Einde inhoudsopgave
Regeling gebruik van frequentieruimte zonder vergunning en zonder meldingsplicht 2015
Bijlage 12
Geldend
Geldend vanaf 05-03-2015
- Bronpublicatie:
26-02-2015, Stcrt. 2015, 3750 (uitgifte: 04-03-2015, regelingnummer: WJZ/15030700)
- Inwerkingtreding
05-03-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-02-2015, Stcrt. 2015, 3750 (uitgifte: 04-03-2015, regelingnummer: WJZ/15030700)
- Vakgebied(en)
Informatierecht / Telecommunicatie
behorend bij artikel 2, tweede lid, onder p
(Zie voor een goed begrip van de tabellen het aanhangsel bij de bijlagen 1 tot en met 12)
Subcategorie 1. Generiek UWB-gebruik
Technische vereisten | |||
---|---|---|---|
Frequentiebereik | Maximale gemiddelde spectrale vermogensdichtheid (e.i.r.p.) | Maximaal piekvermogen (e.i.r.p.) (gedefinieeerd[lees: gedefinieerd] in 50 MHz) | |
f ≤ 1,6 GHz | –90 dBm/MHz | –50 dBm | |
1,6 < f ≤ 2,7 GHz | –85 dBm/MHz | –45 dBm | |
2,7 < f ≤ 3,1 GHz | –70 dBm/MHz | –36 dBm | |
3,1 < f ≤ 3,4 GHz | –70 dBm/MHz of –41,3 dBm/MHz bij gebruik van LDC ((1)) of DAA ((2)) | –36 dBm of 0 dBm | |
3,4 < f ≤ 3,8 GHz | –80 dBm/MHz of –41,3 dBm/MHz bij gebruik van LDC ((1)) of DAA ((2)) | –40 dBm of 0 dBm | |
3,8 < f ≤ 4,8 GHz | –70 dBm/MHz of –41,3 dBm/MHz bij gebruik van LDC ((1)) of DAA((2)) | –30 dBm of 0 dBm | |
4,8 < f ≤ 6 GHz | –70 dBm/MHz | –30 dBm | |
6 < f ≤ 8,5 GHz | –41,3 dBm/MHz | 0 dBm | |
8,5 < f ≤ 9 GHz | –65 dBm/MHz of –41,3 dBm/MHz bij gebruik van DAA((2)) | –25 dBm of 0 dBm | |
9 < f ≤ 10,6 GHz | –65 dBm/MHz | –25 dBm | |
F > 10,6 GHz | –85 dBm/MHz | –45 dBm |
Subcategorie 2. Locatiebepalingssystemen type 1 (LT1)
Technische vereisten | ||
---|---|---|
Frequentiebereik | Maximale gemiddelde spectrale vermogensdichtheid (e.i.r.p.) | Maximale piekvermogen (e.i.r.p.) (gedefinieerd in 50 MHz) |
f ≤ 1,6 GHz | –90 dBm/MHz | –50 dBm |
1,6 < f ≤ 2,7 GHz | –85 dBm/MHz | –45 dBm |
2,7 < f ≤ 3,4 GHz | –70 dBm/MHz | –36 dBm |
3,4 < f ≤ 3,8 GHz | –80 dBm/MHz | –40 dBm |
3,8 < f ≤ 6,0 GHz | –70 dBm/MHz | –30 dBm |
6 < f ≤ 8,5 GHz | –41,3 dBm/MHz | 0 dBm |
8,5 < f ≤ 9 GHz | –65 dBm/MHz of –41,3 dBm/MHz bij gebruik van DAA ((1)) | –25 dBm of 0 dBm |
9 < f ≤ 10,6 GHz | –65 dBm/MHz | –25 dBm |
f > 10,6 GHz | –85 dBm/MHz | –45 dBm |
Subcategorie 3. In voertuigen en spoorwegvoertuigen geïnstalleerde UWB-apparatuur
Technische vereisten | ||
---|---|---|
Frequentiebereik | Maximale gemiddelde spectrale vermogensdichtheid (e.i.r.p.) | Maximale piekvermogen (e.i.r.p.) (gedefinieerd in 50 MHz) |
f ≤ 1,6 GHz | –90 dBm/MHz | –50 dBm |
1,6 < f ≤ 2,7 GHz | –85 dBm/MHz | –45 dBm |
2,7 < f ≤ 3,1 GHz | –70 dBm/MHz | –36 dBm |
3,1 < f ≤ 3,4 GHz | –70 dBm/MHz of –41,3 dBm/MHz bij gebruik van LDC((1)) + e.l.((4)) of –41,3 dBm/MHz bij gebruik van TPC((3)) + DAA ((2)) + e.l. (4.) | –36 dBm of ≤ 0 dBm of ≤ 0 dBm |
3,4 < f ≤ 3,8 GHz | –80 dBm/MHz of –41,3 dBm/MHz bij gebruik van LDC((1)) + e.l.((4)) of –41,3 dBm/MHz bij gebruik van TPC((3)) + DAA((2)) + e.l.(4.) | –40 dBm of ≤ 0 dBm of ≤ 0 dBm |
3,8 < f ≤ 4,8 GHz | –70 dBm/MHz of –41,3 dBm/MHz bij gebruik van LDC((1)) + e.l.((4)) of –41,3 dBm/MHz bij gebruik van TPC((3)) + DAA((2)) + e.l.(4.) | –30 dBm of ≤ 0 dBm of ≤ 0dBm |
4,8 < f ≤ 6 GHz | –70 dBm/MHz | –30 dBm |
6 < f ≤ 8,5 GHz | –53,3 dBm/MHz of –41,3 dBm/MHz bij gebruik van LDC((1)) + e.l.((4)) of –41,3 dBm/MHz bij gebruik van TPC((3)) + e.l.((4)) | –13,3 dBm of ≤ 0 dBm of ≤ 0 dBm |
8,5 < f ≤ 9 GHz | –65 dBm/MHz of –41,3 dBm/MHz bij gebruik van TPC((3)) + DAA((2)) + e.l.(4.) | –25 dBm of ≤ 0 dBm |
9 < f ≤ 10,6 GHz | –65 dBm/MHz | –25 dBm |
f > 10,6 GHz | –85 dBm/MHz | –45 dBm |
Subcategorie 4. UWB aan boord van vliegtuigen
De onderstaande tabel bevat de waarden voor de maximale gemiddelde spectrale vermogensdichtheid (e.i.r.p.) en het maximaal piekvermogen (e.i.r.p.) voor korteafstandapparatuur (Short Range Devices, SRD) die gebruikmaken van ultrabreedbandtechnologie (UWB), met of zonder gebruik van mitigatietechnieken.
Technische vereisten | |||
---|---|---|---|
Frequentiebereik | Maximale gemiddelde spectrale vermogens-dichtheid (e.i.r.p.) | Maximaal piekvermogen (e.i.r.p.) (gedefinieerd in 50 MHz) | Vereisten voor mitigatietechnieken |
f ≤ 1,6 GHz | –90 dBm/MHz | –50 dBm | |
1,6 < f ≤ 2,7 GHz | –85 dBm/MHz | –45 dBm | |
2,7 < f ≤ 3,4 GHz | –70 dBm/MHz | –36 dBm | |
3,4 < f ≤ 3,8 GHz | –80 dBm/MHz | –40 dBm | |
3,8 < f ≤ 6,0 GHz | –70 dBm/MHz | –30 dBm | |
6,0 < f ≤ 6,650 GHz | –41,3 dBm/MHz | 0 dBm | |
6,650 < f ≤ 6,6752 GHz | –62,3 dBm/MHz | –21 dBm | Onderdrukking van 21 dB moet worden toegepast om niveau -62,3 dBm/MHz te bereiken1. |
6,6752 < f ≤ 8,5 GHz | –41,3 dBm/MHz | 0 dBm | 7,25 – 7,75 GHz (bescherming FSS) en 7,45 – 7,55 GHz (bescherming MetSat)1.(2) 7,75 – 7,9 GHz (bescherming MetSat)(1)(3) |
8,5 < f ≤ 10,6 GHz | –65 dBm/MHz | –25 dBm | |
f > 10,6 GHz |
Subcategorie 5. Materiaal detectieapparatuur die gebruikmaakt van UWB-technologie
5.1. Materiaaldetectieapparatuur
In het kader van deze beschikking toegestane materiaaldetectieapparatuur voldoet aan de volgende vereisten:
- –
Vaste installatie (toepassing A):
- –
de zender moet automatisch worden uitgeschakeld als de machine niet in werking is (door middel van een ‘werkingssensor’);
- –
de zender maakt gebruik van TPC met een dynamisch bereik van 10 dB overeenkomstig de geharmoniseerde norm EN 302 498-2 vor ODC-toepassingen (objectherkenning en -karakterisering);
- –
de zender is bevestigd aan een vaste installatie.
- –
Niet-vaste installatie (toepassing B):
- –
zender alleen ingeschakeld indien handmatig bediend met een schakelaar zonder vergrendeling (bijvoorbeeld een aanwezigheidssensor die de hand van de bediener registreert) en indien de apparatuur in aanraking met of in de directe nabijheid van het te onderzoeken materiaal is en indien de emissies in de richting van het object zijn gericht (bijvoorbeeld gemeten door een nabijheidssensor of gedwongen door het mechanisch ontwerp);
- –
de zender moet automatisch worden uitgeschakeld als de machine niet in werking is (door middel van een ‘werkingssensor’).
Emissies die worden uitgestraald door in het kader van deze beschikking toegestane materiaaldetectieapparatuur dienen tot een minimum te zijn beperkt en mogen in geen geval de in de onderstaande tabel vastgelegde e.i.r.p.-dichtheidsgrenswaarden overschrijden. De naleving van de in de onderstaande tabel vastgelegde grenswaarden voor niet-vaste installaties (toepassing B) moet worden gewaarborgd bij gebruik van de apparatuur op een representatieve structuur die uit het te onderzoeken materiaal bestaat (bijvoorbeeld een representatieve muur als bepaald in ETSI En 302 435-1 of ETSI EN 302 498-1).
Frequentiebereik | Vaste installaties (toepassing A) | Niet-vaste installaties (toepassing B) Maximale gemiddelde spectrale vermogensdichtheid (e.i.r.p.) | ||
---|---|---|---|---|
Maximale gemiddelde spectrale vermogensdichtheid (e.i.r.p.) | Maximale gemiddelde spectrale vermogensdichtheid (e.i.r.p.) in het horizontale vlak (elevatie van -20º tot 30º) | |||
f < 1,73 GHz | –85 dBm/MHz | –85 dBm/MHz | ||
1,73 < f ≤ 2,2 GHz | –65 dBm/MHz | –70 dBm/MHz | –70 dBm/MHz | |
2,2 < f ≤ 2,5 GHz | –50 dBm/MHz | –50 dBm/MHz | ||
2,5 < f ≤ 2,69 GHz | –65 dBm/MHz (1) | –70 dBm/MHz | –65 dBm/MHz (1)(2) | |
2,69 < f ≤ 2,7 GHz | –55 dBm/MHz | –75 dBm/MHz | –70 dBm/MHz (3) | |
2,7 < f ≤ 2,9 GHz | –50 dBm/MHz | –70 dBm/MHz | –70 dBm/MHz | |
2,9 < f ≤ 3,4 GHz | –50 dBm/MHz | –70 dBm/MHz | –70 dBm/MHz (1) | |
3,4 < f ≤ 3,8 GHz | –50 dBm/MHz | –70 dBm/MHz | –50 dBm/MHz (2)(3) | |
3,8 < f ≤ 4,8 GHz | –50 dBm/MHz | –50 dBm/MHz | ||
4,8 < f ≤ 5 GHz | –55 dBm/MHz | –75 dBm/MHz | –55 dBm/MHz (2)(3) | |
5 < f ≤ 5,25 GHz | –50 dBm/MHz | –50 dBm/MHz | ||
5,25 < f ≤ 5,35 GHz | –50 dBm/MHz | –60 dBm/MHz | –60 dBm/MHz | |
5,35 < f ≤ 5,6 GHz | –50 dBm/MHz | –50 dBm/MHz | ||
5,6 < f ≤ 5,65 GHz | –50 dBM/MHz | –65 dBm/MHz | –65 dBm/MHz | |
5,65 < f ≤ 5,725 GHz | –50 dBm/MHz | –60 dBm/MHz | –60 dBm/MHz | |
5,725 < f ≤ 8,5 GHz | –50 dBm/MHz | –50 dBm/MHz | ||
8,5 < f ≤ 10,6 GHz | –65 dBm/MHz | –65 dBm/MHz | ||
f > 10,6 GHz | –85 dBm/MHz | –85 dBm/MHz |
Het piekvermogen (in dBm) gemeten binnen een bandbreedte van 50 MHz moet onder een grenswaarde liggen die wordt verkregen door een conversiefactor (25 dB) op te tellen bij de waarde ‘Maximale gemiddelde spectrale vermogensdichtheid’ (in dBm/MHz).
5.2 Apparatuur voor de analyse van bouwmaterialen (BMA-apparatuur)
- (1)
In het kader van deze beschikking toegestane BMA-apparatuur voldoet aan de volgende vereisten:
- a)
zender alleen ingeschakeld indien handmatig bediend met een schakelaar zonder vergrendeling en indien de apparatuur in aanraking met of in de directe nabijheid van het te onderzoeken materiaal is en indien de emissies in de richting van het object zijn gericht;
- b)
de BMA-zender moet na max 10s zonder beweging automatisch worden uitgeschakeld;
- c)
de totale uitgestraalde vermogensdichtheid moet 5 dB minder bedragen dan de in de onderstaande tabel vastgelegde maximale gemiddelde spectrale vermogensdichtheid.
- 2.
Door BMA-apparatuur uitgestraalde emissies moeten tot een minimum worden beperkt en mogen in geen geval de in de onderstaande tabel vastgelegde maximale vermogensgrenswaarden overschrijden bij gebruik van de BMA-apparatuur op een representatieve muur zoals bepaald in de ETSI-normen EN 302 435-1 en EN 302 498-2.
Technische vereisten | ||
---|---|---|
Frequentiebereik | Maximale gemiddelde spectrale vermogensdichtheid (e.i.r.p.) | Maximaal piekvermogen (e.i.r.p.) (gedefinieerd in 50 MHz) |
f < 1,73 GHz | –85 dBm/MHz (1) | –45 dBm |
1,73 <f ≤ 2,2 GHz | –65 dBm/MHz | –25 dBm |
2,2 < f ≤ 2,5 GHz | –50 dBm/MHz | –10 dBm |
2,5 < f ≤ 2,69 GHz | –65 dBm/MHz (1) | –25 dBm |
2,69 < f ≤ 2,7 GHz | –55 dBm/MHz (2) | –15 dBm |
2,7 < f ≤ 3,4 GHz | –70 dBm/MHz (1) | –30 dBm |
3,4 < f ≤ 4,8 GHz | –50 dBm/MHz | –10 dBm |
4,8 < f ≤ 5 GHz | –55 dBm/MHz (2) | –15 dBm |
5 < f ≤ 8,5 GHz | –50 dBm/MHz | –10 dBm |
f > 8,5 GHz | –85 dBm/MHz | –45 dBm |
Subcategorie 6. Tankniveau-sondering radar (TLPR)
Technische vereisten (1) | |
---|---|
Frequentiebereik | Maximaal vermogen (e.i.r.p.) 2. |
4,5 < f ≤ 7,0 GHz | 24 dBm |
8,5 < f ≤ 10,6 GHz | 30 dBm |
24,05 < f ≤ 27,0 GHz | 43 dBm |
57,0 < f ≤ 64,0 GHz | 43 dBm |
75,0 < f ≤ 85,0 GHz | 43 dBm |
Subcategorie 7. Grond- en muur indringende radar
Technische vereisten (1) | |
---|---|
Frequentiebereik | Maximale gemiddelde e.i.r.p.-dichtheid (2)(3) |
f ≤ 230 MHz | –65 dBm/MHz |
230 < f ≤ 1000 MHz | –60 dBm/MHz |
1000 < f ≤ 1600 MHz | –65 dBm/MHz |
1600 < f ≤ 3400 MHz | –51,3 dBm/MHz |
3400 < f ≤ 5000 MHz | –41,3 dBm/MHz |
5000 < f ≤ 6000 MHz | –51,3 dBm/MHz |
f > 6000 MHz | –65 dBm/MHz |
Subcategorie 8. Industriële niveau meetradar (Level Probing Radar: LPR)
Technische vereisten (1) | ||
---|---|---|
Frequentiebereik | Maximale gemiddelde spectrale vermogensdichtheid (e.i.r.p.)(2) | Maximaal piekvermogen (e.i.r.p.) (gedefinieerd in 50 MHz)(2) |
6 < f < 8,5 GHz | –33 dBm/MHz | 7 dBm |
24,05 < f < 26,5 GHz | –14 dBm/MHz | 26 dBm |
57 < f < 64 GHz | –2 dBm/MHz | 35 dBm |
75 < f < 85 GHz | –3 dBm/MHz | 34 dBm |
Voetnoten
Binnen de frequentieband 3,1 – 4,8 GHz. De ‘low duty cycle’-mitigatietechniek (LDC) en de bijbehorende grenswaarden zijn vastgelegd in ETSI-norm EN 302 065-1.
Binnen de frequentieband 3,1–4,8 GHz en 8,5–9 GHz. De ‘detect and avoid’-mitigatietechniek (DAA) en de bijbehorende grenswaarden zijn vastgelegd in ETSI-norm EN 302 065-1.
Binnen de frequentieband 3,1 – 4,8 GHz. De ‘low duty cycle’-mitigatietechniek (LDC) en de bijbehorende grenswaarden zijn vastgelegd in ETSI-norm EN 302 065-1.
Binnen de frequentieband 3,1–4,8 GHz en 8,5–9 GHz. De ‘detect and avoid’-mitigatietechniek (DAA) en de bijbehorende grenswaarden zijn vastgelegd in ETSI-norm EN 302 065-1.
Binnen de frequentieband 3,1 – 4,8 GHz. De ‘low duty cycle’-mitigatietechniek (LDC) en de bijbehorende grenswaarden zijn vastgelegd in ETSI-norm EN 302 065-1.
Binnen de frequentieband 3,1–4,8 GHz en 8,5–9 GHz. De ‘detect and avoid’-mitigatietechniek (DAA) en de bijbehorende grenswaarden zijn vastgelegd in ETSI-norm EN 302 065-1.
Binnen de frequentieband 3,1–4,8 GHz en 8,5–9 GHz. De ‘detect and avoid’-mitigatietechniek (DAA) en de bijbehorende grenswaarden zijn vastgelegd in ETSI-norm EN 302 065-1.
De ‘detect and avoid’-mitigatietechniek (DAA) en de bijbehorende grenswaarden zijn vastgelegd in ETSI-norm EN 302 065-2
De ‘low duty cycle’-mitigatietechniek (LDC) en de bijbehorende grenswaarden zijn vastgelegd in ETSI-norm EN 302 065-3.
De uitwendige grenswaarde (exterior limit, e.l.) ≤ -53,3 dBm/MHz is vereist. De uitwendige greswaarde is vastgelegd in ETSI-norm EN 302 065-3.
De ‘transmit power control’-mitigatietechniek (TPC) en de bijbehorende grenswaarden zijn vastgelegd in ETSI-norm EN 302 065-3.
De ‘detect and avoid’-mitigatietechniek (DAA) en de bijbehorende grenswaarden zijn vastgelegd in ETSI-norm EN 302 065-3.
De uitwendige grenswaarde (exterior limit, e.l.) ≤ -53,3 dBm/MHz is vereist. De uitwendige greswaarde is vastgelegd in ETSI-norm EN 302 065-3.
De ‘low duty cycle’-mitigatietechniek (LDC) en de bijbehorende grenswaarden zijn vastgelegd in ETSI-norm EN 302 065-3.
De uitwendige grenswaarde (exterior limit, e.l.) ≤ -53,3 dBm/MHz is vereist. De uitwendige greswaarde is vastgelegd in ETSI-norm EN 302 065-3.
De ‘transmit power control’-mitigatietechniek (TPC) en de bijbehorende grenswaarden zijn vastgelegd in ETSI-norm EN 302 065-3.
De ‘detect and avoid’-mitigatietechniek (DAA) en de bijbehorende grenswaarden zijn vastgelegd in ETSI-norm EN 302 065-3.
De uitwendige grenswaarde (exterior limit, e.l.) ≤ -53,3 dBm/MHz is vereist. De uitwendige greswaarde is vastgelegd in ETSI-norm EN 302 065-3.
De ‘low duty cycle’-mitigatietechniek (LDC) en de bijbehorende grenswaarden zijn vastgelegd in ETSI-norm EN 302 065-3.
De uitwendige grenswaarde (exterior limit, e.l.) ≤ -53,3 dBm/MHz is vereist. De uitwendige greswaarde is vastgelegd in ETSI-norm EN 302 065-3.
De ‘transmit power control’-mitigatietechniek (TPC) en de bijbehorende grenswaarden zijn vastgelegd in ETSI-norm EN 302 065-3.
De ‘detect and avoid’-mitigatietechniek (DAA) en de bijbehorende grenswaarden zijn vastgelegd in ETSI-norm EN 302 065-3.
De uitwendige grenswaarde (exterior limit, e.l.) ≤ -53,3 dBm/MHz is vereist. De uitwendige greswaarde is vastgelegd in ETSI-norm EN 302 065-3.
De ‘low duty cycle’-mitigatietechniek (LDC) en de bijbehorende grenswaarden zijn vastgelegd in ETSI-norm EN 302 065-3.
De uitwendige grenswaarde (exterior limit, e.l.) ≤ -53,3 dBm/MHz is vereist. De uitwendige greswaarde is vastgelegd in ETSI-norm EN 302 065-3.
De ‘transmit power control’-mitigatietechniek (TPC) en de bijbehorende grenswaarden zijn vastgelegd in ETSI-norm EN 302 065-3.
De uitwendige grenswaarde (exterior limit, e.l.) ≤ -53,3 dBm/MHz is vereist. De uitwendige greswaarde is vastgelegd in ETSI-norm EN 302 065-3.
De ‘transmit power control’-mitigatietechniek (TPC) en de bijbehorende grenswaarden zijn vastgelegd in ETSI-norm EN 302 065-3.
De ‘detect and avoid’-mitigatietechniek (DAA) en de bijbehorende grenswaarden zijn vastgelegd in ETSI-norm EN 302 065-3.
De uitwendige grenswaarde (exterior limit, e.l.) ≤ -53,3 dBm/MHz is vereist. De uitwendige greswaarde is vastgelegd in ETSI-norm EN 302 065-3.
Alternatieve mitigatietechnieken die gelijkwaardige bescherming bieden, zoals het gebruik van afgeschermde raampjes, zouden een oplossing kunnen zijn.
Alternatieve mitigatietechnieken die gelijkwaardige bescherming bieden, zoals het gebruik van afgeschermde raampjes, zouden een oplossing kunnen zijn.
Bescherming 7,25–7,75 GHz (Fixed Satellite Service, FSS) en 7,45–7,55 GHz (Meteorological Satellite, MetSat): –51,3-20*log10(10[km]/x[km])(dBm/MHz) voor hoogten boven de grond van meer dan 1.000 meter, waarbij x de hoogte van het vliegtuig boven de grond in kilometer is, en -71,3 dBm/MHz voor hoogten boven de grond van 1.000 meter of minder.
Alternatieve mitigatietechnieken die gelijkwaardige bescherming bieden, zoals het gebruik van afgeschermde raampjes, zouden een oplossing kunnen zijn.
Bescherming 7,75–7,9 GHz (Meteorological Satellite, MetSat): –44,3-20*log10(10[km]/x[km])(dBm/MHz) voor hoogten boven de grond van meer dan 1.000 m, waarbij x de hoogte van het vliegtuig boven de grond in kilometer is, en –64,3 dBm/MHz voor hoogten boven de grond van 1.000 m of minder.
Apparatuur die gebruikmaakt van een LBT-mechanisme (Listen Before Talk) zoals bepaald in de geharmoniseerde norm EN 302 498-2, mag gebruikmaken van de frequentiebereiken 2,5-2,69 GHz en 2,9-3,4 GHz met een maximale gemiddelde spectrale vermogensdichtheid van -50 dBm/MHz.
Apparatuur die gebruikmaakt van een LBT-mechanisme (Listen Before Talk) zoals bepaald in de geharmoniseerde norm EN 302 498-2, mag gebruikmaken van de frequentiebereiken 2,5-2,69 GHz en 2,9-3,4 GHz met een maximale gemiddelde spectrale vermogensdichtheid van -50 dBm/MHz.
Om radiodiensten te beschermen, moeten niet-vaste installaties (toepassing B) aan de volgende vereiste voor de totale uitgestraalde spectrale vermogensdichtheid voldoen: a) in de frequentiebereiken 2,5-2,69 GHz en 4,8-5 GHz moet de totale uitgestraalde spectrale vermogensdichtheid 10 dB minder dan de maximale gemiddelde spectrale vermogensdichtheid bedragen; b) in het frequentiebereik 3,4-3,8 GHz moet de totale uitgestraalde spectrale vermogensdichtheid 5 dB minder dan de maximale gemiddelde spectrale vermogensdichtheid bedragen.
Beperking van de duty cycle tot 10% per seconde.
Apparatuur die gebruikmaakt van een LBT-mechanisme (Listen Before Talk) zoals bepaald in de geharmoniseerde norm EN 302 498-2, mag gebruikmaken van de frequentiebereiken 2,5-2,69 GHz en 2,9-3,4 GHz met een maximale gemiddelde spectrale vermogensdichtheid van -50 dBm/MHz.
Om radiodiensten te beschermen, moeten niet-vaste installaties (toepassing B) aan de volgende vereiste voor de totale uitgestraalde spectrale vermogensdichtheid voldoen: a) in de frequentiebereiken 2,5-2,69 GHz en 4,8-5 GHz moet de totale uitgestraalde spectrale vermogensdichtheid 10 dB minder dan de maximale gemiddelde spectrale vermogensdichtheid bedragen; b) in het frequentiebereik 3,4-3,8 GHz moet de totale uitgestraalde spectrale vermogensdichtheid 5 dB minder dan de maximale gemiddelde spectrale vermogensdichtheid bedragen.
Beperking van de duty cycle tot 10% per seconde.
Om radiodiensten te beschermen, moeten niet-vaste installaties (toepassing B) aan de volgende vereiste voor de totale uitgestraalde spectrale vermogensdichtheid voldoen: a) in de frequentiebereiken 2,5-2,69 GHz en 4,8-5 GHz moet de totale uitgestraalde spectrale vermogensdichtheid 10 dB minder dan de maximale gemiddelde spectrale vermogensdichtheid bedragen; b) in het frequentiebereik 3,4-3,8 GHz moet de totale uitgestraalde spectrale vermogensdichtheid 5 dB minder dan de maximale gemiddelde spectrale vermogensdichtheid bedragen.
Beperking van de duty cycle tot 10% per seconde.
Apparatuur die gebruikmaakt van een LBT-mechanisme (Listen Before Talk) zoals bepaald in de geharmoniseerde norm EN 302 435-1 mag gebruikmaken van het frequentiebereik 1,215 – 1,73 GHz met een maximale gemiddelde spectrale vermogensdichtheid van -70 dBm/MHz en van de frequentiebereiken 2,5-2,69 GHz en 2,7-3,4 GHz met een maximale gemiddelde spectrale vermogensdichtheid van -50 dBm/MHz.
Apparatuur die gebruikmaakt van een LBT-mechanisme (Listen Before Talk) zoals bepaald in de geharmoniseerde norm EN 302 435-1 mag gebruikmaken van het frequentiebereik 1,215 – 1,73 GHz met een maximale gemiddelde spectrale vermogensdichtheid van -70 dBm/MHz en van de frequentiebereiken 2,5-2,69 GHz en 2,7-3,4 GHz met een maximale gemiddelde spectrale vermogensdichtheid van -50 dBm/MHz.
Om de RAS-banden (Radio Astronomy Service) 2,69-2,7 GHz en 4,8-5 GHz te beschermen, moet de totale uitgestraalde spectrale vermogensdichtheid minder dan -65 dBm/MHz bedragen.
Apparatuur die gebruikmaakt van een LBT-mechanisme (Listen Before Talk) zoals bepaald in de geharmoniseerde norm EN 302 435-1 mag gebruikmaken van het frequentiebereik 1,215 – 1,73 GHz met een maximale gemiddelde spectrale vermogensdichtheid van -70 dBm/MHz en van de frequentiebereiken 2,5-2,69 GHz en 2,7-3,4 GHz met een maximale gemiddelde spectrale vermogensdichtheid van -50 dBm/MHz.
Om de RAS-banden (Radio Astronomy Service) 2,69-2,7 GHz en 4,8-5 GHz te beschermen, moet de totale uitgestraalde spectrale vermogensdichtheid minder dan -65 dBm/MHz bedragen.
Technieken om toegang te krijgen tot spectrum en om interferentie te onderdrukken met een vermogen dat ten minste equivalent is aan dat van de technieken die zijn beschreven in de geharmoniseerde normen welke zijn vastgesteld in het kader van Richtlijn 1999/5/EG, zijn verplicht.
Het maximale vermogen geldt in een afgesloten tank en komt overeen met een spectrale dichtheid van -41,3 dBm/MHz e.i.r.p. buiten een testtank met een inhoud van 500 l.
Technieken om toegang te krijgen tot spectrum en om interferentie te onderdrukken met een vermogen dat ten minste equivalent is aan dat van de technieken die zijn beschreven in de geharmoniseerde normen welke zijn vastgesteld in het kader van Richtlijn 1999/5/EG, zijn verplicht.
Het uitgestraalde vermogen is gelijk aan het in de lucht uitgestraalde vermogen als gevolg van de door de apparatuur uitgezonden signalen die niet werden geabsorbeerd door het bestudeerde materiaal.
Er geldt een aanvullende beperking van de maximale gemiddelde e.i.r.p.-dichtheid van -75 dBm/kHz in geval er sprake is van spectraallijnen in de frequentiebanden tussen 1164 en 1215 MHz en tussen 1559 en 1610 MHz.
Automatische vermogensregeling en beperkingen ten aanzien van antennes en equivalente technieken om toegang te krijgen tot spectrum en om interferentie te beperken met een vermogen dat ten minste equivalent is aan dat van de technieken die zijn beschreven in de geharmoniseerde normen welke zijn vastgesteld in het kader van Richtlijn 1999/5/EG zijn verplicht.
Voor de Radio Astronomie locatie Westerbork (52º55’01’ NB – 006º36’15’ OL) gelden de volgende extra beschermingseisen: (a) Van 0 tot 4 km rondom Westerbork is de installatie van LPR apparatuur verboden; (b) Van 4 tot 40 km rondom Westerbork is de antennehoogte van de LPR apparatuur beperkt tot 15 meter.
Voor de Radio Astronomie locatie Westerbork (52º55’01’ NB – 006º36’15’ OL) gelden de volgende extra beschermingseisen: (a) Van 0 tot 4 km rondom Westerbork is de installatie van LPR apparatuur verboden; (b) Van 4 tot 40 km rondom Westerbork is de antennehoogte van de LPR apparatuur beperkt tot 15 meter.