Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2013/34/EU jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen
Artikel 23 Vrijstellingen van consolidatie
Geldend
Geldend vanaf 05-01-2023
- Bronpublicatie:
14-12-2022, PbEU 2022, L 322 (uitgifte: 16-12-2022, regelingnummer: 2022/2464)
- Inwerkingtreding
05-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-12-2022, PbEU 2022, L 322 (uitgifte: 16-12-2022, regelingnummer: 2022/2464)
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Jaarrekeningenrecht
Europees belastingrecht (V)
1.
Kleine groepen worden vrijgesteld van de verplichting om geconsolideerde financiële overzichten en een geconsolideerd bestuursverslag op te stellen, behalve wanneer enige verbonden onderneming een organisatie van openbaar belang is.
2.
De lidstaten kunnen middelgrote groepen vrijstellen van de verplichting om geconsolideerde financiële overzichten en een geconsolideerd bestuursverslag op te stellen, behalve wanneer enige verbonden onderneming een organisatie van openbaar belang is.
3.
Niettegenstaande de leden 1 en 2 van dit artikel verleent een lidstaat in de volgende gevallen aan elke onder het nationale recht van die lidstaat vallende moederonderneming (de vrijgestelde onderneming) die ook een dochteronderneming is, met inbegrip van een organisatie van openbaar belang, tenzij deze organisatie van openbaar belang onder artikel 2, punt 1, onderdeel a), valt, vrijstelling van de verplichting om geconsolideerde financiële overzichten en een geconsolideerd bestuursverslag op te stellen, indien haar eigen moederonderneming onder het recht van een lidstaat valt en:
- a)
de moederonderneming van de vrijgestelde onderneming alle aandelen van de vrijgestelde onderneming in bezit heeft. De aandelen van de vrijgestelde onderneming die uit hoofde van een wettelijke of statutaire verplichting door leden van haar bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan worden gehouden, worden niet in aanmerking genomen; of
- b)
de moederonderneming van de vrijgestelde onderneming ten minste 90 % van de aandelen van de vrijgestelde onderneming in bezit heeft en de overige aandeelhouders van of vennoten in de vrijgestelde onderneming het gebruik van de vrijstelling hebben goedgekeurd.
4.
Voor de in lid 3 bedoelde vrijstellingen wordt aan alle volgende voorwaarden voldaan:
- a)
de vrijgestelde onderneming en, onverminderd lid 9, al haar dochterondernemingen worden geconsolideerd in de financiële overzichten van een groter geheel van ondernemingen waarvan de moederonderneming onder het recht van een lidstaat valt;
- b)
de in punt a) bedoelde geconsolideerde financiële overzichten en het geconsolideerde bestuursverslag van het grotere geheel van ondernemingen worden door de moederonderneming van dat geheel van ondernemingen opgesteld overeenkomstig het recht van de lidstaat waaronder die moederonderneming valt, conform deze richtlijn, met uitzondering van de vereisten van artikel 29 bis, of conform de internationale standaarden voor jaarrekeningen die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 zijn goedgekeurd;
- c)
met betrekking tot de vrijgestelde onderneming worden de volgende stukken, op de wijze als voorgeschreven bij het recht van de lidstaat waaronder de vrijgestelde onderneming valt, overeenkomstig artikel 30 openbaar gemaakt:
- i)
de in punt a) bedoelde geconsolideerde financiële overzichten en het in punt b) bedoelde geconsolideerde bestuursverslag,
- ii)
de controleverklaring, en
- iii)
in voorkomend geval, het in lid 6 bedoelde aan de geconsolideerde overzichten gehechte document.
Die lidstaat kan voorschrijven dat de in de punten i), ii) en iii), bedoelde stukken in de officiële taal van die lidstaat openbaar worden gemaakt en dat elke vertaling ervan wordt gecertificeerd;
- d)
in de toelichting bij de jaarlijkse financiële overzichten van de vrijgestelde onderneming wordt het volgende vermeld:
- i)
de naam en de zetel van de moederonderneming die de in punt a) bedoelde geconsolideerde financiële overzichten opstelt; en
- ii)
de vrijstelling van de verplichting om geconsolideerde financiële overzichten en een geconsolideerd bestuursverslag op te stellen.
5.
Onverminderd de leden 1, 2 en 3 van het onderhavig artikel kan een lidstaat in niet onder lid 3 vallende gevallen vrijstelling verlenen van de verplichting om geconsolideerde financiële overzichten en een geconsolideerd bestuursverslag op te stellen, aan enige onder het nationale recht van die lidstaat vallende moederonderneming (de vrijgestelde onderneming) die ook een dochteronderneming is, met inbegrip van een organisatie van openbaar belang, tenzij deze organisatie van openbaar belang onder artikel 2, punt 1, onderdeel a), valt, waarvan de moederonderneming onder het recht van een lidstaat valt, mits alle voorwaarden van lid 4 vervuld zijn en mits bovendien:
- a)
de aandeelhouders van of deelnemers in de vrijgestelde onderneming die een minimumpercentage van het geplaatste kapitaal van die onderneming bezitten, niet uiterlijk zes maanden voor het eind van het boekjaar om de opstelling van geconsolideerde financiële overzichten hebben verzocht;
- b)
het in punt a) bedoelde minimumpercentage de volgende grensbedragen niet overschrijdt:
- i)
10 % van het geplaatste kapitaal in het geval van naamloze vennootschappen en commanditaire vennootschappen op aandelen; en
- ii)
20 % van het geplaatste kapitaal in het geval van ondernemingen met andere rechtsvormen;
- c)
de lidstaat het verlenen van de vrijstelling niet afhankelijk maakt van de volgende voorwaarden:
- i)
de voorwaarde dat de moederonderneming die de in lid 4, punt a), bedoelde geconsolideerde financiële overzichten heeft opgesteld, onder het nationale recht valt van de lidstaat die de vrijstelling verleent, of
- ii)
voorwaarden betreffende de opstelling en de controle van die financiële overzichten.
6.
Een lidstaat kan de in de leden 3 en 5 bedoelde vrijstellingen afhankelijk maken van het verstrekken, overeenkomstig deze richtlijn, van aanvullende gegevens in de in lid 4, punt a), bedoelde geconsolideerde financiële overzichten of in een daaraan gehecht document, indien die gegevens worden verlangd van onder het nationale recht van die lidstaat vallende ondernemingen die geconsolideerde financiële overzichten moeten opstellen en in dezelfde situatie verkeren.
7.
De leden 3 tot en met 6 laten de wetgevingen van de lidstaten betreffende de opstelling van geconsolideerde financiële overzichten of een geconsolideerd bestuursverslag onverlet voor zover die stukken worden verlangd:
- a)
ter voorlichting van de werknemers of van hun vertegenwoordigers; of
- b)
door overheid of rechter voor eigen kennisneming.
8.
Onverminderd leden 1, 2, 3 en 5 van onderhavig artikel kan een lidstaat die voorziet in vrijstellingen krachtens de leden 3 en 5 van dit artikel, ook vrijstelling verlenen van de verplichting om geconsolideerde financiële overzichten en een geconsolideerd bestuursverslag op te stellen aan elke onder het nationale recht van die lidstaat vallende moederonderneming (de vrijgestelde onderneming) die ook een dochteronderneming is, met inbegrip van een entiteit van openbaar belang tenzij deze entiteit van openbaar belang valt onder artikel 2, punt 1, onderdeel a), waarvan de moederonderneming niet valt onder het recht van een lidstaat indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
- a)
de vrijgestelde onderneming en, onverminderd lid 9, al haar dochterondernemingen worden geconsolideerd in de financiële overzichten van een groter geheel van ondernemingen;
- b)
de in punt a) bedoelde geconsolideerde financiële overzichten en, in voorkomend geval, het geconsolideerde bestuursverslag worden opgesteld:
- i)
conform deze richtlijn, met uitzondering van de vereisten van artikel 29 bis,
- ii)
conform de internationale standaarden voor jaarrekeningen die op grond van Verordening (EG) nr. 1606/2002 zijn vastgesteld,
- iii)
op een wijze die gelijkwaardig is met de geconsolideerde financiële overzichten en geconsolideerde bestuursverslagen die conform deze richtlijn, met uitzondering van de vereisten van artikel 29 bis, zijn opgesteld, of
- iv)
op een wijze die gelijkwaardig is met de internationale standaarden voor jaarrekeningen die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1569/2007 van de Commissie van 21 december 2007 waarbij ter uitvoering van de Richtlijnen 2003/71/EG en 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad een mechanisme wordt opgezet voor het nemen van een besluit over de gelijkwaardigheid van standaarden voor jaarrekeningen die door effectenuitgevende instellingen van derde landen worden toegepast 1. zijn goedgekeurd;
- c)
de in punt a) bedoelde geconsolideerde financiële overzichten zijn gecontroleerd door een of meer wettelijke auditors of auditkantoren die bevoegd zijn tot controle van de financiële overzichten krachtens het nationale recht waaronder de onderneming valt die die overzichten heeft opgesteld.
Lid 4, punten c) en d), en de leden 5, 6 en 7 zijn van toepassing.
9.
Een onderneming, ook als deze een organisatie van openbaar belang is, hoeft niet in de geconsolideerde financiële overzichten te worden opgenomen indien aan ten minste een van de volgende voorwaarden voldaan is:
- a)
in zeer uitzonderlijke gevallen waar de gegevens die nodig zijn om de geconsolideerde financiële overzichten overeenkomstig deze richtlijn op te stellen, niet zonder onevenredige kosten of onverantwoorde vertraging kunnen worden verkregen;
- b)
de aandelen in deze onderneming worden uitsluitend met het oog op latere vervreemding gehouden; of
- c)
ingrijpende en langdurige beperkingen bemoeilijken in wezenlijke mate:
- i)
de moederonderneming in de uitoefening van haar rechten ten aanzien van het vermogen of in de uitoefening van het bestuur over deze onderneming; of
- ii)
de uitoefening van de centrale leiding over die onderneming, indien er met die onderneming een van de in artikel 22, lid 7, omschreven betrekkingen bestaat.
10.
Onverminderd artikel 6, lid 1, onder b), artikel 21 en leden 1 en 2 van dit artikel, wordt een moederonderneming, ook als deze een organisatie van openbaar belang is, vrijgesteld van de in artikel 22 opgelegde verplichting indien:
- a)
zij alleen dochterondernemingen heeft die noch afzonderlijk noch collectief van materieel belang zijn; of
- b)
al haar dochterondernemingen op grond van lid 9 van dit artikel buiten de consolidatie kunnen worden gelaten.
Voetnoten
PB L 340 van 22.12.2007, blz. 66.