Overeenkomst tusschen Nederland en Liberia tot regeling der wederzijdsche uitlevering van misdadigers
Artikel II
Geldend
Geldend vanaf 30-10-1896
- Bronpublicatie:
02-02-1895, Stb. 1896, 143 (uitgifte: 13-08-1896, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
30-10-1896
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-02-1895, Stb. 1896, 143 (uitgifte: 13-08-1896, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Uitlevering en overlevering
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Overeenkomstig de bepalingen van dit verdrag, zullen worden uitgeleverd zij, die beklaagd zijn van of veroordeeld wegens een der navolgende strafbare feiten:
- 1°
- a.
Aanslag tegen het leven of de vrijheid van den Koning, van de regeerende Koningin, van den Regent, van den President der Republiek, of van een ander Hoofd van een bevrienden Staat, of ondernomen met het oogmerk Hen tot regeeren ongeschikt te maken;
- b.
Aanslag tegen het leven of de vrijheid van de niet-regeerende Koningin, van den vermoedelijken Troonopvolger of van een lid van het Koninklijk Huis;
- 2°
Doodslag of moord, kinderdoodslag of kindermoord;
- 3°
Verkrachting, dubbel huwelijk, het opzettelijk veroorzaken van de afdrijving of den dood der vrucht van eene vrouw door haar zelve of door anderen;
- 4°
Mishandeling, die zwaar lichamelijk letsel of den dood ten gevolge heeft, of zware mishandeling;
- 5°
Opzettelijke brandstichting;
- 6°
Oproer door twee of meer personen aan boord van een schip op de hooge zee tegen het gezag van den schipper;
- 7°
Inbraak, of de daarmede in de Nederlandsche wet overeenkomende strafbare feiten van diefstal gedurende den voor de nachtrust bestemden tijd, in een bewoond huis door iemand die zich den toegang heeft verschaft door middel van braak of inklimming of met geweld;
- 8°
Roof of het daarmede overeenkomende strafbaar feit, in de Nederlandsche wet strafbaar gesteld, onder de omschrijving van diefstal, gepleegd met geweld of door middel van bedreiging;
- 9°
Valschheid in geschrift, met inbegrip van officieele stukken van de Regeering of van de administratieve of rechterlijke macht, den titel of de vordering op geldswaarden of goederen aandoende of het opzettelijk gebruik maken van die valsche of vervalschte geschriften of stukken;
- 10°
Valsche munt en het opzettelijk in omloop brengen van valsche of vervalschte muntspeciën of muntpapier, valschheid in geschriften, schuldbrieven of certificaten van schuld van eenigen staat, provincie of gemeente, of in de daarbij behoorende dividend- of rentebewijzen, of in bankbiljetten, en het opzettelijk gebruik maken van die valsche of vervalschte stukken, het maken of vervalschen van van rijkswege uitgegeven zegels;
- 11°
Meineed;
- 12°
Omkooping van openbare ambtenaren, voor zoover de wetten der beide Landen op dien grond uitlevering toelaten; knevelarij; verduistering door ambtenaren of daarmede gelijkgestelden;
- 13°
Verduistering, gepleegd in dienstbetrekking, wanneer daartegen door de wetgevingen van beide Landen hechtenis of eene zwaardere straf wordt bedreigd;
- 14°
Het opzettelijk en wederrechtelijk doen zinken of stranden vernielen, onbruikbaar maken of beschadigen van een schip, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is;
- 15°
Wegvoering en opzettelijke onttrekking van een minderjarige aan het wettig over hem gesteld gezag tot een wederrechtelijk doel;
- 16°
Oplichting;
- 17°
Diefstal;
- 18°
Het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen of belemmeren van spoorwegen, waardoor het leven van menschen in gevaar wordt gebracht;
- 19°
Bedriegelijke bankbreuk.
Onder de voorgaande qualificatiën zijn begrepen de poging en de medeplichtigheid, voor zoover zij strafbaar gesteld zijn bij de wetgeving van het Land aan hetwelk de uitlevering wordt gevraagd.