Einde inhoudsopgave
Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen
Artikel 9
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2023
- Bronpublicatie:
24-11-2022, Stb. 2022, 473 (uitgifte: 28-11-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-11-2022, Stb. 2022, 473 (uitgifte: 28-11-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
1.
Olie of vet, aanwezig in de bereidplaats en kennelijk bestemd voor het bakken of frituren van eetwaren, moet, onverminderd andere op die grondstof van toepassing zijnde wettelijke bepalingen, voldoen aan de eis dat het gehalte aan dimere en polymere triglyceriden niet hoger is dan 16%.
2.
Voor de bereiding of verwerking van eet- en drinkwaren mag geen gebruik worden gemaakt van oliën en vetten welke:
- a.
zijn bereid uit afval, ontstaan:
- 1°
bij de raffinage van vetten; of
- 2°
in afvalwater-reinigingsinstallaties;
- b.
zijn verkregen bij de destructie van dierlijk materiaal; of
- c.
zijn verontreinigd met stoffen die bij de normale raffinage niet verwijderbaar zijn dan wel met vetten of oliën reageren.
3.
In bereidplaatsen, kennelijk bestemd voor het bakken of frituren van eetwaren, mag geen andere olie of ander vet voorhanden of in voorraad worden gehouden dan olie of vet, dat voldoet aan het eerste en tweede lid.