Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake wederzijdse bijstandsverlening bij het bestrijden van rampen, zware ongevallen daaronder begrepen
Artikel 6
Geldend
Geldend vanaf 01-03-1997
- Bronpublicatie:
07-06-1988, Trb. 1988, 95 (uitgifte: 26-07-1988, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-03-1997
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-02-1997, Trb. 1997, 48 (uitgifte: 01-01-1997, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Openbare orde en veiligheid / Rampenbestrijding
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De Overeenkomstsluitende Partijen beperken zo veel mogelijk met het oog op een zo doeltreffend mogelijke bijstand de in acht te nemen formaliteiten bij het overschrijden van de gemeenschappelijke grens.
2.
De commandant van een bijstandseenheid dient in het bezit te zijn van een verklaring, waaruit de te verlenen bijstand, de aard van de eenheid en het aantal tot de eenheid behorende personen blijken. Deze verklaring wordt afgegeven door of namens een bevoegd orgaan, bedoeld in artikel 3 van deze Overeenkomst.
3.
De tot een bijstandseenheid behorende personen zijn vrijgesteld van de verplichting een geldig document om de grens te overschrijden mee te voeren.
4.
Kan in geval van bijzondere spoed de verklaring, bedoeld in het tweede lid, niet worden overgelegd, dan is elk ander passend bewijs dat de grens ten behoeve van bijstandsverlening overschreden moet worden, voldoende.
5.
In geval van bijzondere spoed kan de grens ook buiten de officiële doorlaatposten worden overschreden. De met de grensbewaking en de douane en accijnzen belaste autoriteiten dienen daarvan vooraf in kennis te worden gesteld.