Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2019/1150 ter bevordering van billijkheid en transparantie voor zakelijke gebruikers van onlinetussenhandelsdiensten
Artikel 14 Door vertegenwoordigende organisaties of verenigingen en door publieke organen ingeleide gerechtelijke procedures
Geldend
Geldend vanaf 31-07-2019
- Bronpublicatie:
20-06-2019, PbEU 2019, L 186 (uitgifte: 11-07-2019, regelingnummer: 2019/1150)
- Inwerkingtreding
31-07-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-06-2019, PbEU 2019, L 186 (uitgifte: 11-07-2019, regelingnummer: 2019/1150)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
Informatierecht / ICT
1.
Organisaties en verenigingen die een rechtmatig belang hebben bij het vertegenwoordigen van zakelijke gebruikers of bij het vertegenwoordigen van bedrijfswebsitegebruikers, alsmede in de lidstaten opgezette publieke organen, hebben het recht een vordering in te stellen bij bevoegde nationale rechterlijke instanties in de Unie, in overeenstemming met het recht van de lidstaat waar de vordering wordt ingesteld, teneinde niet-naleving door onlinetussenhandelsdienstverleners of door aanbieders van onlinezoekmachines van de toepasselijke in deze verordening vastgestelde vereisten te beëindigen of te verbieden.
2.
De Commissie moedigt de lidstaten aan om beste praktijken en informatie uit te wisselen met andere lidstaten, op basis van registers van onrechtmatige handelingen die het voorwerp zijn geweest van een nationaal gerechtelijk bevel tot beëindiging van de inbreuk, wanneer dergelijke registers door de desbetreffende overheidsorganen of autoriteiten worden opgezet.
3.
Organisaties of verenigingen hebben het in lid 1 bedoelde recht uitsluitend wanneer zij aan alle volgende vereisten voldoen:
- a)
zij zijn op geldige wijze overeenkomstig het recht van een lidstaat opgericht;
- b)
zij streven doelstellingen na die in het gezamenlijk belang zijn van de groep zakelijke gebruikers of bedrijfswebsitegebruikers die zij op structurele basis vertegenwoordigen;
- c)
zij hebben geen winstoogmerk;
- d)
hun besluitvorming wordt niet onnodig beïnvloed door derden die financiering verstrekken, met name onlinetussenhandelsdienstverleners of onlinezoekmachines.
Daartoe maken organisaties en verenigingen informatie over de leden en de bron van de financiering volledig openbaar.
4.
In de lidstaten waarin publieke organen zijn opgezet, hebben die publieke organen het in lid 1 bedoelde recht wanneer zij belast zijn met het verdedigen van de gezamenlijke belangen van zakelijke gebruikers of bedrijfswebsitegebruikers of met het waarborgen van de naleving van de in deze verordening vastgestelde vereisten, overeenkomstig het nationale recht van de betrokken lidstaat.
5.
De lidstaten kunnen:
- a)
in hun lidstaat gevestigde organisaties en verenigingen aanwijzen die ten minste voldoen aan de voorschriften van lid 3 en de lidstaat verzoeken het in lid 1 bedoelde recht te verkrijgen;
- b)
in hun lidstaat opgezette overheidsorganen aanwijzen die voldoen aan de voorschriften van lid 4,
en waaraan het in lid 1 bedoelde recht is toegekend. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de naam en het doel van zulke aangewezen organisaties, verenigingen of publieke organen.
6.
De Commissie stelt een lijst op van de overeenkomstig lid 5 aangewezen organisaties, verenigingen en overheidsorganen. Deze lijst specificeert het doel van die organisaties, verenigingen of overheidsorganen. Deze lijst wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. In deze lijst aangebrachte veranderingen worden onverwijld bekendgemaakt en in elk geval wordt er om de zes maanden een geactualiseerde versie van de lijst opgesteld en bekendgemaakt.
7.
De rechterlijke instanties aanvaarden de in lid 6 bedoelde lijst als bewijs van de bekwaamheid om te handelen van de organisatie, vereniging of het overheidsorgaan, onverminderd hun recht om na te gaan of de doelstelling van de klager het instellen van een actie in een specifiek geval rechtvaardigt.
8.
Indien een lidstaat of de Commissie bezwaren opwerpt met betrekking tot de naleving van de in lid 3 vastgestelde criteria door een organisatie of vereniging, of met betrekking tot de in lid 4 vastgestelde criteria door een overheidsorgaan, onderzoekt de lidstaat die de organisatie, de vereniging of het overheidsorgaan overeenkomstig lid 5 heeft aangewezen deze bezwaren en herroept hij in voorkomend geval de aanwijzing indien een of meer van de criteria niet worden nageleefd.
9.
Het in lid 1 bedoelde recht laat het recht van zakelijke gebruikers en bedrijfswebsitegebruikers onverlet om bij bevoegde nationale rechterlijke instanties een vordering in te stellen overeenkomstig het recht van de lidstaat waar de vordering wordt ingesteld, op grond van individuele rechten en met als doel een einde te maken aan de niet-naleving door onlinetussenhandelsdienstverleners of aanbieders van onlinezoekmachines van de toepasselijke in deze verordening vastgestelde voorschriften.