middellange termijn inzake gelijke kansen voor vrouwen en mannen (1991–1995) (PB nr. C 142 van 31.5.1991, blz. 1).
- —
395 D 0593: Besluit 95/593/EG van de Raad van 22 december 1995 betreffende een communautair actieprogramma op middellange termijn inzake gelijke kansen voor mannen en vrouwen (1996–2000) (PB nr. L 335 van 30. 12. 1995, blz. 37).
De EVA-staten nemen aan bedoeld communautair actieprogramma deel in overeenstemming met de bepalingen opgenomen in aanhangsel 2 bij genoemd protocol.
- —
390 Y 627(06): Resolutie van de Raad van 29 mei 1990 betreffende maatregelen voor bijstand aan langdurig werklozen (PB nr. C 157 van 27.6.1990, blz. 4).
- —
386 X 0379: Aanbeveling 86/379/EEG van de Raad van 24 juli 1986 betreffende de werkgelegenheid voor gehandicapten in de Gemeenschap (PB nr. L 225 van 12.8.1986, blz. 43).
- —
389 D 0457: Besluit 89/457/EEG van de Raad van 18 juli 1989 tot vaststelling van een communautair actieprogramma op middellange termijn betreffende de economische en maatschappelijke integratie van groepen economisch en sociaal kansarmen (PB nr. L 224 van 2.8.1989, blz. 10).
3
De EVA-Staten nemen vanaf de inwerkingtreding van de Overeenkomst deel aan de communautaire acties ten behoeve van ouderen (8).
De EVA-Staten leveren overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder b), van de Overeenkomst een financiële bijdrage.
De EVA-Staten nemen ten volle deel aan de EG-Comités die de EG-Commissie bijstaan bij het beheer of de ontwikkeling van het programma, met uitzondering van kwesties die de verdeling van geldmiddelen van de EG tussen haar Lid-Staten betreffen.
4
De EVA-Staten nemen in 1995 deel aan de communautaire acties ten behoeve van gehandicapten in overeenstemming met het werkprogramma dat is opgenomen in aanhangsel 1 bij dit Protocol. De financiële bijdrage van de EVA-Staten tijdens deze periode is in overeenstemming met het deel ‘Budgettaire aspecten’ van dat werkprogramma.
5
De EVA-staten nemen deel aan de communautaire programma's en acties bedoeld in lid 8, eerste en tweede streepje, met ingang van 1 januari 1996, aan het programma bedoeld in lid 8, derde streepje, met ingang van 1 januari 2000, aan het programma bedoeld in lid 8, vierde streepje, met ingang van 1 januari 2001, aan de programma's bedoeld in lid 8, vijfde en zesde streepje, met ingang van 1 januari 2002, aan de programma's bedoeld in lid 8, zevende en achtste streepje, met ingang van 1 januari 2004, aan de programma's bedoeld in lid 8, negende, tiende en elfde streepje, met ingang van 1 januari 2007, aan het programma bedoeld in lid 8, twaalfde streepje, met ingang van 1 januari 2009, aan het programma bedoeld in lid 8, dertiende streepje, met ingang van 1 januari 2012, aan het programma bedoeld in het veertiende streepje, met ingang van 1 januari 2014, in het programma bedoeld in het vijftiende streepje, met ingang van 1 januari 2018 en aan de maatregelen die gefinancierd worden uit de in lid 12 bedoelde begrotingsonderdelen voor de begrotingsjaren 2012 en 2013, met ingang van 1 januari 2012, aan de maatregelen die worden gefinancierd uit het in lid 13 bedoelde begrotingsonderdeel voor de begrotingsjaren 2014, 2015, 2016, 2017, 2018, 2019, 2020 en 2021, met ingang van 1 januari 2014, alsook aan de maatregelen die worden gefinancierd uit het in lid 14 bedoelde begrotingsonderdeel voor de begrotingsjaren 2021, 2022, 2023 en 2024, met ingang van 1 januari 2021.
6
Met ingang van die datum dragen de EVA-Staten overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), van de Overeenkomst financieel bij in de kosten voor de in leden 8, 12, 13 en 14 bedoelde programma's en acties.
7
Vanaf de aanvang van de samenwerking in de in leden 8, 12, 13 en 14 bedoelde programma's en acties, nemen de EVA-Staten ten volle deel aan de raadgevende comités die de Commissie van de Europese Gemeenschappen bijstaan bij het beheer of het uitwerken van deze programma's en acties.
8
De overeenkomstsluitende partijen streven met name naar hechtere samenwerking in het kader van communautaire activiteiten die kunnen voortvloeien uit de volgende communautaire besluiten:
- —
393 D 0136: Besluit 93/136/EEG van de Raad van 25 februari 1993 tot vaststelling van een derde communautair actieprogramma ten behoeve van gehandicapten (Helios II 1993–1996) (PB nr. L 56 van 9. 3. 1993, blz. 30).
- —
394 D 0782: Besluit 94/782/EG van de Raad van 6 december 1994 betreffende de voortzetting van het Handynet-systeem in het kader van de tot nog toe ondernomen activiteiten betreffende de eerste module ‘Technische hulpmiddelen’ (PB nr. L 316 van 9. 12. 1994, blz. 42).
- —
32000 D 0293: Besluit nr. 293/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 januari 2000 tot vaststelling van een communautair actieprogramma (het programma Daphne) (2000–2003) betreffende preventieve maatregelen ter bestrijding van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen (PB L 34 van 9.2.2000, blz. 1).
- —
32001 D 0051: Beschikking 2001/51/EG van de Raad van 20 december 2000 betreffende het programma in verband met de communautaire strategie inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen (2001–2005) (PB L 17 van 19.1.2001, blz. 22), zoals gewijzigd bij:
- —
32005 D 1554: Beschikking nr. 1554/2005/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 (PB L 255 van 30.9.2005, blz. 9).
.
- —
32001 D 0903: Besluit 2001/903/EG van de Raad van 3 december 2001 betreffende het Europees Jaar van personen met een handicap 2003 (PB L 335 van 19.12.2001, blz. 15).
- —
32002 D 0050:Besluit nr. 50/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 december 2001 tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter aanmoediging van samenwerking tussen lidstaten bij de bestrijding van sociale uitsluiting (PB L 10 van 12.1.2002, blz. 1), zoals gewijzigd bij:
- —
32004 D 0786: Besluit nr. 786/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 7);
.
- —
32000 D 0750: Besluit 2000/750/EG van de Raad van 27 november 2000 tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter bestrijding van discriminatie (2001–2006) (PB L 303 van 2.12.2000, blz. 23);
- —
32004 D 0803: Besluit nr. 803/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot vaststelling van een communautair actieprogramma (2004–2008) ter voorkoming en bestrijding van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen en ter bescherming van slachtoffers en risicogroepen (DAPHNE II-programma) (PB L 143 van 30.4.2004, blz. 1);
- —
32006 D 0771: Besluit nr. 771/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende het Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen (2007) — Naar een rechtvaardige samenleving (PB L 146 van 31.5.2006, blz. 1);
- —
32006 D 1672: Besluit nr. 1672/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 tot vaststelling van een communautair programma voor werkgelegenheid en maatschappelijke solidariteit — Progress (PB L 315 van 15.11.2006, blz. 1), gerectificeerd in PB L 65 van 3.3.2007, blz. 12;
- —
32007 D 0779: Besluit nr. 779/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 tot vaststelling van een specifiek programma ter voorkoming en bestrijding van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen en ter bescherming van slachtoffers en risicogroepen voor de periode 2007-2013 (het Daphne III-programma) als onderdeel van het algemene programma Grondrechten en justitie (PB L 173 van 3.7.2007, blz. 19).
- —
32008 D 1098: Besluit nr. 1098/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 inzake het Repels Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting (2010) (PB L 298 van 7.11.2008, blz. 20).
- —
32011 D 0940: Besluit nr. 940/2011/EU van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2011 betreffende het Europees Jaar voor actief ouder worden en solidariteit tussen de generaties (2012) (PB L 246 van 23.9.2011, blz. 5).
- —
32013 R 1381: Verordening (EU) nr. 1381/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een programma ‘Rechten, gelijkheid en burgerschap’ voor de periode 2014-2020 (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 62).
Liechtenstein neemt alleen deel aan de activiteiten in het kader van de begrotingsonderdelen 33 01 04 01 — Ondersteunende uitgaven voor rechten en burgerschap en 33 02 02 — Bestrijding van discriminatie en bevordering van gelijkheid.
Noorwegen wordt vrijgesteld van deelname en financiële bijdrage aan dit programma.
- —
32017 D 0864: Besluit (EU) 2017/864 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 over het Europees Jaar van het cultureel erfgoed (2018) (PB L 131 van 20.5.2017, blz. 1).
9
Het Gemengd Comité van de EER geeft de nodige beschikkingen om de samenwerking tussen de overeenkomstsluitende partijen bij toekomstige programma's en activiteiten van de Europese Gemeenschap op sociaal gebied te vergemakkelijken.
10
De overeenkomstsluitende partijen moedigen passende samenwerking tussen de bevoegde organisaties, instellingen en andere organen op hun respectieve grondgebieden aan wanneer dit een bijdrage levert aan de versteviging en verbreding van de samenwerking. Dit geldt met name voor terreinen waarop de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden (9) werkzaam is.
11
- a)
De EVA-staten nemen volwaardig deel aan de werkzaamheden van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk (EU-OSHA, hierna “het Agentschap” genoemd), dat is opgericht bij het volgende besluit van de Unie:
- —
32019 R 0126:Verordening (EU) 2019/126 van het Europees Parlement en de Raad van 16 januari 2019 tot oprichting van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk (EU-OSHA) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2062/94 van de Raad (PB L 30 van 31.1.2019, blz. 58).
- b)
De EVA-staten dragen financieel aan de in punt a) bedoelde werkzaamheden bij, overeenkomstig artikel 82, lid 1, punt a), van de Overeenkomst en Protocol nr. 32 bij dezelfde Overeenkomst.
- c)
De EVA-staten nemen volwaardig deel aan de werkzaamheden van de raad van bestuur en hebben binnen deze raad dezelfde rechten en plichten als de EU-lidstaten, met uitzondering van stemrecht.
- d)
De term “lidsta(a)t(en)” en andere termen die verwijzen naar hun overheidsorganen in artikel 12 van de verordening omvatten, naast hun betekenis in de verordening, ook de EVA-staten en hun overheidsorganen.
- e)
Het Agentschap heeft rechtspersoonlijkheid. Het geniet in alle lidstaten de ruimste handelingsbevoegdheid die door de nationale wetgevingen aan rechtspersonen wordt toegekend.
- f)
De EVA-staten kennen het Agentschap en zijn personeelsleden gelijkwaardige voorrechten en immuniteiten toe als zijn vervat in het Protocol inzake voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie.
- g)
In afwijking van artikel 12, lid 2, punt a), en artikel 82, lid 3, punt a), van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie, kunnen onderdanen van de EVA-staten die over hun volledige burgerrechten beschikken, door de uitvoerend directeur van het Agentschap in dienst worden genomen.
- h)
In afwijking van artikel 12, lid 2, punt e), artikel 82, lid 3, punt e), en artikel 85, lid 3, van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie, worden de in artikel 129, lid 1, van de EER- overeenkomst bedoelde talen door het Agentschap ten aanzien van zijn personeel beschouwd als in artikel 55, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie bedoelde talen van de Unie.
- i)
Op grond van artikel 79, lid 3, van de Overeenkomst is deel VII van de Overeenkomst (Bepalingen inzake de instellingen) van toepassing op dit lid.
- j)
Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie(3)is, voor de toepassing van Verordening (EU) 2019/126, eveneens van toepassing voor alle documenten van het Agentschap betreffende de EVA- staten.
12
De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2012 deel aan de maatregelen die gefinancierd worden uit de volgende begrotingsonderdelen die in de algemene begroting van de Europese Unie voor de begrotingsjaren 2012 en 2013 zijn opgenomen:
- —
begrotingsonderdeel 04 01 04 08: ‘Vrij verkeer van werknemers, coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en maatregelen ten behoeve van migranten, met inbegrip van migranten uit derde landen — Uitgaven voor administratief beheer’,
- —
begrotingsonderdeel 04 03 05: ‘Vrij verkeer van werknemers, coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en maatregelen ten behoeve van migranten, met inbegrip van migranten uit derde landen’.
13
De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2014 deel aan de maatregelen die gefinancierd worden uit de volgende begrotingsonderdelen die in de algemene begroting van de Europese Unie voor de begrotingsjaren 2014, 2015, 2016, 2017, 2018, 2019 en 2020 zijn opgenomen:
- —
Begrotingsonderdeel 04 03 01 03: ‘Vrij verkeer van werknemers, coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en maatregelen ten behoeve van migranten, met inbegrip van migranten uit niet-lidstaten’.
14
De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2021 deel aan de maatregelen die worden gefinancierd uit het volgende begrotingsonderdeel dat in de algemene begroting van de Europese Unie voor de begrotingsjaren 2021, 2022, 2023 en 2024 is opgenomen:
- —
Begrotingsonderdeel 07 20 03 01: “Vrij verkeer van werknemers, coördinatie van de socialezekerheidsregelingen en maatregelen ten behoeve van migranten, met inbegrip van migranten uit niet-lidstaten”.
De kosten voor activiteiten waarvan de uitvoering is gestart na 1 januari 2021, kunnen in aanmerking komen voor subsidie vanaf de aanvangsdatum van de activiteit die in de betrokken subsidieovereenkomst of het betrokken subsidiebesluit is vastgesteld, onder de daarin vastgestelde voorwaarden, mits Besluit nr. 273/2021 van het Gemengd Comité van de EER van 24 september 2021 in werking treedt vóór het einde van de activiteit.
Artikel 6. Consumentenbescherming
1
Op het gebied van de consumentenbescherming trachten de overeenkomstsluitende partijen de onderlinge dialoog op alle passende manieren te versterken, om na te gaan op welke gebieden en bij welke werkzaamheden nauwere samenwerking zou kunnen bijdragen tot het bereiken van hun doelstellingen.
2
De overeenkomstsluitende partijen streven naar hechtere samenwerking in het kader van communautaire werkzaamheden die kunnen voortvloeien uit de volgende communautaire besluiten, met name door te zorgen voor invloed en deelneming van de consument:
- —
392 Y 0723: Resolutie van de Raad van 13 juli 1992 betreffende toekomstige prioriteiten voor de ontwikkeling van het beleid inzake consumentenbescherming (PB nr. C 186 van 23. 7. 1992, blz. 1)
- —
593 DC 0378: Tweede driejarenplan van de Commissie 1993–1995
- —
388 Y 1117(01): Resolutie van de Raad van 4 november 1988 over de verbetering van de deelneming van de consument aan de normalisatie (PB nr. C 293 van 17.11.1988, blz. 1).
3
De EVA-staten nemen vanaf 1 januari 2000 deel aan de communautaire activiteiten die voortvloeien uit volgend besluit en de daarvan afgeleide besluiten:
- —
399 D 0283: Besluit nr. 283/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 januari 1999 tot vaststelling van een algemeen kader voor communautaire activiteiten ten behoeve van de consumenten (PB L 34 van 9.2.1999, blz. 1).
De EVA-staten nemen vanaf 1 januari 2004 deel aan de communautaire activiteiten die voortvloeien uit volgend besluit en de daarvan afgeleide besluiten:
- —
32004 D 0020: Besluit nr. 20/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 december 2003 tot vaststelling van een algemeen kader voor de financiering van communautaire acties ter ondersteuning van het consumentenbeleid in de periode 2004–2007 (PB L 5 van 9.1.2004, blz. 1), zoals gewijzigd bij:
- —
32004 D 0786: Besluit nr. 786/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 7).
.
3 bis
De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2007 deel aan het volgende programma:
- —
32006 D 1926: Besluit nr. 1926/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 tot vaststelling van een communautair actieprogramma op het gebied van consumentenbeleid (2007–2013), PB L 404 van 30.12.2006, blz. 39.
3 ter
De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2014 deel aan het volgende programma:
- —
32014 R 0254: Verordening (EU) nr. 254/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 tot vaststelling van een meerjarig consumentenprogramma voor de jaren 2014-2020 en tot intrekking van Besluit nr. 1926/2006/EG (PB L 84 van 20.3.2014, blz. 42).
De kosten voor activiteiten waarvan de uitvoering is gestart na 1 januari 2014, kunnen in aanmerking komen voor subsidie met ingang van de aanvangsdatum van de activiteit in het kader van de betrokken subsidieovereenkomst of het betrokken subsidiebesluit, mits Besluit nr. 251/2014 van het Gemengd Comité van de EER van 13 november 2014 in werking treedt voor het einde van de activiteit.
Liechtenstein wordt vrijgesteld van deelname en financiële bijdrage aan dit programma.
4
Overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), van de EER-overeenkomst dragen de EVA-staten financieel bij aan de in de leden 3, 3 bis en 3 ter bedoelde activiteiten.
5
De EVA-staten worden van bij de aanvang van de samenwerking betreffende de in de leden 3, 3 bis en 3 ter bedoelde activiteiten volledig betrokken, evenwel zonder stemrecht, bij de werkzaamheden van de comités en andere organen welke de Commissie bij het beheer of de nadere uitwerking van deze activiteiten bijstaan.
Artikel 7. Ondernemingen, ondernemerschap, en midden- en kleinbedrijf
1
Samenwerking op het gebied van kleine en middelgrote ondernemingen wordt met name bevorderd in het kader van acties van de Europese Gemeenschap:
- —
ten einde buitensporige administratieve, financiële en wettelijke beperkingen voor het bedrijfsleven uit de weg te ruimen;
- —
ten einde ondernemingen, en met name kleine en middelgrote ondernemingen, informatie te verschaffen over en bijstand te verlenen bij beleidsmaatregelen en programma's die voor hen van belang kunnen zijn;
- —
ten einde samenwerking en partnerschap tussen ondernemingen, en met name kleine en middelgrote ondernemingen, uit verschillende regio's van de Europese Economische Ruimte aan te moedigen.
2
De EVA-Staten nemen met ingang van 1 januari 1994 deel aan de in lid 5 bedoelde communautaire programma's en acties.
3
De EVA-Staten dragen overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), van de Overeenkomst financieel bij in de kosten voor de in de dit[lees: dit] artikel bedoelde programma's en acties.
4
Vanaf de aanvang van de samenwerking in het kader van de in de dit[lees: dit] bedoelde programma's en acties nemen de EVA-Staten ten volle deel aan de EG-Comités die de Commissie van de EG bijstaan bij het beheer of het uitwerken van deze programma's en acties.
5
De overeenkomstsluitende partijen streven met name naar hechtere samenwerking in het kader van communautaire werkzaamheden die kunnen voortvloeien uit de volgende communautaire besluiten:
- —
393 D 0379: Besluit 93/379/EEG van de Raad van 14 juni 1993 betreffende een meerjarenprogramma van communautaire acties ter versterking van de prioritaire krachtlijnen en ter verzekering van de continuïteit en de consolidatie van het beleid ten aanzien van de ondernemingen, in het bijzonder het midden- en kleinbedrijf, in de Gemeenschap (PB nr. L 161 van 2. 7. 1993, blz. 68);
- —
397 D 0015: Besluit 97/15/EG van de Raad van 9 december 1996 betreffende een derde meerjarenprogramma voor het midden- en kleinbedrijf (MKB) in de Europese Unie (1997–2000) (PB L 6 van 10. 1. 1997, blz. 25);
- —
389 Y 1007(01): Resolutie van de Raad van 26 september 1989 betreffende de ontwikkeling van de toelevering in de Gemeenschap (PB nr. C 254 van 7. 10. 1989, blz. 1);
- —
390 X 0246: Aanbeveling van de Raad van 28 mei 1990 betreffende de tenuitvoerlegging van een beleid van administratieve vereenvoudiging voor het midden- en kleinbedrijf in de Lid-Staten (PB nr. L 141 van 2. 6. 1990, blz. 55);
- —
393 Y 1203(01): Resolutie van de Raad van 22 november 1993 betreffende de versterking van het concurrentievermogen van het bedrijfsleven, met name het midden- en kleinbedrijf en de ambachtelijke sector, en de ontwikkeling van de werkgelegenheid in de Gemeenschap (PB nr. C 326 van 3. 12. 1993, blz. 1).
- —
398 D 0347: Besluit 98/347/EG van de Raad van 19 mei 1998 betreffende maatregelen voor financiële bijstand aan innoverende en werkgelegenheidscheppende kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's) — Het groei- en werkgelegenheidsinitiatief (PB L 155 van 29.5.1998, blz. 43), voorzover het gaat om in de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen opgenomen activiteiten welke betrekking hebben op begrotingslijn B5-5 1 1 (Europese Joint Ventures).
- —
32000 D 0819: Beschikking 2000/819/EG van de Raad van 20 december 2000 betreffende een meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap, met name voor het midden- en kleinbedrijf (MKB) (2001–2005) (PB L 333 van 29.12.2000, blz. 84), zoals gewijzigd bij:
- —
[CELEX-nummer]: Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassingen van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond, goedgekeurd op 16 april 2003.
- —
32004 D 0593: Beschikking nr. 593/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 juli 2004 (PB L 268 van 16.8.2004, blz. 3).
- —
32005 D 1776: Besluit nr. 1776/2005/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 september 2005 (PB L 289 van 3.11.2005, blz. 14).
- —
32006 D 1639: Besluit nr. 1639/2006EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 tot vaststelling van een kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (2007–2013) (PB L 310 van 9.11.2006, blz. 15).
- —
32013 R 1287: Verordening (EU) nr. 1287/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van een programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen (COSME) (2014-2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1639/2006/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 33).
Liechtenstein en Noorwegen worden vrijgesteld van deelname en financiële bijdrage aan dit programma.
5a
De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2021 deel aan de werkzaamheden die kunnen voortvloeien uit de volgende handeling van de Unie:
- —
32021 R 0690:Verordening (EU) 2021/690 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van een programma voor de interne markt, het concurrentievermogen van ondernemingen, met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemingen, het gebied van planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, en Europese statistieken (programma voor de interne markt), en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 99/2013, (EU) nr. 1287/2013, (EU) nr. 254/2014, en (EU) nr. 652/2014 (PB L 153 van 3.5.2021, blz. 1).
De EVA-staten nemen deel aan de algemene doelstellingen en aan de specifieke doelstellingen overeenkomstig artikel 3, lid 2, punt a), punt b), punt c), ii), en punt d).
Zij nemen deel en dragen financieel bij aan de statistische werkzaamheden zoals omschreven in artikel 3, lid 2, punt f), van Verordening (EU) 2021/690, onder de in Protocol 30 neergelegde voorwaarden.
De kosten voor activiteiten waarvan de uitvoering is gestart na 1 januari 2021, kunnen in aanmerking komen voor subsidie vanaf de aanvangsdatum van de activiteit die in de betrokken subsidieovereenkomst of het betrokken subsidiebesluit is vastgesteld, onder de daarin vastgestelde voorwaarden, mits Besluit nr. 262/2021 van het Gemengd Comité van de EER van 24 september 2021 in werking treedt vóór het einde van de activiteit.
De EVA-staten nemen niet deel aan en leveren geen financiële bijdrage aan activiteiten die verband houden met de ontwikkeling van het douane- en belastingbeleid.
Noorwegen neemt niet deel aan en levert geen financiële bijdrage aan de specifieke doelstelling overeenkomstig artikel 3, lid 2, punt d), ii).
6
De EVA-staten nemen, met ingang van 1 januari 2004, deel aan de communautaire acties met betrekking tot de volgende begrotingslijnen in de algemene begroting van de Europese Unie voor het[lees: de] begrotingsjaren 2004, 2005, 2006, 2007, 2008, 2009, 2010, 2011, 2012 en 2013:
- —
Begrotingslijn 12.01.04.01: ‘Tenuitvoerlegging en ontwikkeling van de interne markt — Uitgaven voor administratief beheer’,
- —
Begrotingslijn 12.02.01: ‘Tenuitvoerlegging en ontwikkeling van de interne markt’.
7
De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2006 deel aan de communautaire werkzaamheden in het kader van onderstaande begrotingslijn die in de algemene begroting van de Europese Unie voor de begrotingsjaren 2006, 2007, 2008, 2009, 2010, 2011, 2012 en 2013 is opgenomen:
- —
Begrotingslijn 02.03.01: ‘Werking en ontwikkeling van de interne markt, met name op de gebieden van kennisgeving, certificering en sectorale harmonisatie’.
8
De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2008 deel aan de communautaire werkzaamheden in het kader van onderstaande begrotingslijn die in de algemene begroting van de Europese Unie voor het[lees: de] begrotingsjaren 2008, 2009, 2010, 2011, 2012 en 2013 is opgenomen:
- —
Begrotingslijn 02.01.04.01: ‘Werking en ontwikkeling van de interne markt, met name op de gebieden van kennisgeving, certificering en sectorale harmonisatie — Uitgaven voor administratief beheer’.
9
De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2014 deel aan de Unieacties in het kader van onderstaande begrotingsonderdelen die in de algemene begroting van de Europese Unie voor het boekjaar 2014 zijn opgenomen:
- —
Begrotingslijn 02.03.01: „Werking en ontwikkeling van de interne markt, met name op de gebieden van kennisgeving, certificering en sectorale harmonisatie”,
- —
Begrotingslijn 12.02.01: „Tenuitvoerlegging en ontwikkeling van de interne markt”.
De kosten voor activiteiten waarvan de uitvoering is gestart na 1 januari 2014, komen in aanmerking voor subsidie onder dezelfde voorwaarden als de kosten die worden gemaakt door in de EU-lidstaten gevestigde entiteiten, mits Besluit nr. 250/2014 van het Gemengd Comité van de EER van 13 november 2014 in werking treedt voor het einde van de actie.
10
De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2015 deel aan de Unieacties in het kader van onderstaande begrotingsonderdelen die in de algemene begroting van de Europese Unie voor het boekjaar 2015 zijn opgenomen:
- —
Begrotingsonderdeel 02 03 01: „Werking en ontwikkeling van de interne markt, met name op het gebied van kennisgeving, certificering en sectorale harmonisatie”;
- —
Begrotingsonderdeel 12 02 01: „Tenuitvoerlegging en ontwikkeling van de interne markt”.
11
De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2016 deel aan de Unieacties in het kader van het onderstaande begrotingsonderdeel dat in de algemene begroting van de Europese Unie voor de boekjaren 2016, 2017, 2018, 2019 en 2020 is opgenomen:
- —
Begrotingsonderdeel 12 02 01: ‘Tenuitvoerlegging en ontwikkeling van de interne markt voor financiële diensten’.
12
De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2016 deel aan de Unieacties in het kader van het onderstaande begrotingsonderdeel dat in de algemene begroting van de Europese Unie voor de boekjaren 2016, 2017, 2018, 2019 en 2020 is opgenomen:
- —
Begrotingsonderdeel 02 03 01: „Werking en ontwikkeling van de interne markt voor goederen en diensten”.
13
De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2016 deel aan de Unieacties in het kader van het onderstaande begrotingsonderdeel dat in de algemene begroting van de Europese Unie voor de boekjaren 2016, 2017, 2018, 2019 en 2020 is opgenomen:
- —
Begrotingsonderdeel 33 02 03 01: „Vennootschapsrecht”.
14
De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2017 deel aan EU-acties in het kader van het onderstaande begrotingsonderdeel dat in de algemene begroting van de Europese Unie voor de financiële jaren 2017, 2018, 2019 en 2020 is opgenomen:
- —
Begrotingsonderdeel 02 03 04: „Instrumenten voor het bestuur van de interne markt”.
15
De EVA-staten nemen met ingang van 25 juli 2023 deel aan acties van de Unie in het kader van de onderstaande wet en begrotingsonderdelen die in de algemene begroting van de Europese Unie zijn opgenomen:
- —
32023 R 1525: Verordening (EU) 2023/1525 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juli 2023 betreffende de ondersteuning van de productie van munitie (ASAP) (PB L 185 van 24.7.2023, blz. 7).
- —
Begrotingsonderdeel 13 01 05: “Ondersteunende uitgaven voor het instrument voor de versterking van de defensie-industrie”.
- —
Begrotingsonderdeel 13 07 01: “Instrument voor de versterking van de defensie-industrie”.
De kosten voor activiteiten waarvan de uitvoering start na 25 juli 2023, of wanneer de in artikel 7, lid 2, van Verordening (EU) 2023/1525 opgenomen voorwaarden zijn vervuld, na 20 maart 2023, kunnen in aanmerking komen voor subsidie vanaf de aanvangsdatum van de activiteit die in de betrokken subsidieovereenkomst of de betrokken subsidiebesluiten is vastgesteld, onder de daarin vastgestelde voorwaarden, mits Besluit nr. 80/2024 van het Gemengd Comité van de EER van 15 maart 2024 in werking treedt vóór het einde van de activiteit.
Overeenkomstig artikel 1, leden 8 en 9, van Protocol nr. 32 bij de EER-overeenkomst is de financiële bijdrage van de EVA-staten met terugwerkende kracht van toepassing op alle verrichtingen in de desbetreffende begrotingsonderdelen voor het begrotingsjaar 2023. De overeenkomstige vastleggingskredieten voor het begrotingsjaar 2023 zijn op overeenkomstige wijze beschikbaar onder dezelfde voorwaarden als de kredieten voor het begrotingsjaar 2024; met name geven zij aanleiding tot de opvoering, aan het begin van het begrotingsjaar 2024, van de volledige bedragen van de overeenkomstige vastleggingskredieten voor het begrotingsjaar 2023.
IJsland en Liechtenstein worden vrijgesteld van deelname en financiële bijdrage aan het bij Verordening (EU) 2023/1525 ingestelde instrument.
16
De EVA-staten nemen met ingang van 27 oktober 2023 deel aan acties van de Unie in het kader van de onderstaande wet en begrotingsonderdelen die in de algemene begroting van de Europese Unie zijn opgenomen:
- —
32023 R 2418: Verordening (EU) 2023/2418 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een instrument voor de versterking van de Europese defensie-industrie door middel van gemeenschappelijke aanbestedingen (Edirpa) (PB L, 2023/2418, 26.10.2023).
- —
Begrotingsonderdeel 13 01 04: “Ondersteunende uitgaven voor het kortetermijninstrument voor gemeenschappelijke aanbestedingen op defensiegebied”.
- —
Begrotingsonderdeel 13 06 01: “Kortetermijninstrument voor gemeenschappelijke aanbestedingen op defensiegebied”.
De kosten voor activiteiten waarvan de uitvoering start na 27 oktober 2023, of wanneer de in artikel 6, lid 3, van Verordening (EU) 2023/2418 opgenomen voorwaarden zijn vervuld, na 24 februari 2022, kunnen in aanmerking komen voor subsidie vanaf de aanvangsdatum van de activiteit die in de betrokken subsidieovereenkomst of de betrokken subsidiebesluiten is vastgesteld, onder de daarin vastgestelde voorwaarden, mits Besluit nr. 81/2024 van het Gemengd Comité van de EER van 15 maart 2024 in werking treedt vóór het einde van de activiteit.
IJsland en Liechtenstein worden vrijgesteld van deelname en financiële bijdrage aan het bij Verordening (EU) 2023/2418 ingestelde instrument.
Artikel 8. Toerisme
1
De EVA-Staten nemen met ingang van 1 januari 1994 deel aan de in lid 4 bedoelde communautaire programma's en acties.
2
De EVA-Staten dragen overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), van de Overeenkomst financieel bij in de kosten voor de in lid 4 bedoelde programma's en acties.
3
Vanaf de aanvang van de samenwerking in het kader van de in lid 4 bedoelde programma's en acties nemen de EVA-Staten ten volle deel aan de EG-Comités die de Commissie van de EG bijstaan bij het beheer of het uitwerken van deze programma's en acties.
4
De overeenkomstsluitende partijen streven met name naar hechtere samenwerking in het kader van communautaire werkzaamheden die kunnen voortvloeien uit het volgende communautair besluit:
- —
392 D 0421: Besluit 92/421/EEG van de Raad van 13 juli 1992 betreffende een actieprogramma van de Gemeenschap op het gebied van toerisme (PB nr. L 231 van 13. 8. 1992, blz. 26).
Artikel 9. Audiovisuele sector
1
De EVA-Staten nemen met ingang van 1 januari 1994 deel aan de in lid 4 bedoelde communautaire programma's en acties.
2
De EVA-Staten dragen overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), van de Overeenkomst financieel bij in de kosten voor de in lid 4 bedoelde programma's en acties.
3
Vanaf de aanvang van de samenwerking in het kader van de in lid 4 bedoelde programma's en acties nemen de EVA-Staten ten volle deel aan de EG-Comités die de Commissie van de EG bijstaan bij het beheer of het uitwerken van deze programma's en acties.
4
De overeenkomstsluitende partijen streven met name naar hechtere samenwerking in het kader van communautaire werkzaamheden die kunnen voortvloeien uit de volgende commmunautaire[lees: communautaire] besluiten:
- —
390 D 0685: Besluit 90/685/EEG van de Raad van 21 december 1990 betreffende de tenuitvoerlegging van een actieprogramma ter bevordering van de ontwikkeling van de audiovisuele industrie in Europa (Media) (1991–1995) (PB nr. L 380 van 31. 12. 1990, blz. 37).
- —
395 D 0563:Besluit 95/563/EG van de Raad van 10 juli 1995 betreffende een programma ter bevordering van de ontwikkeling en de distributie van Europese audiovisuele werken (Media II - Ontwikkeling en distributie) (1996–2000) (PB nr. L 321 van 30. 12. 1995, blz. 25);
- —
395 D 0564: Besluit 95/564/EG van de Raad van 22 december 1995 betreffende de tenuitvoerlegging van een opleidingsprogramma voor de vakmensen van de Europese audiovisuele-programma-industrie (Media II - Opleiding) (PB nr. L 321 van 30. 12. 1995, blz. 33).
- —
32001 D 0163: Besluit nr. 163/2001/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 januari 2001 betreffende de uitvoering van een opleidingsprogramma voor vakmensen van de Europese audiovisuele programma-industrie (Media-opleiding) (2001–2005) (PB L 26 van 27.1.2001, blz. 1), zoals gewijzigd bij:
- —
32004 D 0786: Besluit nr. 786/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 7).
- —
32004 D 0845: Besluit nr. 845/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 (PB L 157 van 30.4.2004, blz. 1), zoals gerectificeerd in PB L 195 van 2.6.2004, blz. 1.
- —
32004 R 0885:Verordening (EG) nr. 885/2004 van de Raad van 26 april 2004 (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 1).
.
- —
32000 D 0821: Besluit 2000/821/EG van de Raad van 20 december 2000 betreffende de uitvoering van een programma ter aanmoediging van de ontwikkeling, de distributie en de promotie van Europese audiovisuele werken (Media Plus — Ontwikkeling, distributie en promotie) (2001–2005) (PB L 336 van 30.12.2000, blz. 82), zoals gewijzigd bij:
- —
32004 D 0846: Besluit nr. 846/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 (PB L 157 van 30.4.2004, blz. 4), zoals gerectificeerd in PB L 195 van 2.6.2004, blz. 2.
- —
32004 R 0885:Verordening (EG) nr. 885/2004 van de Raad van 26 april 2004 (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 1).
- —
32006 D 1718: Besluit nr. 1718/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 betreffende de uitvoering van een programma ter ondersteuning van de Europese audiovisuele sector (Media 2007) (PB L 327 van 24.11.2006, blz. 12.), gerectificeerd in PB L 31 van 6.2.2007, blz. 10.
- —
32009 D 1041: Besluit nr. 1041/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een samenwerkingsprogramma met vakmensen uit derde landen op audiovisueel gebied (Media Mundus) (PB L 288 van 4.11.2009, blz. 10).
Liechtenstein wordt vrijgesteld van deelname en financiële bijdrage aan dit programma.
- —
32013 R 1295: Verordening (EU) nr. 1295/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van het programma Creatief Europa (2014-2020) en tot intrekking van de Besluiten nr. 1718/2006/EG, nr. 1855/2006/EG en nr. 1041/2009/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 221), gewijzigd bij:
- —
32018 R 0596: Verordening (EU) 2018/596 van het Europees Parlement en de Raad van 18 april 2018 (PB L 103 van 23.4.2018, blz. 1).
Liechtenstein wordt vrijgesteld van deelname en financiële bijdrage aan dit programma
- —
32021 R 0818: Verordening (EU) 2021/818 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 tot vaststelling van het programma Creatief Europa (2021-2027) en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1295/2013 (PB L 189 van 28.5.2021, blz. 34).
De kosten voor activiteiten waarvan de uitvoering is gestart na 1 januari 2021, kunnen in aanmerking komen voor subsidie vanaf de aanvangsdatum van de activiteit die in de betrokken subsidieovereenkomst of het betrokken subsidiebesluit is vastgesteld, onder de daarin vastgestelde voorwaarden, mits Besluit nr. 268/2021 van het Gemengd Comité van de EER van 24 september 2021 in werking treedt vóór het einde van de activiteit.
Artikel 10. Burgerbescherming
1
De overeenkomstsluitende partijen streven naar hechtere samenwerking in het kader van de communautaire werkzaamheden die kunnen voortvloeien uit Resolutie 89/223/EEG van de Raad en de vertegenwoordigers van de Lid-Staten in het kader van de Raad bijeen van 13 februari 1989 betreffende de nieuwe ontwikkelingen van de communautaire samenwerking op het gebied van de burgerbescherming (PB nr. C 44 van 23.2.1989, blz. 3).
2
De EVA-Staten zorgen ervoor dat het nummer 112 op hun grondgebied wordt ingevoerd als het gemeenschappelijk Europees oproepnummer voor hulpdiensten overeenkomstig de bepalingen van Beschikking 91/396/EEG van de Raad van 29 juli 1991 inzake de invoering van een gemeenschappelijk Europees oproepnummer voor hulpdiensten (PB nr. L 217 van 6.8.1991, blz. 31).
3
De overeenkomstsluitende partijen streven naar een versterking van de samenwerking met het oog op verbetering van de onderlinge hulp binnen de Europese Economische Ruimte bij natuurrampen en technische rampen, in het kader van de communautaire activiteiten die kunnen voortvloeien uit het volgende communautaire besluit:
- —
491 Y 0727(01): Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 8 juli 1991 betreffende de verbetering van de onderlinge hulp tussen lidstaten bij natuurrampen en technische rampen (PB C 198 van 27.7.1991, blz. 1).
4
De overeenkomstsluitende partijen streven in het bijzonder naar een versterking van de samenwerking in het kader van de communautaire activiteiten die kunnen voortvloeien uit het volgende communautaire besluit:
- —
494 Y 1110(01): Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 31 oktober 1994 inzake de versterking van de communautaire samenwerking op het gebied van de civiele bescherming (PB C 313 van 10.11.1994, blz. 1).
5
De EVA-Staten nemen deel aan de in lid 8 bedoelde communautaire actieprogramma's en mechanismen.
6
De EVA-staten leveren met betrekking tot de communautaire actieprogramma's en mechanismen bedoeld in lid 8 een financiële bijdrage overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), van de overeenkomst.
7
De EVA-staten nemen deel aan alle werkzaamheden van de EG-comités dat de Commissie van de Europese Gemeenschappen bijstaat in het beheer, de uitwerking en de tenuitvoerlegging van de in lid 8 bedoelde communautaire actieprogramma's en mechanismen.
8
Dit artikel heeft betrekking op volgende communautaire besluiten evenals de daarvan afgeleide besluiten:
- a)
Communautaire besluiten welke in werking treden op of vóór 1 januari 2000:
- —
398 D 0022: Beschikking 98/22/EG van de Raad van 19 december 1997 tot invoering van een communautair actieprogramma voor civiele bescherming (PB L 8 van 14.1.1998, blz. 20).
- —
399 D 0847: Beschikking 1999/847/EG van de Raad van 9 december 1999 betreffende een communautair actieprogramma voor civiele bescherming (PB L 327 van 21.12.1999, blz. 53), zoals gewijzigd bij:
- —
32005 D 0012: Beschikking 2005/12/EG van de Raad van 20 december 2004 tot wijziging van Beschikking 1999/847/EG betreffende de verlenging van een communautair actieprogramma voor civiele bescherming (PB L 6 van 8.1.2005, blz. 7);
- b)
Communautaire besluiten die van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2008:
- —
32007 D 0779: Beschikking 2007/779/EG, Euratom van de Raad van 8 november 2007 tot vaststelling van een communautair mechanisme voor civiele bescherming (herschikking) (PB L 314 van 1.12.2007, blz. 9).
- c)
Communautaire besluiten die van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2007:
- —
32007 D 0162: Beschikking 2007/162/EG, Euratom van de Raad van 5 maart 2007 tot instelling van een financieringsinstrument voor civiele bescherming (PB L 71 van 10.3.2007, blz. 9).
- d)
Communautaire besluiten die van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2014:
- —
32013 D 1313:Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 924).
Liechtenstein wordt vrijgesteld van deelname en financiële bijdrage aan dit programma, gewijzigd bij:
- —
32018 R 1475: Verordening (EU) 2018/1475 van het Europees Parlement en de Raad van 2 oktober 2018 (PB L 250 van 4.10.2018, blz. 1).
- —
32019 D 0420: Besluit (EU) 2019/420 van het Europees Parlement en de Raad van 13 maart 2019 tot wijziging van Besluit nr. 1313/2013/EU betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming (PB L 77I van 20.3.2019, blz. 1).
- —
32021 R 0836: Verordening (EU) 2021/836 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 tot wijziging van Besluit nr. 1313/2013/EU betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming (PB L 185 van 26.5.2021, blz. 1).
De kosten voor activiteiten waarvan de uitvoering is gestart na 1 januari 2021, kunnen in aanmerking komen voor subsidie vanaf de aanvangsdatum van de activiteit die in de betrokken subsidieovereenkomst of het betrokken subsidiebesluit is vastgesteld, onder de daarin vastgestelde voorwaarden, mits Besluit nr. 269/2021 van het Gemengd Comité van de EER van 24 september 2021 in werking treedt vóór het einde van de activiteit.
9
- a)
De overeenkomstsluitende partijen zullen samenwerken op de gebieden die onder de volgende richtlijn vallen:
- —
32008 L 0114:Richtlijn 2008/114/EG van de Raad van 8 december 2008 inzake de identificatie van Europese kritieke infrastructuren, de aanmerking van infrastructuren als Europese kritieke infrastructuren en de beoordeling van de noodzaak de bescherming van dergelijke infrastructuren te verbeteren (PB L 345 van 23.12.2008, blz. 75).
- b)
Met het oog op de verwezenlijking van de in Richtlijn 2008/114/EG omschreven doeleinden zullen de overeenkomstsluitende partijen gebruikmaken van de passende vormen van samenwerking die worden vermeld in artikel 80 van de Overeenkomst.
- c)
Krachtens artikel 79, lid 3, van de Overeenkomst is deel VII van de Overeenkomst (Bepalingen inzake de instellingen), met uitzondering van de delen 1 en 2 van hoofdstuk 3, van toepassing op dit lid.
Artikel 11. Vergemakkelijken van de handel
1
De EVA-Staten nemen met ingang van 1 januari 1994 deel aan de in lid 4 bedoelde communautaire programma's en acties overeenkomstig artikel 21, lid 3, van de Overeenkomst.
2
De EVA-Staten dragen overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), bij in de kosten voor de in lid 4 bedoelde programma's en acties.
3
Vanaf de aanvang van de samenwerking in het kader van de in lid 4 bedoelde programma's en acties nemen de EVA-Staten ten volle deel aan de EG-Comités die de Commissie van de EG bijstaan bij het beheer of het uitwerken van deze pogramma's en acties.
4
Dit artikel heeft betrekking op de volgende communautaire besluiten en de daarvan afgeleide besluiten:
- —
387 D 0499: Besluit 87/499/EEG van de Raad van 5 oktober 1987 tot instelling van een programma van de Gemeenschap betreffende datacommunicatie voor de handel met gebruikmaking van communicatienetten (Tedis) (PB nr. L 285 van 8. 10. 1987, blz. 35);
- —
389 D 0241: Besluit 89/241/EEG van de Raad van 5 april 1989 tot wijziging van Besluit 87/499/EEG tot instelling van een programma van de Gemeenschap betreffende datacommunicatie voor de handel met gebruikmaking van communicatienetten (Tedis) (PB nr. L 97 van 11. 4. 1989, blz. 46);
- —
391 D 0385: Besluit 91/385/EEG van de Raad van 22 juli 1991 tot instelling van de tweede fase van het Tedis-programma (Trade electronic data interchange systems) (PB nr. L 208 van 30. 7. 1991, blz. 66).
Artikel 12. Vervoer en mobiliteit
1
De EVA-Staten nemen met ingang van 1 januari 1994 deel aan de communautaire acties in het kader van begrotingslijn B6-8351 ‘Vervoer en mobiliteit’ die in de EG-begroting voor 1994 is opgenomen.
2
De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2004 deel aan het volgende programma:
- —
32003 R 1382: Verordening (EG) nr. 1382/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2003 betreffende de toekenning van communautaire financiële bijstand om de milieuprestaties van het vrachtvervoersysteem te verbeteren (‘Marco Polo-programma’) (PB L 196 van 2.8.2003, blz. 1), zoals gewijzigd bij:
- —
32004 R 0788: Verordening (EG) nr. 788/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 17).
3
De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2007 deel aan het volgende programma:
- —
32006 R 1692: Verordening (EG) nr. 1692/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 tot instelling van het tweede Marco Polo-programma voor de toekenning van communautaire financiële bijstand om de milieuprestaties van het vrachtvervoersysteem te verbeteren (‘Marco Polo II’) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1382/2003 (PB L 328 van 24.11.2006, blz. 1), zoals gerectificeerd in PB L 65 van 3.3.2007, blz. 12, gewijzigd bij:
- —
32009 R 0923: Verordening (EG) nr. 923/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 (PB L 266 van 9.10.2009, blz. 1).
4
De EVA-staten dragen overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), van de Overeenkomst financieel bij in de kosten van de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde acties en programma's.
5
De EVA-staten nemen deel aan alle werkzaamheden van de EG-comités die de Commissie van de Europese Gemeenschappen bijstaan in het beheer, de uitwerking en de tenuitvoerlegging van de in de leden 2 en 3 bedoelde communautaire programma's.
6
De EVA-staten nemen deel aan de activiteiten die kunnen voortvloeien uit de volgende handeling van de Unie:
- —
32013 R 1315: Verordening (EU) nr. 1315/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende richtsnoeren van de Unie voor de ontwikkeling van het trans-Europees vervoersnetwerk en tot intrekking van Besluit nr. 661/2010/EU (PB L 348 van 20.12.2013, blz. 1).
gewijzigd bij:
- —
32016 R 0758: Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/758 van de Commissie van 4 februari 2016 (PB L 126 van 14.5.2016, blz. 3).
De EVA-staten nemen volwaardig, doch zonder stemrecht, deel aan de werkzaamheden van het comité opgericht bij artikel 52 van de verordening.
Artikel 13. Cultuur
1
De samenwerking op cultureel gebied wordt versterkt in het kader van de activiteiten en programma's van de Gemeenschap op dat gebied. De EVA-Staten nemen deel aan de verschillende activiteiten van de Gemeenschap op cultureel gebied zoals de uitwisseling van informatie, vergaderingen van deskundigen, seminars, conferenties en de verscheidene culturele evenementen.
2
De EVA-staten leveren een financiële bijdrage aan de in de leden 1, 4, 5 en 6 bedoelde activiteiten overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), van de Overeenkomst.
3
De EVA-staten worden volledig betrokken bij de werkzaamheden van de EG-comités en andere organen welke de Commissie bij het beheer, de nadere uitwerking en de tenuitvoerlegging van de in de leden 1, 4, 5 en 6 bedoelde activiteiten bijstaan.
4
Dit artikel heeft betrekking op de volgende communautaire besluiten en de daarvan afgeleide besluiten:
- —
396 D 0719: Besluit nr. 719/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 maart 1996 tot vaststelling van een programma voor steun aan artistieke en culturele activiteiten met een Europese dimensie (Caleidoscoop) (PB L 99 van 20.4.1996, blz. 20), zoals gewijzigd bij:
- —
399 D 0477: Besluit nr. 477/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 februari 1999 (PB L 57 van 5.3.1999, blz. 2).
- —
397 D 2085: Besluit nr. 2085/97/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 1997 tot vaststelling van een programma voor steun op het gebied van het boek en het lezen, met inbegrip van vertalingen (Ariane) (PB L 291 van 24.10.1997, blz. 26), zoals gewijzigd bij:
- —
399 D 0476: Besluit nr. 476/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 februari 1999 (PB L 57 van 5.3.1999, blz. 1).
- —
397 D 2228: Besluit nr. 2228/97/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1997 tot vaststelling van een communautair actieprogramma op het gebied van het cultureel erfgoed (Raphaël-programma) (PB L 305 van 8.11.1997, blz. 31).
- —
32000 D 0508: Besluit nr. 508/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 februari 2000 tot instelling van het programma ‘Cultuur 2000’ (PB L 63 van 10.3.2000, blz. 1), zoals gewijzigd bij:
- —
32004 D 0786: Besluit nr. 786/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 7).
- —
32004 D 0626: Besluit nr. 626/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 (PB L 99 van 3.4.2004, blz. 3).
- —
32004 R 0885:Verordening (EG) nr. 885/2004 van de Raad van 26 april 2004 (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 1).
- —
32006 D 1855: Besluit nr. 1855/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot vaststelling van het programma Cultuur (2007–2013) (PB L 372 van 27.12.2006, blz. 1).
5
De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 1999 deel aan de communautaire acties waarop de volgende in de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 1999 opgenomen begrotingslijn betrekking heeft:
- —
B3-2 0 0 5: ‘Experimentele acties in verband met het kaderprogramma voor cultuur’.
6
De EVA-staten nemen vanaf 1 januari 2004 deel aan de communautaire acties welke verband houden met de volgende in de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2004 opgenomen begrotingslijn:
- —
Begrotingslijn 15.04.02.03: ‘Voorbereidende acties voor samenwerking op cultureel gebied’.
7
De overeenkomstsluitende partijen streven naar een uitbreiding van de samenwerking in het kader van de communautaire activiteiten die kunnen voortvloeien uit:
- —
32006 H 0585: Aanbeveling 2006/585/EG van de Commissie van 24 augustus 2006 betreffende de digitalisering en onlinetoegankelijkheid van cultureel materiaal en digitale bewaring (PB L 236 van 31.8.2006, blz. 28).
Artikel 14. Energieprogramma's en op milieubewuste energievoorziening betrekking hebbende activiteiten
1
De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 1996 deel aan het in lid 5, onder a), bedoelde communautaire programma en de daarop betrekking hebbende acties.
2
De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 1996 deel aan het in lid 5, onder b), bedoelde communautaire programma en de daarop betrekking hebbende acties.
2 bis
De EVA-staten nemen vanaf 1 januari 1998 deel aan het in lid 5, onder c), bedoelde communautaire programma en aan de in het kader van dit programma gevoerde acties.
2b
De EVA-staten nemen vanaf 1 januari 2000 deel aan het communautair programma vermeld in lid 5, onder d), en aan de in het kader daarvan opgezette acties.
2c
De EVA-staten nemen deel aan het communautaire programma vermeld in lid 5, onder e), en aan de acties in het kader daarvan met ingang van 1 januari 2000.
2d
De EVA-staten nemen deel aan het communautaire programma vermeld in lid 5, onder f), en aan de acties in het kader daarvan met ingang van 1 januari 2000.
2 quinquies
De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2003 deel aan het communautaire programma vermeld in lid 5, sub g), en aan de acties in het kader daarvan, behalve aan het specifieke onderdeel ‘COOPENER’ van het programma en de acties in het kader daarvan.
- —
Met ingang van 1 januari 2005 nemen de EVA-staten deel aan het specifieke onderdeel ‘Coopener’ en aan de daaruit voortvloeiende acties in het in lid 5, onder g), bedoelde communautaire programma.
3
De EVA/EER-staten leveren aan de in lid 5, sub a), b), c), d), e), f) en g), bedoelde communautaire programma's en de daarop betrekking hebbende acties een financiële bijdrage in overeenstemming met het bepaalde in artikel 82, lid 1, onder a), van de Overeenkomst.
4
De EVA/EER-staten worden van bij de aanvang van de samenwerking in het kader van de in lid 5, sub a), b), c), d), e), f) en g), bedoelde communautaire programma's en de daarop betrekking hebbende acties volledig betrokken bij de werkzaamheden van de EG-comités welke de Europese Commissie bij het beheer en de verdere uitwerking van bedoelde programma's en acties bijstaan.
5
De overeenkomstsluitende partijen streven naar intensivering van de samenwerking met betrekking tot de communautaire activiteiten in het kader van de volgende communautaire besluiten:
- a)
393 D 0500: Beschikking 93/500/EEG van de Raad van 13 september 1993 inzake de bevordering van hernieuwbare energiebronnen in de Gemeenschap (Altener-programma) (PB nr. L 235 van 18. 9. 1993, blz. 41);
- b)
396 D 0737: Beschikking 96/737/EG van de Raad van 16 december 1996 betreffende een meerjarenprogramma ter bevordering van de energie-efficiëntie in de Gemeenschap (SAVE II-programma) (PB nr. L 335 van 24. 12. 1996, blz. 50).
- c)
— 398 D 0352: Beschikking 98/352/EG van de Raad van 18 mei 1998 betreffende een meerjarenprogramma ter bevordering van hernieuwbare energiebronnen in de Gemeenschap (Altener II) (PB L 159 van 3.6.1998, blz. 53).
- d)
399 D 0022: Beschikking 1999/22/EG van de Raad van 14 december 1998 tot vaststelling van een meerjarenprogramma voor studies, analyses, prognoses en andere verwante werkzaamheden in de energiesector (1998–2002) (ETAP-programma) (PB L 7 van 13.1.1999, blz. 20).
- e)
32000 D 0646: Beschikking nr. 646/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 februari 2000 tot vaststelling van een meerjarenprogramma ter bevordering van duurzame energiebronnen in de Gemeenschap (Altener) (1998–2002) (PB L 79 van 30.3.2000, blz. 1).
- f)
32000 D 0647: Beschikking nr. 647/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 februari 2000 tot vaststelling van een meerjarenprogramma ter bevordering van de energie-efficiëntie (SAVE) (1998–2002) (PB L 79 van 30.3.2000, blz. 6).
- g)
32003 D 1230: Beschikking nr. 1230/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 tot vaststelling van een meerjarenprogramma voor acties op energiegebied: ‘Intelligente energie-Europa’ (2003–2006) (PB L 176 van 15.7.2003, blz. 29), zoals gewijzigd bij:
- —
32004 D 0787: Beschikking nr. 787/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 12).
.
Artikel 15. Werkgelegenheid
1
De samenwerking op het gebied van de werkgelegenheid wordt geïntensiveerd door de deelneming van de EVA-staten aan het Eures (European Employment Services)-netwerk. De EVA-staten nemen deel aan alle door de Gemeenschap in het kader van Eures opgezette activiteiten inclusief de uitwisseling van informatie, de vergaderingen van deskundigen, de studiebijeenkomsten, de conferenties en de andere daarmee verband houdende evenementen.
2
De EVA-staten leveren aan de in lid 1 en die worden uitgevoerd vóór 1 januari 2014, bedoelde activiteiten een financiële bijdrage in overeenstemming met het bepaalde in artikel 82, lid 1, onder a), van de Overeenkomst.
3
De EVA-staten worden volledig betrokken bij de activiteiten van de werkgroep en van de andere organen welke de Commissie bij het beheer, de nadere uitwerking en de tenuitvoerlegging van de met de Eures verband houdende regelingen bijstaan.
4
De leden 1 tot en met 3 gelden voor Liechtenstein met ingang van 1 januari 2007.
5
De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 1999 deel aan de communautaire activiteiten bedoeld in lid 8, eerste streepje, met ingang van 1 januari 2003 aan de activiteiten bedoeld in lid 8, tweede streepje, met ingang van 1 januari 2014 aan de activiteiten bedoeld in lid 8, derde streepje en met ingang van 1 januari 2021 aan de activiteiten bedoeld in lid 8, vierde streepje.
6
De EVA-staten leveren een financiële bijdrage aan de in lid 8 bedoelde activiteiten overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), van de overeenkomst.
7
De EVA-staten nemen deel aan alle werkzaamheden van het EG-comité dat de Commissie van de Europese Gemeenschappen bijstaat in het beheer, de uitwerking en de uitvoering van de in lid 8 bedoelde activiteiten.
8
De overeenkomstsluitende partijen breiden hun samenwerking met name uit tot de communautaire activiteiten welke worden opgezet naar aanleiding van de volgende besluiten:
- —
398 D 0171: Besluit 98/171/EG van de Raad van 23 februari 1998 betreffende communautaire activiteiten terzake van analyse, onderzoek en samenwerking op het gebied van de werkgelegenheid en de arbeidsmarkt (PB L 63 van 4.3.1998, blz. 26).
- —
32002 D 1145: Besluit nr. 1145/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 juni 2002 inzake communautaire stimuleringsmaatregelen op het gebied van de werkgelegenheid (PB L 170 van 29.6.2002, blz. 1), zoals gewijzigd bij:
- —
32004 D 0786: Besluit nr. 786/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 7).
- —
32013 R 1296: Verordening (EU) nr. 1296/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende een programma van de Europese Unie voor werkgelegenheid en sociale innovatie („EaSI”) en tot wijziging van Besluit nr. 283/2010/EU tot instelling van een Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit voor werkgelegenheid en sociale insluiting (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 238), gewijzigd bij:
- —
32016 R 0589: Verordening (EU) 2016/589 van het Europees Parlement en de Raad van 13 april 2016 (PB L 107 van 22.4.2016, blz. 1).
Liechtenstein wordt vrijgesteld van deelname en financiële bijdrage aan dit programma. Noorwegen zal alleen deelnemen en financieel bijdragen aan de Progress- en EURES-pijlers van het programma.
- —
32021 R 1057: Verordening (EU) 2021/1057 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 tot oprichting van het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1296/2013 (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 21).
De kosten voor activiteiten waarvan de uitvoering is gestart na 1 januari 2021, kunnen in aanmerking komen voor subsidie vanaf de aanvangsdatum van de activiteit die in de betrokken subsidieovereenkomst of het betrokken subsidiebesluit is vastgesteld, onder de daarin vastgestelde voorwaarden, mits Besluit nr. 270/2021 van het Gemengd Comité van de EER van 24 september 2021 in werking treedt vóór het einde van de activiteit.
De EVA-staten nemen alleen deel aan het onderdeel “werkgelegenheid en sociale innovatie” van het programma.
Liechtenstein wordt vrijgesteld van deelname en financiële bijdrage aan dit programma.
9
De EVA-staten nemen deel aan de samenwerking als bedoeld in de volgende EU-besluiten:
- —
32014 D 0573: Besluit nr. 573/2014/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende nauwere samenwerking tussen openbare diensten voor arbeidsvoorziening (ODA's) (PB L 159 van 28.5.2014, blz. 32), gewijzigd:
- —
32020 D 1782: Besluit (EU) 2020/1782 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 (PB L 400 van 30.11.2020, blz. 7).
De EVA-staten nemen volwaardig, doch zonder stemrecht, deel aan de werkzaamheden van het bestuur van het netwerk.
Artikel 16. Volksgezondheid
1
De samenwerking op het gebied van de volksgezondheid wordt geïntensiveerd door de deelneming van de EVA-Staten aan de door de Gemeenschap opgezette activiteiten in het kader van de volgende communautaire besluiten:
- —
398 D 2119: Beschikking nr. 2119/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 1998 tot oprichting van een netwerk voor epidemiologische surveillance en beheersing van overdraagbare ziekten in de Europese Gemeenschap (PB L 268 van 3.10.1998, blz. 1).
, gewijzigd bij:
- —
32007 D 0875: Beschikking 2007/875/EG van de Commissie van 18 december 2007 (PB L 344 van 28.12.2007, blz. 48).
de EVA-staten nemen kennis van het volgende besluit in het kader van de samenwerking waarin is voorzien onder dit streepje:
- —
32012 H 0073: Aanbeveling 2012/73/EU van de Commissie van 6 februari 2012 inzake richtsnoeren betreffende gegevensbescherming voor het systeem voor vroegtijdige waarschuwing en maatregelen (EWRS) (PB L 36 van 9.2.2012, blz. 31).
- —
32002 D 1786: Besluit nr. 1786/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 tot vaststelling van een communautair actieprogramma op het gebied van de volksgezondheid (2003–2008) (PB L 271 van 9.10.2002, blz. 1), zoals gewijzigd bij:
- —
32004 D 0786: Besluit nr. 786/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 7).
- —
32007 D 1150: Besluit nr. 1150/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 september 2007 tot vaststelling van het specifieke programma Drugspreventie en -voorlichting voor de periode 2007–2013 als onderdeel van het algemene programma Grondrechten en justitie (PB L 257 van 3.10.2007, blz. 23).
- —
32007 D 1350: Besluit nr. 1350/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 tot vaststelling van een tweede communautair actieprogramma op het gebied van gezondheid (2008–2013) (PB L 301 van 20.11.2007, blz. 3).
- —
32014 R 0282: Verordening (EU) nr. 282/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van een derde meerjarig actieprogramma van de Unie op het gebied van gezondheid voor de periode 2014-2020 en tot intrekking van Besluit nr. 1350/2007/EG (PB L 86 van 21.3.2014, blz. 1).
De kosten voor activiteiten waarvan de uitvoering is gestart na 1 januari 2014, kunnen in aanmerking komen voor subsidie vanaf de aanvangsdatum van de actie in het kader van de betrokken subsidieovereenkomst of het betrokken subsidiebesluit, mits Besluit nr. 253/2014 van het Gemengd Comité van de EER van 13 november 2014 in werking treedt voor het einde van de actie.
Liechtenstein wordt vrijgesteld van deelname en financiële bijdrage aan dit programma.
- —
32022 R 2371: Verordening (EU) 2022/2371 van het Europees Parlement en de Raad van 23 november 2022 inzake ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen en tot intrekking van Besluit nr. 1082/2013/EU (PB L 314 van 6.12.2022, blz. 26).
De EVA-staten nemen volwaardig deel aan de werkzaamheden van het Gezondheidsbeveiligingscomité en hebben daarin dezelfde rechten en plichten als de lidstaten van de EU, met uitzondering van stemrecht.
Krachtens artikel 79, lid 3, van de EER-overeenkomst is deel VII van de EER-overeenkomst (Bepalingen inzake de instellingen), met uitzondering van de delen 1 en 2 van hoofdstuk 3, van toepassing op dit streepje.
- —
32021 R 0522: Verordening (EU) 2021/522 van het Europees Parlement en de Raad van 24 maart 2021 tot vaststelling van een actieprogramma voor de Unie op het gebied van gezondheid (“EU4Health-programma”) voor de periode 2021-2027, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 282/2014 (PB L 107 van 26.3.2021, blz. 1).
De kosten voor activiteiten waarvan de uitvoering is gestart na 1 januari 2021, kunnen in aanmerking komen voor subsidie vanaf de aanvangsdatum van de activiteit die in de betrokken subsidieovereenkomst of het betrokken subsidiebesluit is vastgesteld, onder de daarin vastgestelde voorwaarden, mits Besluit nr. 271/2021 van het Gemengd Comité van de EER van 24 september 2021 in werking treedt vóór het einde van de activiteit.
Liechtenstein wordt vrijgesteld van deelname en financiële bijdrage aan dit programma.
2
De EVA-Staten leveren aan de in lid 1 bedoelde programma's en acties een financiële bijdrage in overeenstemming met artikel 82, lid 1, onder a), van de Overeenkomst.
3
De EVA-Staten worden volledig betrokken bij de werkzaamheden van de EG-comités welke de Commissie bij het beheer, de nadere uitwerking en de tenuitvoerlegging van de in lid 1 bedoelde programma's en acties bijstaan.
4
a)
De EVA-staten nemen volwaardig deel aan de werkzaamheden van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding, (‘het Centrum’), dat is opgericht bij het volgende communautaire besluit:
- —
32004 R 0851:Verordening (EG) nr. 851/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot oprichting van een Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (PB L 142 van 30.4.2004, blz. 1).
b)
De EVA-staten dragen financieel aan de onder a) bedoelde werkzaamheden bij overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), van en Protocol 32 bij de Overeenkomst.
c)
De EVA-staten nemen volwaardig deel aan de werkzaamheden van de raad van bestuur en hebben daarin dezelfde rechten en plichten als de lidstaten van de EU, met uitzondering van stemrecht.
d)
De EVA-staten nemen volwaardig deel aan de werkzaamheden van het adviesforum en hebben daarin dezelfde rechten en plichten als de lidstaten van de EU.
e)
De EVA-staten passen op het agentschap en op het personeel daarvan het Protocol inzake voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen en de toepasselijke, op grond van dat Protocol vastgestelde regels toe.
f)
In afwijking van artikel 12, lid 2, onder a), van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Gemeenschappen, kunnen onderdanen van de EVA-Staten die over hun volledige burgerrechten beschikken, op basis van een contract door de directeur van het agentschap in dienst worden genomen.
g)
Op grond van artikel 79, lid 3, van de Overeenkomst is deel VII van de Overeenkomst (Bepalingen inzake de instellingen) van toepassing op dit lid.
h)
Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie is, voor de toepassing van deze verordening, eveneens van toepassing op alle documenten van het Centrum die betrekking hebben op de EVA-Staten.
Artikel 17. Telematische gegevensuitwisseling
1
De EVA-staten nemen, in overeenstemming met het in aanhangsel 3 bij dit protocol opgenomen werkprogramma, met ingang van 1 januari 1997 deel aan de projecten en activiteiten van de in lid 6, onder a), bedoelde communautaire programma's, en met ingang van 1 januari 2006 aan de projecten en activiteiten van het in lid 6, onder b), bedoelde communautair programma, voorzover deze projecten en activiteiten relevant zijn voor de andere samenwerking tussen de overeenkomstsluitende partijen.
De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2010 deel aan de projecten en activiteiten van het programma van de Unie bedoeld in lid 6, onder c), voor zover deze projecten en activiteiten tot steun zijn voor andere vormen van samenwerking van de overeenkomstsluitende partijen.
De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2016 deel aan de projecten en activiteiten van het in lid 6, onder d), bedoelde programma van de Unie.
2
De EVA-staten leveren aan de in lid 6bedoelde programma's een financiële bijdrage in overeenstemming met het bepaalde in artikel 82, lid 1, onder a), van de Overeenkomst.
3
De EVA-staten nemen van bij de aanvang van de samenwerking in het kader van het in lid 6, onder a), bedoelde programma deel aan de op de voor de EER relevante projectgedeelten van het programma betrekking hebbende werkzaamheden van het Comité telematische gegevensuitwisseling tussen overheidsdiensten (Telematics in Administration Committee — TAC), dat de Commissie in de tenuitvoerlegging, het beheer en de uitwerking van het programma bijstaat.
4
De EVA-staten nemen van bij de aanvang van de samenwerking in het kader van het in lid 6, onder b), bedoelde programma, volledig deel, evenwel zonder stemrecht, aan de op de voor de EER relevante projectgedeelten van het programma betrekking hebbende werkzaamheden van het Comité pan-Europese e-overheidsdiensten (PEGSCO), dat de Europese Commissie in de tenuitvoerlegging, het beheer en de uitwerking van het programma bijstaat.
5
De EVA-staten nemen van bij de aanvang van de samenwerking in het kader van het in lid 6, onder c), bedoelde programma, volwaardig, doch zonder stemrecht, deel aan de voor de EER relevante projectgedeelten van het Comité inzake interoperabiliteitsoplossingen voor Europese overheidsdiensten (het ISA-Comité), dat de Commissie in de tenuitvoerlegging, het beheer en de uitwerking van genoemd programma bijstaat, voor zover dit de EER-relevante projectgedeelten van het programma betreft.
5a
De EVA-staten nemen van bij de aanvang van de samenwerking in het kader van het in lid 6, onder d), bedoelde programma, volwaardig, doch zonder stemrecht, deel aan het Comité inzake interoperabiliteitsoplossingen voor Europese overheidsdiensten, bedrijven en burgers (het ISA2-comité), dat de Europese Commissie in de tenuitvoerlegging, het beheer en de uitwerking van genoemd programma bijstaat.
6
Dit artikel heeft betrekking op de volgende communautaire besluiten:
- a)
met het oog op deelname met ingang van 1 januari 1997:
- —
395 D 0468: Besluit 95/468/EG van de Raad van 6 november 1995 betreffende de communautaire bijdrage aan de telematische gegevensuitwisseling tussen overheidsdiensten in de Gemeenschap (IDA) (PB L 269 van 11.11.1995, blz. 23).
- —
399 D 1719: Besluit nr. 1719/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 1999 betreffende een reeks richtsnoeren, met inbegrip van de vaststelling van projecten van gemeenschappelijk belang, voor trans-Europese netten voor elektronische gegevensuitwisseling tussen overheidsdiensten (IDA) (PB L 203 van 3.8.1999, blz. 1), zoals gewijzigd bij:
- —
32002 D 2046: Beschikking nr. 2046/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2002 (PB L 316 van 2.11.2002, blz. 4).
- —
32004 D 0787: Beschikking nr. 787/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 12).
- —
32004 R 0885:Verordening (EG) nr. 885/2004 van de Raad van 26 april 2004 (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 1).
;
- —
399 D 1720: Besluit nr. 1720/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 1999 tot vaststelling van een reeks acties en maatregelen ter verzekering van de interoperabiliteit van en de toegang tot trans-Europese netten voor elektronische gegevensuitwisseling tussen overheidsdiensten (IDA) (PB L 203 van 3.8.1999, blz. 9), zoals gewijzigd bij:
- —
32002 D 2045: Beschikking nr. 2045/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2002 (PB L 316 van 2.11.2002, blz. 1).
- —
32004 D 0786: Besluit nr. 786/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 7).
- —
32004 R 0885:Verordening (EG) nr. 885/2004 van de Raad van 26 april 2004 (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 1).
- b)
met het oog op deelname met ingang van 1 januari 2006:
- —
32004 D 0387: Besluit 2004/387/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende de interoperabele levering van pan-Europese e-overheidsdiensten aan overheidsdiensten, ondernemingen en burgers (IDABC) (PB L 144 van 30.4.2004, blz. 65, zoals gerectificeerd in PB L 181 van 18.5.2004, blz. 25).
- —
32008 D 0049: Beschikking 2008/49/EG van de Commissie van 12 december 2007 inzake de bescherming van persoonsgegevens bij de invoering van het informatiesysteem interne markt (IMI) (PB L 13 van 16.1.2008, blz. 18).
- c)
met het oog op deelname met ingang van 1 januari 2010:
- —
32009 D 0922: Besluit nr. 922/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 inzake interoperabiliteitsoplossingen voor Europese overheidsdiensten (ISA) (PB L 260 van 3.10.2009, blz. 20).
- d)
met het oog op deelname met ingang van 1 januari 2016:
- —
32015 D 2240: Besluit (EU) 2015/2240 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 tot vaststelling van een programma inzake interoperabiliteitsoplossingen en gemeenschappelijke kaders voor Europese overheidsdiensten, bedrijven en burgers (ISA2-programma) als middel om de overheidssector te moderniseren (PB L 318 van 4.12.2015, blz. 1).
Liechtenstein wordt vrijgesteld van deelname en financiële bijdrage aan dit programma.
Artikel 18. Uitwisseling tussen ambtelijke diensten van nationale ambtenaren
1
De EVA-staten nemen vanaf 1 januari 1999 deel aan de voor de EER relevante gedeelten van het in lid 4 bedoelde communautaire actieplan en -programma.
2
De EVA-staten leveren een financiële bijdrage aan het in lid 4 bedoelde actieplan en -programma overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), van de EER-Overeenkomst.
3
De EVA-staten nemen, van bij de aanvang van de samenwerking in het kader van het in lid 4 bedoelde communautair actieplan en -programma, deel aan alle werkzaamheden van het EG-comité dat de Commissie van de Europese Gemeenschappen bijstaat in het beheer of de uitwerking van het actieplan en -programma, voorzover dit comité zich dient bezig te houden met aangelegenheden welke tot het toepassingsgebied van de overeenkomst behoren.
4
Dit artikel heeft betrekking op de volgende communautaire besluiten:
- —
392 D 0481: Beschikking 92/481/EEG van de Raad van 22 september 1992 betreffende een actieprogramma voor de uitwisseling tussen ambtelijke diensten van de lidstaten van nationale ambtenaren die belast zijn met de tenuitvoerlegging van communautaire wet- en regelgeving inzake de interne markt (PB L 286 van 1.10.1992, blz. 65), gewijzigd bij:
- —
398 D 0889: Beschikking nr. 889/98/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 126 van 28.4.1998, blz. 6),
alsmede op de daaruit afgeleide besluiten.
Artikel 19. Vermindering van economische en sociale ongelijkheden
1
De overeenkomstsluitende partijen breiden hun samenwerking met betrekking tot de vermindering van economische en sociale ongelijkheden in de EER uit door de invoering van een financiële bijdrage van de EER-EVA-staten. Met het oog daarop wordt voor de periode 1999–2003 een financieel instrument ingesteld.
2
Overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder c), van de overeenkomst en de voorwaarden omschreven in aanhangsel 4 van dit protocol leveren de EER-EVA-staten aan de in lid 1 bedoelde samenwerking een bijdrage ten belope van 119,6 miljoen EUR. Deze bijdrage wordt voor het aangaan van betalingsverplichtingen beschikbaar gesteld in vijf gelijke jaarlijkse tranches.
Artikel 20. Verbetering van het concurrentievermogen en de sociaal-economische convergentie en cohesie in het kader van het InvestEU-programma
1
De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2022 deel aan de werkzaamheden die kunnen voortvloeien uit de volgende handeling van de Unie:
- —
32021 R 0523: Verordening (EU) 2021/523 van het Europees Parlement en de Raad van 24 maart 2021 tot vaststelling van het InvestEU-programma en tot wijziging van Verordening (EU) 2015/1017 (PB L 107 van 26.3.2021, blz. 30).
2
De EVA-staten nemen niet deel aan de InvestEU-advieshub.
3
De EVA-staten kunnen besluiten te participeren in een of meer financiële producten in het kader van het EU-compartiment van het InvestEU-fonds. De bijdrage van de EVA-staten wordt gebaseerd op het risicoprofiel van de financiële producten waarin zij wensen te participeren. De bijdrage van de EVA-staten verhoogt de EU-garantie.
4
Voor de berekening van de financiële bijdrage van de EVA-staten aan het InvestEU-fonds is de in artikel 82, lid 1, van de EER-overeenkomst omschreven evenredigheidsfactor voor begrotingsonderdelen niet van toepassing. Overeenkomstig artikel 8 van Protocol 32 sluiten de EVA-staten bijdrageovereenkomsten met de EU, vertegenwoordigd door de Commissie. De bijdrageovereenkomsten voorzien in de vaststelling van de financiële bijdrage van de EVA-staten aan de EU-garantie, de voorwaarden voor het gebruik van deze bijdrage, de frequentie en de bedragen van de betaling van de bijdrage, en de regels voor de terugbetaling van ongebruikte middelen en ontvangsten aan de EVA-staten.
5
Wanneer met de bijdrage van de EVA-staten aan de EU-garantie geen volledige voorziening in contanten wordt verschaft, d.w.z. dat de voorziening is vastgesteld op minder dan 100 %, verbinden de EVA-staten zich ertoe de respectieve voorwaardelijke verplichting te dekken door middel van een onherroepelijke, onvoorwaardelijke en afroepbare back-to-back garantie. De back-to-back garantie wordt tegelijk met de ondertekening van een bijdrageovereenkomst verstrekt.
6
Liechtenstein wordt vrijgesteld van deelname en financiële bijdrage aan dit programma.
Voetnoten
387 D 0516: Besluit 87/516/Euratom, EEG van de Raad van 28 september 1987 (PB nr. L 302 van 24. 10. 1987, blz. 1).
Besluit 2009/334/EG van de Commissie van 20 april 2009 ( PB L 101 van 21.4.2009, blz. 22).
32007 R 0219: Verordening (EG) nr. 219/2007 van de Raad van 27 februari 2007 betreffende de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming voor de realisering van het Europese nieuwe generatie luchtverkeersbeveiligingssysteem (SESAR) (PB L 64 van 2.3.2007, blz. 1), gewijzigd:
- —
32008 R 1361:Verordening (EG) nr. 1361/2008 van de Raad van 16 december 2008 (PB L 352 van 31.12.2008, blz. 12).
- —
32014 R 0721: Verordening (EU) nr. 721/2014 van de Raad van 16 juni 2014 (PB L 192 van 1.7.2014, blz. 1).
PB L 126 van 21.5.2009, blz. 13.
PB L 207 van 4.8.2015, blz. 1.
PB L 309 van 8.11.2012, blz. 38.
391 D 0049: Besluit 91/49/EEG van de Raad van 26 november 1991 (PB nr. L 28 van 2.2.1991, blz. 29). Ten aanzien van Besluit 91/49/EEG van de Raad wordt overeengekomen dat de EVA-Staten met ingang van 1 januari 1994 bijdragen in de administratiekosten die verband houden met de vervolgmaatregelen van de Gemeenschap uit hoofde van begrotingslijn B3–4104 ‘Acties ten behoeve van ouderen’.
375 R 1365:Verordening (EEG) nr. 1365/75 van de Raad van 26 mei 1975 betreffende de oprichting van een Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden (PB nr. L 139 van 30.5.1975, blz. 1), gewijzigd bij:
- —
1 79 H:Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden en aanpassing van de Verdragen — Toetreding van de Helleense Republiek (PB nr. L 291 van 19.11.1979, blz. 111)
- —
1 85 I:Akte beteffende[lees: betreffende] de toetredingsvoorwaarden en aanpassing van de Verdragen — Toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek (PB nr. L 302 van 15.11.1985, blz. 170);
- —
1 94 N: Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond (PB C 241 van 29.8.1994, blz. 21, zoals aangepast in PB L 1 van 1.1.1995, blz. 1);
- —
[CELEX-nummer]: Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassingen van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond, goedgekeurd op 16 april 2003.