Einde inhoudsopgave
Belastingwet BES
Artikel 4.10
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2014
- Bronpublicatie:
18-12-2013, Stb. 2013, 565 (uitgifte: 23-12-2013, kamerstukken: 33752)
- Inwerkingtreding
01-01-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-12-2013, Stb. 2013, 565 (uitgifte: 23-12-2013, kamerstukken: 33752)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Belastingrecht algemeen (V)
1.
De voordelen uit een onroerende zaak worden gesteld op 4% van de waarde van de onroerende zaak, met dien verstande dat ingeval de onroerende zaak een zelfstandige woning betreft, niet zijnde een woning als bedoeld in artikel 4.4, onderdeel a, de voordelen worden gesteld op 4% van de waarde, voor zover deze waarde meer bedraagt dan USD 70.000. Voor de toepassing van de eerste volzin is, mits alle eigenaren natuurlijke personen zijn, artikel 4.2, derde lid, van overeenkomstige toepassing en kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld om te bepalen of sprake is van een zelfstandige woning.
2.
In afwijking van het eerste lid worden de voordelen uit een onroerende zaak bij een belastingplichtige als bedoeld in artikel 4.2, vierde lid, bepaald op basis van het eerste lid, en vervolgens vermenigvuldigd met een gebruiksfactor. De gebruiksfactor is het aantal dagen in het kalenderjaar dat de belastingplichtige een onroerende zaak waarvan hij het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht heeft mag gebruiken, gedeeld door het aantal dagen in het kalenderjaar. Indien de hiervoor bedoelde belastingplichtigen de onroerende zaak in totaal minder dan het aantal dagen in het kalenderjaar mogen gebruiken wordt het op grond van de eerste twee volzinnen bepaalde voordeel vermenigvuldigd met een leegstandsfactor. Deze leegstandsfactor bedraagt het aantal dagen in het kalenderjaar gedeeld door het totaal aantal dagen dat deze belastingplichtigen de onroerende zaak mogen gebruiken.