Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 987/2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels
Artikel 64 Methode voor de berekening van de vaste maandelijkse bedragen en van het vaste totaalbedrag
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2010
- Bronpublicatie:
16-09-2009, PbEU 2009, L 284 (uitgifte: 30-10-2009, regelingnummer: 987/2009)
- Inwerkingtreding
01-05-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-09-2009, PbEU 2009, L 284 (uitgifte: 30-10-2009, regelingnummer: 987/2009)
- Vakgebied(en)
Internationale sociale zekerheid / Algemeen
1.
Voor elke crediteurlidstaat wordt het vaste maandelijkse bedrag per persoon (Fi) voor een kalenderjaar vastgesteld door de gemiddelde jaarlijkse kosten per persoon (Yi), opgesplitst per leeftijdsklasse (i), te delen door 12 en door op het resultaat een aftrek (X) toe te passen volgens de volgende formule:
Fi = Yi*1/12*(l − X)
waarbij:
- —
index i (waarden i = 1, 2 en 3) staat voor de drie leeftijdsklassen die voor de berekening van de vaste bedragen worden gehanteerd:
i = 1: personen onder de 20 jaar
i = 2: personen tussen 20 en 64 jaar
i = 3: personen van 65 jaar en ouder;
- —
Yi staat voor de gemiddelde jaarlijkse kosten per persoon in leeftijdsklasse i, zoals gedefinieerd in lid 2;
- —
de coëfficiënt X (0,20 of 0,15) staat voor de toegepaste aftrek, zoals omschreven in lid 3.
2.
De gemiddelde jaarlijkse kosten per persoon (Yi) in leeftijdsklasse i worden verkregen door de jaarlijkse uitgaven voor het totaal van de verstrekkingen die door de organen van de crediteurlidstaat zijn verleend aan alle personen van de betreffende leeftijdsklasse die onder zijn wetgeving vallen en op zijn grondgebied wonen, te delen door het gemiddelde aantal betrokkenen in deze leeftijdsklasse in het kalenderjaar in kwestie. De berekening wordt gebaseerd op de uitgaven uit hoofde van de in artikel 23 van de toepassingsverordening bedoelde stelsels.
3.
De op het vaste maandelijkse bedrag toe te passen aftrek is in beginsel gelijk aan 20 % (X = 0,20). Deze aftrek is gelijk aan 15 % (X = 0,15) voor gepensioneerden en hun gezinsleden wanneer de bevoegde lidstaat niet in bijlage IV bij de basisverordening wordt vermeld.
4.
Voor elke debiteurlidstaat is het vaste totaalbedrag voor een kalenderjaar de som van de producten die worden verkregen door in elke leeftijdsklasse i de vastgestelde vaste maandelijkse bedragen per persoon te vermenigvuldigen met het aantal maanden dat door de betrokkenen in de crediteurlidstaat in die leeftijdsklasse is vervuld.
Het aantal maanden dat door de betrokkenen in de crediteurlidstaat is vervuld is de som van de kalendermaanden in een kalenderjaar waarin de betrokkenen vanwege hun woonplaats op het grondgebied van de crediteurlidstaat in aanmerking kwamen voor verstrekkingen op dat grondgebied voor rekening van de debiteurlidstaat. Deze maanden worden vastgesteld aan de hand van een inventaris die voor dit doel wordt bijgehouden door het orgaan van de woonplaats, zulks op basis van de door het bevoegde orgaan verstrekte bewijsstukken inzake de rechten van de rechthebbenden.
5.
Uiterlijk 1 mei 2015 dient de Administratieve Commissie een specifiek verslag in over de toepassing van dit artikel, en met name over de in lid 3 bedoelde aftrekken. Op basis van dat verslag kan de Administratieve Commissie een voorstel indienen met wijzigingen die nodig kunnen blijken om ervoor te zorgen dat de berekening van de vaste bedragen de werkelijke uitgaven zo dicht mogelijk benadert en dat de in lid 3 bedoelde aftrekken geen aanleiding geven tot onevenwichtige betalingen of dubbele betalingen voor de lidstaten.
6.
De Administratieve Commissie bepaalt volgens welke methoden en op welke wijze de in de leden 1 tot en met 5 bedoelde factoren voor de berekening van de vaste bedragen worden vastgesteld.
7.
Onverminderd de leden 1 tot en met 4 kunnen de lidstaten de artikelen 94 en 95 van Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad voor de berekening van het vaste bedrag blijven toepassen tot 1 mei 2015, op voorwaarde dat de in lid 3 vastgelegde aftrek wordt toegepast.