Einde inhoudsopgave
Regeling op het specifiek cultuurbeleid
Artikel 2.17 Vergoeding voor vermogensvorming
Geldend
Geldend vanaf 12-11-2019
- Bronpublicatie:
30-10-2019, Stcrt. 2019, 61036 (uitgifte: 11-11-2019, regelingnummer: 17644318)
- Inwerkingtreding
12-11-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-10-2019, Stcrt. 2019, 61036 (uitgifte: 11-11-2019, regelingnummer: 17644318)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
1.
In de gevallen, bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, is de subsidieontvanger aan de minister een door hem te bepalen vergoeding voor vermogensvorming verschuldigd.
2.
Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen. Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door één of drie onafhankelijke deskundigen.
3.
Toepassing van het eerste lid blijft achterwege als de activiteiten van de subsidieontvanger, na toestemming van de minister, door een andere rechtspersoon worden voortgezet en de activa tegen boekwaarde aan die rechtspersoon in eigendom zijn overgedragen.