Einde inhoudsopgave
Wet voortgezet onderwijs 2020
Artikel 5.6 Bepalen van de hoogte van de bekostiging
Geldend
Geldend vanaf 01-08-2022
- Bronpublicatie:
27-01-2021, Stb. 2021, 57 (uitgifte: 10-02-2021, kamerstukken: 35611)
30-09-2020, Stb. 2020, 379 (uitgifte: 14-10-2020, kamerstukken: 35297)
- Inwerkingtreding
01-08-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-11-2021, Stb. 2021, 599 (uitgifte: 09-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
29-11-2021, Stb. 2021, 599 (uitgifte: 09-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met de wet van 28-10-2020, Stb. 437.
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Voortgezet onderwijs
1.
Onze Minister stelt de hoogte van de bekostiging, bedoeld in de artikelen 5.4 en 5.5, zodanig vast dat zij voldoet aan de redelijke behoeften van een in normale omstandigheden verkerende school.
2.
Bij ministeriële regeling worden jaarlijks voor 1 oktober de bedragen, bedoeld in de artikelen 5.4, eerste lid, en 5.5 vastgesteld en worden regels gesteld over de termijnen van de betaling daarvan.
3.
De vastgestelde bedragen gelden voor het kalenderjaar volgend op het tijdstip van vaststelling.
4.
Bij de vaststelling van de bedragen, bedoeld in het eerste lid, of bij tussentijdse aanpassing van die bedragen, worden volgens bij ministeriële regeling te stellen regels loon- en prijsontwikkelingen verwerkt, tenzij de toestand van 's Rijks financiën zich daartegen verzet.