Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 974/98 over de invoering van de euro
Artikel 11
Geldend
Geldend vanaf 18-01-2006
- Bronpublicatie:
21-12-2005, PbEU 2005, L 346 (uitgifte: 01-01-2005, regelingnummer: 2169/2005)
- Inwerkingtreding
18-01-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-12-2005, PbEU 2005, L 346 (uitgifte: 01-01-2005, regelingnummer: 2169/2005)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Financieel recht / Bijzondere onderwerpen
Met ingang van de respectieve datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld, geven de deelnemende lidstaten in euro of in cent luidende muntstukken uit, waarvan de nominale waarden en technische specificaties voldoen aan hetgeen de Raad overeenkomstig artikel 106, lid 2, tweede zin, van het Verdrag kan bepalen. Onverminderd artikel 15 en de bepalingen van een conform artikel 111, lid 3, van het Verdrag gesloten overeenkomst met betrekking tot monetaire aangelegenheden, zijn deze muntstukken de enige muntstukken die in alle deelnemende lidstaten de hoedanigheid van wettig betaalmiddel hebben. Behalve de uitgevende autoriteit en personen die specifiek in de nationale wetgeving van de uitgevende lidstaat zijn aangewezen, is geen enkele partij verplicht voor één betaling meer dan vijftig muntstukken te aanvaarden.