Einde inhoudsopgave
Mijnbouwwet
Artikel 168 [Overgangsrecht verplichting verwijderen mijnbouwwerken]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2003
- Bronpublicatie:
31-10-2002, Stb. 2002, 542 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken: 26219)
- Inwerkingtreding
01-01-2003
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-12-2002, Stb. 2002, 603 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Mijnbouw
Energierecht (V)
De volgende wetten worden ingetrokken:
- a.
de wet van 21 april 1810 (Bulletin des Lois no. 285);
- b.
de wet van 24 juni 1901, betreffende exploitatie van Staatswege van steenkolenmijnen in Limburg (Stb. 170);
- c.
de wet van 23 maart 1918, tot tijdelijke ontginning van bruinkolen zonder concessie (Stb. 168);
- d.
de wet van 6 maart 1915, houdende bepaling betreffende het gebruik van grond voor mijnontginning (Stb. 141);
- e.
de wet van 18 juni 1918 tot ontginning van steenzout bij Buurse (Stb. 421);
- f.
de wet van 27 september 1920 tot uitbreiding van het Staatsmijnveld (Stb. 752);
- g.
de wet van 17 maart 1923, betreffende afstand van een gedeelte van voor ontginning van Staatswege gereserveerde terreinen (Stb. 102);
- h.
de wet van 20 juni 1924, betreffende opsporing van delfstoffen (Stb. 307);
- i.
de wet van 29 juni 1925, houdende bijzondere regeling voor het verleenen van mijnconcessiën (Stb. 287);
- j.
de wet van 1 mei 1970, houdende regeling betreffende de Mijnraad (Stb. 196);
- k.
de wet van 30 oktober 1997 tot wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet en de Wet op de gevaarlijke werktuigen in verband met uitbreiding van het toepassingsgebied tot de mijnbouwsector (Stb. 536);
- l.
de Mijnwet 1903;
- m.
- n.