Einde inhoudsopgave
Omgevingswet
Artikel 2.19 (rijkstaken voor de fysieke leefomgeving)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
16-10-2023, Stb. 2023, 376 (uitgifte: 27-10-2023, kamerstukken: 36367)
08-07-2020, Stb. 2020, 310 (uitgifte: 04-09-2020, kamerstukken: 34985)
19-02-2020, Stb. 2020, 83 (uitgifte: 09-03-2020, kamerstukken: 35054)
12-02-2020, Stb. 2020, 172 (uitgifte: 17-06-2020, kamerstukken: 34986)
23-03-2016, Stb. 2016, 156 (uitgifte: 26-04-2016, kamerstukken: 33962)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-12-2023, Stb. 2023, 470 (uitgifte: 15-12-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
20-03-2023, Stb. 2023, 89 (uitgifte: 22-03-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Veiligheid en Justitie
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ministerie van Economische Zaken
- Vakgebied(en)
Waterrecht (V)
Omgevingsrecht / Omgevingswet
Staatsrecht (V)
Milieurecht / Geluid en trillingen
1.
Bij Onze Minister die het aangaat berusten, naast de elders in deze wet en op grond van andere wetten aan het Rijk toegedeelde taken voor de fysieke leefomgeving, de in het tweede tot en met vijfde lid genoemde taken.
2.
De volgende taken voor watersystemen berusten bij Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat:
- a.
het beheer van rijkswateren,
- b.
het voorkomen of tegengaan van landwaartse verplaatsing van de kustlijn, voor zover dat volgens die minister nodig is om te voldoen aan een omgevingswaarde voor de veiligheid van primaire waterkeringen als bedoeld in artikel 2.15, eerste lid, onder d,
- c.
het houden van toezicht op het beheer van primaire waterkeringen door een waterschap of een ander openbaar lichaam,
- d.
het tot stand brengen en beschikbaar stellen van technische leidraden voor het ontwerp en het beheer van primaire waterkeringen.
3.
De volgende taken voor infrastructuur en andere voorzieningen berusten bij Onze daarbij genoemde Minister:
- a.
bij Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat: het behoeden van de staat en werking van de volgende infrastructuur voor nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die infrastructuur:
- 1°
de luchthaven Schiphol en overige burgerluchthavens van nationale betekenis,
- 2°
hoofdspoorweginfrastructuur en bijzondere spoorweginfrastructuur,
- 3°
wegen in beheer bij het Rijk,
- 4°
communicatie-, navigatie- en radarapparatuur buiten luchthavens als bedoeld onder 1°,
- b.
bij Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat: de beheersing van geluid afkomstig van wegen in beheer bij het Rijk en hoofdspoorwegen die zijn aangewezen op grond van artikel 2.15, tweede lid,
- c.
bij Onze Minister van Defensie: het behoeden van de staat en werking van de volgende infrastructuur of andere voorzieningen voor defensie en de nationale veiligheid voor nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die infrastructuur of andere voorzieningen:
- 1°
militaire luchthavens,
- 2°
laagvliegroutes voor jacht- en transportvliegtuigen,
- 3°
militaire terreinen,
- 4°
munitieopslagplaatsen,
- 5°
radarstations en zend- en ontvangstinstallaties buiten militaire luchthavens.
4.
Bij Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties berust de taak van het houden van toezicht op de uitoefening van taken door een waterschap voor het digitaal stelsel, bedoeld in afdeling 20.5.
5.
De volgende taken op het gebied van natuur berusten bij Onze daarbij genoemde Minister:
- a.
bij Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit:
- 1°
het zorg dragen voor het nemen van maatregelen als bedoeld in artikel 2.18, eerste lid, onder g, onder 2°, tweede streep, voor bijzondere nationale natuurgebieden, behalve in de gevallen die zijn aangewezen bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in laatstgenoemd artikelonderdeel,
- 2°
het voor zover mogelijk opstellen van een kwantificering van de instandhoudingsdoelstellingen voor de in Natura 2000-gebieden en bijzondere nationale natuurgebieden te beschermen habitats en soorten,
- 3°
het opstellen van rode lijsten die inzicht geven in met uitroeiing bedreigde of speciaal gevaar lopende dier- en plantensoorten die van nature in Nederland voorkomen,
- 4°
de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten, met uitzondering van de gevallen die zijn aangewezen op grond van artikel 2.18, eerste lid, onder g, onder 3°,
- b.
bij Onze bij algemene maatregel van bestuur aangewezen Minister: het zorg dragen voor het nemen van maatregelen als bedoeld in artikel 2.18, eerste lid, onder g, onder 2°, eerste streep, voor Natura 2000-gebieden of gedeelten daarvan:
- 1°
die een oppervlaktewaterlichaam zijn dat in beheer is bij het Rijk,
- 2°
die voor militaire doeleinden worden gebruikt,
- 3°
die in beheer zijn bij een van Onze andere Ministers dan Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, of eigendom zijn van de Staat der Nederlanden, in bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen.