Einde inhoudsopgave
Verdrag aangaande de uitlevering en de rechtshulp in strafzaken tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden
Artikel 38
Geldend
Geldend vanaf 11-12-1967
- Bronpublicatie:
27-06-1962, Trb. 1962, 97 (uitgifte: 25-09-1962, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
11-12-1967
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-11-1967, Trb. 1967, 183 (uitgifte: 01-01-1967, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Uitlevering en overlevering
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationaal strafrecht / Justitiële en politionele samenwerking
1.
Voor zover in dit hoofdstuk niet anders wordt bepaald kunnen de rogatoire commissies en andere verzoeken om rechtshulp door de rechterlijke autoriteiten van de verzoekende Partij rechtstreeks worden gericht tot de rechterlijke autoriteiten van de aangezochte Partij. Zij zullen, vergezeld van de documenten die op hun uitvoering betrekking hebben, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenkomst van de Ministers van Justitie worden teruggezonden.
2.
De verzoeken bedoeld in artikel 36, lid 1, kunnen door de rechterlijke autoriteiten rechtstreeks worden gericht tot de betrokken dienst van de aangezochte Partij en de antwoorden kunnen door die dienst rechtstreeks worden teruggezonden. De verzoeken bedoeld in artikel 36, tweede lid, zullen door de Minister van Justitie van de verzoekende Partij tot de Minister van Justitie van de aangezochte Partij worden gericht.
3.
De verzoeken bedoeld in artikel 33 zullen door de Ministers van Justitie tot elkaar worden gericht.
4.
In de gevallen, waarin het onderhavige hoofdstuk rechtstreekse toezending toestaat kan deze geschieden via het centrale nationale bureau van de Internationale Politie Organisatie (Interpol).