Einde inhoudsopgave
Wet op de dierproeven
Artikel 13f
Geldend
Geldend vanaf 13-01-2018
- Bronpublicatie:
20-12-2017, Stb. 2018, 3 (uitgifte: 12-01-2018, kamerstukken: 34814)
- Inwerkingtreding
13-01-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2017, Stb. 2018, 3 (uitgifte: 12-01-2018, kamerstukken: 34814)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Dierenrecht / Algemeen
1.
De fokker, de leverancier en de gebruiker zijn, onverminderd hun gehoudenheid de desbetreffende voorschriften, verbonden aan een voor hen geldende instellingsvergunning of ontheffing, na te leven, verplicht ervoor zorg te dragen dat zij over voldoende personeel beschikken en dat de dieren behoorlijk worden verzorgd, behandeld en gehuisvest, met in achtneming van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te dien aanzien te stellen regelen.
2.
Tot de in het eerste lid bedoelde regelen kunnen behoren regelen met betrekking tot:
- a.
de deskundigheid en de bekwaamheid van degenen die de dieren verzorgen en doden;
- b.
de deskundigheid en de bekwaamheid van degenen die dierproeven verrichten;
- c.
de afmeting en de constructie van de onderkomens waarin de dieren worden gehuisvest;
- d.
het schoonhouden en het verwarmen van de onderkomens;
- e.
de voeding van de dieren;
- f.
de mogelijkheid om vanwege wetenschappelijke redenen of redenen van dierenwelzijn af te wijken van de in het eerste lid bedoelde regelen.
3.
De fokker, leverancier en de gebruiker beschikken ter plaatse over een of meer personen die:
- a.
verantwoordelijk zijn voor het toezicht op het welzijn en de verzorging van de dieren in de inrichting;
- b.
ervoor zorgen dat personeelsleden die met de dieren omgaan, toegang hebben tot specifieke informatie betreffende de in de inrichting gehuisveste soorten;
- c.
ervoor zorgen dat personeelsleden voldoende geschoold en bekwaam zijn, voortdurend worden opgeleid en onder toezicht staan totdat zij het bewijs van de vereiste bekwaamheid hebben geleverd.
4.
De gebruiker beschikt over personen als bedoeld in artikel 10a1, eerste lid, die verzekeren dat:
- a.
een eind wordt gemaakt aan onnodige pijn, lijden, angst of blijvende schade die tijdens een dierproef bij een dier worden veroorzaakt; en
- b.
een project wordt uitgevoerd in overeenstemming met de daarvoor verleende projectvergunning en indien dat niet het geval is, passende maatregelen worden getroffen om dit te corrigeren en deze maatregelen worden geregistreerd.
5.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de in het derde en vierde lid bedoelde personen.